Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus en de Samaritaansche vrouw (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus en de Samaritaansche vrouw (III)

Levend water

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezus antwoordde en zeide tot haar: „Indiergij de gave Gods kendet en wie Hij is die tot u zegt: Geef mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebben begeerd en Hij zoude u levend water gegeven hebben. Johannes 4 : 10.

De Gave Gods.
Er zijn van die woorden in de Heilige Schrift, die waard zijn voortdurend herhaald te worden. Wij zullen ons niet vergissen, wanneer wij ook dit woord van den Heiland hieronder rangschikken. Indien gij de gave Gods kendet.
Dit werd eens gezegd tot een Samaritaansche, maar met hoeveel temeer recht zou het tot menig kind des verbonds kunnen worden herhaald. Wij hebben voor het meerendeel nog een gedoopte natie, maar hoe weinigen zijn, die geld uitgeven, voor hetgeen niet verzadigen kan.
Neen, gij kent de Gave nog niet, die de kennis van het aardse zooveel hooger rekent dan de kennis van die Eènen, die de groote Gave Gods is.
Weet ge, hoe de komt?
Omdat de mensch het verkeerde glas hanteert.
Satan heeft den mensch twee glazen in handen gegeven, een vergrootglas en een verkleinglas.
En nu kiest een mensch altijd het verkleinglas, wanneer het God en goddelijke zaken betreft, wanneer het betreft zijn eeuwig heil. Dat wordt uitgesteld, dat wordt er bij genoemd, dat is van beteekenis zeker, als men ziek wordt, en het sterven dreigt, als de ouderdom daar is, en de zorgen plagen.
Maar met het vergrootglas gewapend, treedt deze zelfde mensch het leven binnen en vindt alles groot en bekoorlijk, wat dit leven biedt, wat de zinnen kan streelen, en zoo zet deze mensch zijn hart op de dingen der aarde, waarop hij toch alleen zijn voet zou mogen zetten.
Geen wonder, dat de gave Gods wordt overgeslagen en bij alle gevoel van ledigheid en onvoldaanheid zoekt en het liever in verstrooiing, dan in de ernstige bezinning op de dingen der eeuwigheid.
Wat droef bewijs, dat het verstand is verduisterd on te kennen, wat tot onze eeuwigen vrede dien.
Kennen!
Ja, dar i hier he karakteristieke woord, dat vertolkt een innerlijk doorlicht worden van den Heiligen Geest.
Indien de wereld den Christus kende in de algenoegzaamheid van zijn verlossend werk, kende in den rijkdom. Dien Hij schenkt, in den vrede, die Hij brengt, in het licht, dat Hij verspreidt, zou zij dan niet alle gebroken bakken verlaten, on zich keeren tot de fontein des levenden vaters, de in Hem ontsprongen is? Kennen, dat beteekent hier veelmeer dan kennisneming.
Er zijn er duizenden en duizenden, die van Jezus hooren, en alom wordt de schoone boodschap des vredes bekend gemaakt. De zending trekt uit en betreedt den grooten akker der wereld en de kerk en de evangelisatie brengen om strijd het heil den volke. Maar dat alles is slechts kennis krijgen, en ten hoogste kennis nemen, doch het is zeker niet het kennen, waarop de Heiland hier doelt.
Was het niet uit zijn mond, dat wij gehoord hebben: „dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenigen, waarachtigen God en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt”.
Daar is toch een verstandelijk kennen, waarmede men verloren gaat. Daar is een breed inzicht in de waarheid, die geen gelijken tred houdt met het diepe inzicht in zich zelf.
Want vergeet nooit dit kennen, dit Bijbelsche kennen, dit geestelijk kennen, begint niet allereerst bij de Gave Gods in Christus, het begint veeleer bij u zelf. En dan gaat zelfkennis en Christus kennis hand aan hand en al naar mate wij dan onteigend worden aan ons zelf, worden wij toegeëigend aan den Borg en Zaligmaker, die als de Gave ons van den Vader in de gemeenschap en deelachtigmaking uit den Heiligen Geest geschonken wordt.
Van dit personeele werk uit den Heiligen Geest hoort ge tegenwoordig zoo weinig meer spreken. Het is al „geloof” wat de klok luidt. En natuurlijk zal niemand zalig worden zonder geloof en is er geen andere weg om tot klaarheid en zekerheid des levens in Christus te komen dan door geloof. Maar het wordt al te veel een beredeneerd geloof. Het staat te veel in het teeken van een afgetrokken leerbegrip, dat in logische conclusies schijnt te worden uiten opgebouwd. Las ik voor eenigen tijd niet in een meditatie van een Gereformeerd predikant, dat bekeering was helder inzicht krijgen in de waarheid?
Zie hier beseft men niet, wat het bijbelsch kennen inhoudt. Hier is alles in bespiegeling der beredeneering saamgegrepen. Hier wordt het denken geassimileerd aan geloof, maar dat buiten het zielsbestaan omgaat, en daarom niet uitbreekt in bidden, wachten, hopen schreien: „Ach Heer, ach wierd mijn ziel door U gered”.
In dit waarachtig geestelijk kennen is een mystieke factor, die ontglipt aan alle redeneering, en die intuïtief de ziel draagt naar de gemeenschap met den Heere, en haar samensnoert aan den God haars heils.
Het is dit zaligmakend kennen, dat Jezus hier op het oog heeft, als hij de Samaritaansche spreekt van de Gave Gods.
In dit zaligmakend kennen heerscht stellig geen eenvormigheid. Zegt de Schrift niet, dat er is een kennen en een voortgaan te kennen. En wijst de apostel er niet op, dat wij ten slotte allen nog slechts ten deele kennen.
Wie dit. verstaat begrijpt ook, dat er zooveel verscheidenheid blijft ook onder Gods kinderen van kennen en kennen. Immers dit ten deele kennen is noch voor allen even groot noch ook even diep. Misschien zijn er wel, onder de lezers die hier beschaamd zich gevoelen, niet omdat zij niet kennen, niet omdat deze zaligmakende kennis hun geheel ontbreekt, maar omdat dit kennen nog zoo gebrekkig is, nog zoo schijnbaar onbeduidend. Gij zoudt wellicht veel vaster en zekerder geloofskennis van Christus wenschen. Er is nog zooveel wankelen en weifelen over uw genadestaat, en gij hebt er nog zoo dikwerf mede te tobben, of het wel „echt” is.
Vergeet echter niet, dat gelijk Christus zelf een Gave is, dit kennen ook een gave blijft, en dat de Heilige Geest uitdeelt gelijkerwijs Hij wil. Alleen dit mogen wij weten en elkander opbeurend toeroepen, dat de Heere ons verder wil brengen. Ziet maar eens, hoe groot geduld de Heere heeft met de Samaritaansche. Stap voor stap heeft Hij haar aan haar zelf ontdekt en tegelijk stap voor stap heeft Hij zich aan haar weggeschonken. Zoo wil de Heere ook met ons omgaan om ons tot klaarheid en waarheid te brengen in de dingen van ons zieldoorleven. Laat het kennen, maar bovenal het voortgaan te kennen het blijvend ideaal van ons persoonlijk zieleleven zijn. En al wordt dan het maximale nooit bereikt, dan zal er toch zijn een opwassen in de kennis der verdieping en in de verdiepte kennis, van wat ons in Christus door den Vader gegeven is.
’t Gaat langzaam, maar het gaat, en het gaat zeker.
Het is zoo een geleidelijke wasdom in de genade, een organische groei in het geestelijke om te waardeeren de diepten des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods.
En als wij dan nog één keer lezen: „indien gij de Gave Gods kendet, zoo buigen wij onze knieën bij de volheid dezer gave, bij den onuitputtelijken rijkdom van dezen Christus, die altijd grooter is dan al onze behoeften, en bidden:

Verlaat niet, wat Uw hand begon,
O Levensbron,
Wil bijstand zenden.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1945

De Wekker | 4 Pagina's

Jezus en de Samaritaansche vrouw (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1945

De Wekker | 4 Pagina's