Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Exodus 25 : 40 (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Exodus 25 : 40 (2)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Predikatie gehouden ter inleiding op het gebed, voor het samertkomen der kerk in Generale Synode, op Maandagavond 24 Juli 1944 te Apeldoorn, door Ds. W. Kremer van Leeuwarden.

Zie dan toe, dat gij het maakt naar hun voorbeeld, hetwelk u op den berg getoond is.
II. VAN DEN BERG BEGONNEN.
Gemakkelijk was de opdracht niet, waarmede Mozes van den berg afdaalde: Zie toe, dat gij het maakt. Hier is de wondere ineenvloeiing van het werk Gods en dat des menschen. Hier wordt de mensch hersteld tot zijn wondere roeping van ambtsdrager Gods.
Niets is zoozeer een werk Gods dan de bouw van Zijn kerk op aarde. Niemand kan haar stichten dan alleen Hij. Niemand kan haar daarom uitroeien. De poorten der hel zullen haar nooit overweldigen. God is in hare paleizen.
Maar dit wondere werk Gods is tegelijk onze taak. Bij het tot openbaring brengen van deze woning Gods wordt Mozes, ja héél Israël ingeschakeld. Het mag er aan medewerken. Welk een eere schuilt er in de opdracht: zie toe, dat gij het maakt!
Het innerlijke en het uiterlijke vormen hier geen tegenstelling. Wie het diepst mocht schouwen op den berg zal het meest bezield zijn tot den bouw. Ons werk mag vertoonen een heilige reflex op wat de Heere deed zien van zijn voornemen.
Gods kerk-gedachte moet in ons ingaan, dóór ons heengaan tot een drang van onzen wil, om haar van ons te doen uitgaan in een beleven in-de-daad.
Mede door ons moet de kerk verrijzen als pilaar en vastigheid der waarheid; een spiegel van de deugden Gods; een uitdeelster der menigerlei genade des Heeren; een bewaarster van de schatten des verbonds. Zonder onze trouw zal zij niet kunnen zijn: tent der getuigenis.
Lijdelijkheid is daarom de dood voor de openbaring der kerk op aarde. Zij kan wel groote woorden spreken over het werk Gods, maar vergeet de opdracht op den berg gegeven.
Hoe rijk heeft de Pinksterkerk deze opdracht aanvaard. Zij beleefde haar vervuld zijn met den Heiligen Geest in godzalige kerkelijkheid. Zij wist dit te zijn naar het voorbeeld op den berg getoond.
Dan is alle kerkarbeid diep doorvoeld van verantwoordelijkheid maar ook van bereidvaardigheid om de dingen te maken naar het voorbeeld op den berg getoond. Meen daarom nu niet dat dit zulk een gemakkelijke opdracht is. Integendeel. De Heere weet dat. Daarom klinkt zijn waarschuwend: Zie toe!
Op den berg meenen wij deze waarschuwing niet noodig te hebben. Wij staan dan ver boven de moeilijkheden. De Heere heeft maar te spreken en wij zullen doen. Straks verstaaan we echter dat dit: Zie toe, berekend is op een harde werkelijkheid. Het krijgt dan zijn volle kracht.
Immers deze bouw moet begonnen in de woestijn. Zij mag niet wachten tot de rust in Kanaan. Bij al de moeiten en zorgen, ontbering en ongemak, bij de strijd op leven en dood, moet ook de opdracht tot bouwen van Gods huis aanvaard.
Daarbij hoe pijnlijk blijkt straks het onderscheid tusschen het zien op den berg en het arbeiden in de vlakte.
Zoo verheven als het zien was zoo „gewoon” is het bouwen. Daar moet geteld en gemeten worden Handboomen en planken moeten gezaagd, strikjes en lisjes bevestigd worden. Het heilige moet in het heel gewone tot uitdrukking worden gebracht. Daarin zal juist de totalitaire gedachte van Gods verbond uitkomen.
O, wat is er dan een geloof noodig om het verband te zien tusschen het verheven voorbeeld en de doodgewone werkelijkheid.
En welk een teleurstelling is het deel van de bouwers, die van den berg afkomen. Met het heilig voorbeeld voor oogen daalt Mozes van den Sinai. Maar welk een ontmoeting wacht hem! Hij hoort een feestgedruisch! Het volk blijkt hem al vergeten! Zij hebben Aaron ten leidsman gekozen en hem geprest een gouden kalf te maken. Bij dit zichtbaar teeken van Gods tegenwoordigheid willen ze leven. Welk een botsing in Mozes’ ziel! Neen die „van den berg” af komen vinden in de vlakte niet dadelijk gehoor. Zij hebben geloof noodig om te volharden. Eigenwillige altaren rijzen sneller omhoog dan tabernakels Gods! God houdt echter zijn bouwers aan hun opdracht: Ziet toe!
En begint de houw, dan komen, nieuwe bezwaren. Bezwaren van het eigen hart, Hoe gemakkelijk komt de verslapping van binnen uit. Wij zijn geneigd toe te geven aangemakzucht en eigen gedachten. Eerst niet, dan zijn we heel precies. Later lokt de rust en worden we slapper. Terwille van de eenheid met anderen, terwille van de ruimheid zijn we geneigd concessies te doen. De jongeren willen graag wat anders en de tijd eischt aanpassing. Zullen we ons niet wat schikken naar de omstandigheden? Het gaat immers om het behoud van de religie! Waarom dan die strakke vormen en lijnen?
Hier dreigt de klove te gaan gapen tusschen de hartelijke gehoorzaamheid op den berg en het beleven in de laagte.
De Heere blijft waarschuwen: Zie toe!
Hoe gemakkelijk worden de bouwers ontmoedigd! Het hart begeert de volle uitdrukking te zien in den bouw van wat op den berg geschouwd werd.
En dat wordt nooit gevonden! Wat gebouwd werd is besmet en bestoven. Er blijft hier een klove gapen tusschen ideaal en werkelijkheid. Wat gereformeerd is moet dat steeds meer worden en wat bekeerd is, is nooit afbekeerd.
O, het bouwen kan ons dan soms onmogelijk schijnen. Wie kent niet de moedelooze oogenblikken? Dan zijn we teleurgesteld en bedroefd. Bedroefd om het feit dat God in zijn kerk op aarde nooit die eer ontvangt waarop Hij recht heeft.
En toch is dit bouwen vol teleurstelling zoo heilzaam.
Immers wij zouden willen afsluiten en "klaar” zijn. En. zouden we dan niet heimelijk onzen naam er op schrijven? Dan zouden we ons willen laten fotografeeren. „Onze” kerk en wij er voor.
Maar dan kwamen we met de kerk niet in Romeinen 7. En wat meer zegt dan kwamen we niet bij den grooten Bouwmeester Jezus Christus. Hij is het Hoofd der kerk en in Hem alleen is de bouw van het lichaam gewaarborgd.
Gelukte onze bouw tot onze tevredenheid dan kwam de belijdenis der kerk los te staan van de rijke belijdenis van het volmaakte werk van Jezus Christus Gods Zoon onzen Heere.
Ons kerke-werk moete immer open blijven naar boven. Dan kan het Hoofd der kerk zijn genadevolle heilsbediening in ons verheerlijken. Dan blijven we de vernieuwende kracht des Geestes behoeven.
De bouwers zijn dan het sterkst als zij bidden blijven:
O, Vader dat uw liefde ons blijk;
O, Zoon, maak ons uw beeld gelijk;
O, Geest zendt uwen troost ons neer;
Drieeenig God, U zij al de eer.

III AAN DEN BERG GEBONDEN.
Zie toe, dat gij het maakt naar hun voorbeeld dat u op den berg getoond is.
Met dit Woord heeft de Heere alle werk op aarde in de heilige dingen aan den berg gebonden. Nooit groeit de kerk boven dit Woord Gods uit. Hier is haar afhankelijke positie geteekend.
Afhankelijk blijft ze van wat de Heere zegt. Met dat Woord alleen moet zij het „wagen”. Zij is er om de waarheid tot gelding te brengen. Haar taak is te doen zien dat het Woord kerkstichtende kracht heeft. Als naar en door en uit het Woord Gods de kerk niet meer gebouwd kan worden dan is zij geen huis Gods meer hoe groot en invloedrijk zij anders ook mocht worden.
Alleen in levendige beleving van het Woord, blijft zij kerk anders kan zij alles anders worden, behalve dit eene.
Maar ook blijft ze afhankelijk van wat de Heere in haar werkt. Hij moet haar doen leven in gemeenschap met haar Hoofd. Dan is haar bouw tegelijk een organisch groeien. Levende kerk is zij dan. Mist zij dit haar mystieke leven dan wordt zij organisatie, geen organisme.
Deze gebondenheid aan den berg maakt de kerk conservatief. De massa zal haar dan niet volgen.
Nu alles in de crisis is gaan er stemmen op dat ook de kerk zich zal bezinnen op een nieuwen vorm van leven. Elke kerk kan dit, behalve de kerk des Heeren. Zij is gebonden door het Woord haars Heeren: zie toe, dat gij het maakt als op den berg getoond is.
Dat dit geen koppige vasthoudendheid is zonder meer, is onder ons wel duidelijk.
Hier is een niet anders kunnen en daarom niet willen.
Wat der wereld nu het knellend juk der kerk schijnt is haar vrijheid en blijheid.
Immers hoe dieper ze uit dit geheim leeft hoe gemakkelijker de bouw der heilige dingen gaat.
Zij behoeft nu niet zelf in moeizaam peinzen het ontwerp voor het huis des Heeren uit te denken. Zelf behoeft zij niet haar bloed te storten tot heiliging van dit Godsgebouw. Het bloed des verbonds is gegeven tot haar troost. De liefde Gods overstraalt de bouwers. Gods eisch tot den bouw is niet een knellend bevel maar een opgave uit de gave voortvloeiend. Zoo wordt de bouw een liefdedienst, die nooit verdriet.
Weet ge, wat dan door het geloof wordt verstaan? Dat God veel meer belooft dan Hij eischt. Ja, dan leeren we met Gods eischen in zijn beloften eindigen. Toen Isrel den tabernakel bouwen ging zag het dat Gods hand het benoodigde uit Egypte al meegegeven had. Zij konden het hem geven als uit zijn eigen hand.
Zoo rijst de kerk op aarde als een monument der liefde in dubbelen zin. Zij spreekt van de liefde Gods, die haar grond legde en bestek gaf. Zij verheerlijkt alzoo het goddelijk liefdeinitiatief.
Maar zij spreekt ook van de liefde der bouwers die in gewilligheid der wederliefde bouwen naar het voorbeeld op den berg. Zoo wordt kerke-werk priesterdienst van het koninklijk priesterdom, een heilig en verkregen volk dat daarin verkondigt de deugden desgenen, die hen uit de duisternis riep tot zijn wonderbaar en heerlijk licht.
In de bouw van den tabernakel mocht Israel zijn bekeering beleven. Kalf-aanbidders werden kerk-bouwers.
Van God uit werden ze nu wat ze moesten zijn, dienaars van Gods heiligdom. Zoo verheerlijkt God zich in bouw en bouwers beide. Broeders als wij tot synodalen kerk-bouwenden arbeid geroepen worden, wie zijn wij? Waren wij van nature geen bouwers van satans glorie? Het is niet uit ons dat wij tot dezen arbeid geroepen worden, Wee onzer, zoo wij dat niet beseffen.
In den aanvang sprak ik van den ootmoed, die ons betaamt. Moet er geen ootmoed bij ons zijn dat wij te veel in routine en te weinig in heilig beven bouwen. Laat ons onze wegen onderzoeken en doorzoeken en laat ons wederkeeren tot den Heere. Wij verkeeren te weinig op den berg. Wij bedoelen teveel ons zelf. Wij zijn niet onderworpen genoeg en daarom te weinig bezield.
Zij er een beijveren onder ons om de meeste te zijn in het diepe buigen voor God. Dat zal ons bewaren voor zelfverheffing en heerschappij.
Zij het ons begeeren, naar het schoone beeld van Lodensteyn, een cirkel te zijn met één middelpunt. Dan kan er van elk punt van den omtrek een lijn getrokken worden naar dat middelpunt maar zij snijden elkander niet. Sta de Heere zoo in ons midden en wij rondom Hem.
Ik weet het de kerk is „maar” noodbouw. Zooals wij haar hier bouwen blijft ze niet. Maar God wil in haar wonen, zoo wij bouwen naar het voorbeeld op den berg getoond.
Het is met de kerk als eens met Jeruzalem de stad Gods. Wie in haar nauwe straten wandelde was geneigd om te zeggen: Is dit de stad des grooten konings. Wie echter op den Olijfberg klom moest haar prijzen als schoon van gelegenheid een vreugde der gansche aarde.
Broeders, wij zijn maar klein, adeldom naar het vleesch en weelde is bij ons niet. Gebreken hebben wij vele. Maar toch wij gelooven het huis Gods te zijn.
Daarom temeer klemt voor ons Gods eisch.
Het is mogelijk dat het de laatste Synode is eer de Koning komt.
Daarom temeer Broeders: Zie toe, dat gij het maakt naar het voorbeeld dat u op den berg getoond is.
Amen
W. Kremer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1944

De Wekker | 8 Pagina's

Exodus 25 : 40 (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 augustus 1944

De Wekker | 8 Pagina's