Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hemelvaart. Christus-Koning

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hemelvaart. Christus-Koning

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want Hij moet als Koning heerschen I. Cor. 15:25A. Geduchten, die paleizen bouwt Gaat naar Westminster en ... aanschouwt.

Kent gij de Westminster-Abdey in Londen?
Eens wandelde ik in dezen indrukwekkenden tempel rond en stond stil bij de beeldhouwwerken, die u de grooten uit Engelands historie voor den geest oproepen.
Wat al namen! Wat al geweldigen! Wat al machtigen der aarde slapen daar hun laatsten slaap!
Is dat nu het einde van de machtsglorie der tijden, dat wij moeten staan bij een graf, al is het dan een praalgraf?
Is alle heerlijkheid van tronen en van scepters, gedoemd om weggeborgen te worden in een somber graf, waar wij niet zachter slapen onder den gebeeldhouwden zerk, dan onder een heuvel van zand?
Ja, dat zou het lot der wereld en de rest der tijden zijn, wanneer wij slechts konden roemen in den machtswellust van de Nebucadnezars, die zingen van het groote Babel, dat zij hebben gebouwd.
Maar de christen ziet verder en hooger.
De afloop der wereldgeschiedenis is geen graf en geen irrationeele rest, is geen smartelijk „helaas” van Hellas’ klaaglied, is geen ondergang in het nirwana, maar is de luister van Israëls grooten Opperheer!
Hij moet als Koning heerschen.
Moet!
Daar zit gang en heilige dwang in den loop der historie en het is geen blind toeval, noch helsch geweld, dat de eindbeslissing der werelddwarreling leidt, maar het zijn de twee doorboorde handen van Golgotha’s kruis, die den weg door het raadsel-donker der eeuwen banen naar den gloriedag — waarom wij zingen:
„dan wordt Zijn Naam met lofgejuich geprezen,
dan zullen daar de blijde zangers staan.”
Het is bijna te groot om het in te denken dat een, die als een uitgestootene uit de menschheid werd gekruisigd, zal heerschen op den troon van het mateloos heelal!
Dezelfde mond, die eens sprak, „de vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des menschen heeft geen steen, waarop hij het hoofd kan neerleggen”, dezelfde stem, die eens klaagde „mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten”, die zal eens triomfeerend gehoord worden, wanneer de troon zijner heerlijkheid zal gevestigd worden op safieren van het smetteloos recht.
Hij moet heerschen! Moet!
En daarom kon de grafomklemming Hem niet honden. Daarom kon Hem de dood niet schaden. Daarom kon de leeuw der hel Hem niet verslinden. Het is immers Zijns Vaders welbehagen Hem het Koninkrijk te geven. Belijden wij niet, dat de Vader door dezen gezalfden Opperheer alle dingen regeert?
Hoe machteloos is daartegenover der tijden woeling. Wij zien niet voorbij de machten van satan in den strijd der eeuwen, die zich eeuw in eeuw uit aangorden om dit „Hij moet heerschen”, onleesbaar en onmogelijk te maken. De vuisten ballen zich, de keelen schreeuwen zich schor: „laat ons zijn banden verscheuren en zijn touwen van ons werpen”.
Maar al zijn daar de stofwolken der eeuwen, al zien wij thans nog weinig van dit majesteitelijk heerschen van dezen door God gezalfden Koning, al is er zelfs veel duister in dit hooge Godsbestuur, wat nood de toekomstdagen zijn zwanger van den zegenzang:
Wat vijand tegen hem zich kant,
Mijn hand, Mijn onweerstaanb’re hand
Zal hen bekleen met schaamt’ en schand
Maar eeuwig bloeit de gloriekroon
Op ’t hoofd van Davids grooten Zoon.
In deze dagen van ongekende machtswoeling, die als een stormvogel ons niet veel goeds voor de toekomst spelt, in deze tijden van staatsalmachtstheorie, en van gisting der volken, moet het den christen toch wonderlijk rustig worden, als hij mag gelooven, dat de macht van tronen en van kronen, van heerschers en geweldigen der aarde slechts instrumenten zijn om de grootheid van Chrisus nog grooter te maken. Herodes en Pontius Pilatus kunnen slechts aan de paleizen, niet in de paleizen van onzen volheerlijken Koning arbeiden.
Hij moet heerschen.
Dat is een scheppingsgrootheid. Wij weten het immers, dat God den mensen stelde op aarde om te heerschen. De koningsmensch wandelde eens in den hof van Eden en aan zijn voeten boog de gansche schepping.
Maar wij weten ook, dat deze koningskroon ons is ontvallen. En als wij spreken van „heerschen”, dan grijpen wij feitelijk naar een ontzonken ideaal.
Krachtens onze bestemming moeten wij heerschen en wij kunnen niet meer heerschen, en toch willen wij heerschen.
Ziedaar de wrijving in deze zondige wereld, waarin de heerschzucht ons verteert en waarin de caricatuur ons verblindt.
En toch zal de heerlijkheid van onze scheppingsgrootheid eens weer glanzen, toch zal satan niet voor altijd de kroon der schepping in het stof kunnen vertreden.
Het „zie de mensch” heeft nog een anderen zin, dan waarin Pilatus het eens sprak in ure, toen een doornenkroon op het hoofd van Christus brandde.
Nooit meer in den eersten, maar stellig in den tweeden Adam zal de mensch weer tot zijn scheppingsgrootheid stijgen en zal God als Schepper en Herschepper weer zijn lof en aanbidding uit de oorden der vernieuwde schepping ontvangen. Vergeet toch niet, dat dit woord „Hij moet als Koning heerschen” in zich heeft de belofte der eindoverwinning. Het is alleen maar niet soteriologisch, d.i. verlossend, maar ook theologisch — kosmologisch — d.w.z. het gaat ten slotte om God in de wederherstelling aller dingen. Want ook de Christus heerscht en moet heerschen, maar niet om zich zelf. Hij is niet egoïstisch in zijn toekomstideaal. Het is veeleer zoo, dat hij straks het Koninkrijk aan God en den Vader zal overgeven. Het gaat ten slotte niet om Christus, maar om Gods glorie en daarom lezen wij ook van den Christus Gods. In de Christus-regeering triomfeert God Drieeenig en daarom moeten wij niet, gelijk alle Neo Barthianen, de wereldverlossing, maar de wereldherschepping als eind gloriepunt der tijden en der eeuwigheid zien.
En daarom niet eerst het Lam, maar eerst Hem, Die op den troon zit, en het Lam, zij lof en dank en eer en aanbidding. In Christus wordt de Vader verheerlijkt en daarom, laat Hij altijd ons voelen, dat Hem die macht gegeven is. Zoo triumfeert in de Christusheerschappij de Vader, van Wien alle macht in hemel en op aarde daalt.
Van daar lezen wij ook in vers 28, dat uiteindelijk aan de grenzen der tijden en aan de poorten der nieuwe schepping het loflied wacht: opdat God zij alles en in allen. Een woord van zoo zeediepe volheid, dat alleen heilige verbazing en trillende verwachting het hart kan vervullen en verrijken, dat hiervan iets van verre verstaat.
Laat de tijdgeest woelen, laten de volken brallen, laten de partijen schreeuwen, laat het ten slotte schijnen, alsof aan den mensch van beneden het laatste woord gegeven is in het groote werelddrama —, eenmaal zal deze zelfde wereldgeest de volslagen ijdelheid van zijn luchtkasteelen erkennen, wanneer al deze geblankette idealen zullen stukbreken in den laatsten kamp: „Ziet Hij komt met de wolken, en alle oog zal Hem zien.”
Op den hemelvaartsmorgen stond eens op den Olijfberg slechts een kleine schaar rondom Christus. Thans ná 20 eeuwen wordt reeds de naam van dezen gezalfden Koning in alle werelddeelen genoemd, en op snelgewiekte eeuwen de toekomst ingedragen, opdat eens het verbijsterd heelal zal lezen het Woord der Schrift: „Hij moet als Koning heerschen.”
Ik weet het, tranen kunnen dit uitzicht benevelen, zonden kunnen dit vergezicht verdonkeren, maar ten slotte ligt onze overwinning niet in de bewogenheid der tijden of des levens, maar in de sterke Middelaarshanden van Hem, Die nog op het kruishout de poort der overwinning voor den moordenaar kon ontsluiten.
Hij moet heerschen in Uw hart, in uw huis, in uw leven, zal uw leven toekomst en uw sterven overwinning zijn.
Hemelvaartdag — kroningsdag! Heerschersdag. Overwinningsdag!
Voor Christus. Niet alleen voor Hem, maar voor allen, die Zijn verschijning hebben liefgehad. Vrees niet, gij klein kuddeke, want het is uws Vaders welbehagen Ulieden het Koninkrijk te geven.
Eens zullen wij ondervinden, dat sterke Middelaarshanden ons dragen zullen dwars door het Kedrondal der verschrikking naar de hoogte van den Olijfberg, d.i. naar de hoogte, waar satan en dood niet meer kunnen komen. De hemelsche kroning van Christus is het zeker onderpand, dat de kroon gereed ligt voor hen, die onder de banieren van dezen Koning optrokken naar de Hoofdstad van het Rijk.
Jeruzalem, volzalig oord!
Eind van mijn zonden en leed.
Mijn laatste zuchten zijn verhoord,
Wanneer ik U binnentreed.
Daarom voorwaarts — met het wachtwoord op de lippen, met de lach der hope in het hart, met het onbegrepen en toch zalig heimwee in de ziel: Hij moet als Koning heerschen. Hallelujah!

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1946

De Wekker | 4 Pagina's

Hemelvaart. Christus-Koning

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1946

De Wekker | 4 Pagina's