Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op den uitkijk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op den uitkijk.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het kerkelijk vraagstuk blijft in dezen benauwenden tijd om oplossing roepen. In het bijzonder denk ik hierbij aan die kerkgroepen, die de Drie Formulieren van Eenigheid als grondslag voor het gereformeerd belijden aanvaarden.
Dat ik het dus preciseer, vindt zijn verklaring van het crisisverschijnsel de "Eenheidsbeweging", die alle partijen overkoepelt en alle principieele tegenstellingen nivelleert.
In dit licht bezien, is er voor de Chr. Geref. Kerk geen enkel motief om zich aan te sluiten bij de Ned. Herv. Kerk, ook al noemt zij zich met veel ophef „presbyteriaal”.
Als accoord voor saamleving kan en moet alleen de gereformeerde confessie dienen.
En hier raken we juist het punt, waarom alles draait. Tot ons en veler leedwezen is er in de Ned. Herv. Kerk sinds 1810 niets ten goede gewijzigd, op grond waarvan de „Acte van Afscheiding” terzijde kon worden gesteld.
Zoolang binnen haar muren het koningschap van Jezus Christus niet onvoorwaardelijk wordt erkend, is er van „wederkeer” geen sprake.
Het Genootschap moge dan in alle toonaarden den volke verkondigen, dat zij weer in het spoor der Nationale Synode in 1618—1619 te Dordrecht gehouden, wandelt, deze pretentie kan niet gehandhaafd worden bij het dulden van een „leervrijheid”, die de sluizen voor allerlei ketterijen heeft geopend. Met de gebondenheid aan Schrift en Belijdenis staat en valt de Kerk des Heeren. Wat invloed zou er niet van deze Kerk zijn uitgegaan, indien zij inderdaad in wezen en vorm tot de Kerk der vaderen was weergekeerd.
Niettemin blijve zij, die zulk een centrale plaats in de natie inneemt, het voorwerp van gebed. Gelijk de Geest des Heeren eenmaal nieuw leven wekte in het dal der dorre doodsbeenderen, zoo kan zij bij vernieuwing het voorwerp van Gods goedheid en trouw worden.
Voor den Heere is niets te wonderlijk. Hij roept dingen, die niet zijn alsof ze er waren.
Wanneer ik dus spreek van kerkelijke saamhoorigheid, dan denk ik speciaal aan de kerkformaties, die zich in den loop der 19e eeuw van de Ned. Herv. Kerk hebben afgescheiden. Nu is dit een onderwerp, dat niet dan met de grootste nauwgezetheid en voorzichtigheid kan besproken worden, zal men nog niet meer stukken maken. Er is zeker geen vraagstuk, dat zoo diep ingrijpt in de kerkelijke wereld als het vraagstuk van haar verdeeldheid en de mogelijkheid onder het oog ziet van een eventueele toenadering van gescheiden broeders en zusters. Maar hoe moeilijk de inleiding tot de bespreking van een dergelijke aangelegenheid ook moge zijn, zij mag geen beletsel vormen, om onder biddend opzien tot den Heere, deze materie toch te behandelen. Eerlijk en nuchter, maar ook in den geest der liefde tot het werk des Heeren. Ik kan het althans niet anders zien, dan dat in een gemeenschappelijk weervinden het welzijn der Kerk wordt bevorderd.
Zonde verdeelt, genade vereenigt.
Het is nu al 56 jaren geleden, dat er een breuk werd geslagen, die tot op heden niet werd geheeld. Het heeft in den loop der jaren niet ontbroken aan pogingen om de kloof te dempen, maar tevergeefs! En sinds, den laatsten tijd is er in de Gereformeerde Kerk opnieuw een scheur getrokken, die de oplossing van het kerkelijk vraagstuk al moeilijker maakt.
Zonder bijzonder op het proces in te gaan, dat tot dit uiteengaan heeft geleid, kan ik als objectief getuige de houding van de Geref. Kerken, die art. 31 D. K. O. willen handhaven, mij zeer goed indenken.
Afgedacht van persoonlijke elementen, die er altijd zijn bij dergelijke kerkelijke bewegingen, was het van de Gereformeerde Kerk een principieele fout de artikelen van 1905 tot een bindende belijdenis te maken. De Gereformeerde Synode heeft haar invloed overschat, en het uiteengaan sindsdien heeft haar wel duidelijk gemaakt, dat zij een psychiologische blunder heeft geslagen door, de nieuwe besluiten tot „binding” te maken.
Voeg hier nog bij het kerkrechterlijk vergrijp jegens de autonomie van den plaatselijken Kerkeraad, en men begrijpt, dat dit hiërarchisch optreden tot deze uitkomst moest leiden. De Generale Synode sloot daarbij de deur op het nachtslot, waardoor nog de roep naar kerkelijke eenheid kon klinken. Sinds Utrecht heeft zij de brug afgebroken, waarover nog een eventueele gemeenschap kon bevorderd worden.
Daarom heeft Utrecht ook voor de Chr. Geref. Kerk slecht werk gedaan. En nu moge men onzerzijds beweren, dat 1892 is gerehabiliteerd door de bezwaarde Broeders, dit heeft in verband met de oplossing van het kerkelijk probleem zoo weinig te zeggen.
Toch is er nog hope op bezinning!
De Gereformeerde Kerken zijn in Synode vergaderd geweest, om te overwegen of er ook wegen te vinden zijn, tot heeling van de breuk. Misschien dat een algemeene ramp kon voorkomen worden, door eerlijk te bekennen dat zij zich vergrepen had aan confessie en kerkorde. Schuldbelyden is geen schande. Het boetekleed ontsiert niet, heeft een van haar groote zonen gezegd. Werd de uitspraak van 1905 uit den weg geruimd, dan zou er ook met anderen te spreken vallen.
Nu zeggen de critici niet, dat is: het onmogelijke te eischen, of het is alles maar comedie, dat zich op de Generale Synode heeft afgespeeld.
Men moet beginnen met te erkennen en te waardeeren de goede bedoeling om de scheiding op te heffen. Waarop het aankomt, is wederzijdsch vertrouwen en liefde. Bedrieg ik mij niet, dan is juist het gebrek daaraan een der groote staketsels op den weg tot vereeniging. Daarom dienen de kerkelijke vergadering zich ondubbelzinnig zich uit te spreken.
Het ware te wenschen, dat er een algemeene biddag werd uitgeschreven, waarin de nood der Kerk werd bepleit aan den troon der genade. Wie weet, de Heere mocht zich laten verbidden.
Alleen door de werking des Heiligen Geestes kan dit grootsche werk tot stand komen.
Het is mijn vaste overtuiging, dat dit de eenige weg is tot het wegnemen van allerlei bezwaren. En anders welnu zie maar naar onzen tijd, allerwegen de dood in de pot, zoowel in het persoonlijke als in het kerkelijk leven. Zoo niet de Heere zijn kerk ter hulpe komt, zal het proces van verwarring en ontbinding grooter afmetingen aannemen.
Maar vergete men niet, dat de noodzakelijkheid van de werking van Gods Geest ons niet van onze verantwoordelijkheid ontslaat. Niet vervallen tot valsche leidelijkheid, maar doen wat de Heere van ons vraagt.

„Bidt om den vrede van Jeruzalem; wel moeten zij varen, die u beminnen!”

A.(Apeldoorn)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 maart 1946

De Wekker | 4 Pagina's

Op den uitkijk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 maart 1946

De Wekker | 4 Pagina's