Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wonderteeken of wereldmacht (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wonderteeken of wereldmacht (III)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen de oorlog in 1914 was uitgebroken, schreef iemand: als Nietzsche uit zijn graf zou kunnen opstaan, zou hij lachen, want hij heeft den oorlog genoemd het middel tot verwoesting van deze cultuurwereld. Er is toen inderdaad veel verwoest. Maar hoe hard zou Nietzsche dan nu wel moeten lachen? Of zou hij niet meer lachen? Volgens hem zou de oorlog niet alleen zijn tot verdelging van het zwakke, maar ook tot opbouw van een hoogere wereld. Ach, wat een desillusie. Schijnbaar triumfeerde de kracht en heerschte de sterke, maar het ideaal bleek een droombeeld te zijn. De „machtigen” liggen stuk geslagen en die vertrouwden op die machtigen, zijn bitter beschaamd. De oorlog bracht geen vooruitgang, maar desillusie op elk gebied. In 1915 sprak men al van een achteruitgang, van eeuwen; wat moet men dan nu wel zeggen?
Achaz verwachtte zooveel van Assyrië en hij werd zoo bitter teleurgesteld.
De wereld verwachtte zooveel van de beschaving en de cultuur en nu zit zij in zoo groote droefheid, omdat haar groote verwachting zoo geheel ijdelheid bleek te zijn. Men steunde op de ontwikkeling, op den volkerenbond en vredesconferenties, doch kwam bedrogen uit.
In 1915 wilde men al spuwen op die booze menschheid, die zoo teleurstelde en men sprak van een verstandsverbijstering, een epidemische krankzinnigheid der menschheid. Maar wat moet die wereld in haar droefheid dan nu wel klagen?
Heeft men in 1914—’18 wat geleerd? Neen. Men preekte, dat het lot der volken niet langer gelegd moest worden in de handen der leeghoofden, die wel een borst vol decoraties hebben, maar geen verstand bezitten om te regeeren. Men moest soberder gaan leven en de volken moesten democratisch optreden. Dan zou er geen oorlog meer komen!
Maar de leeuw, blijft een leeuw; de beer een beer, de wolf een wolf, ook al zit hij achter de tralies. En de beestmens blijft beestmensch, ook al preekt hij een humanistisch zedelesje.
Groen heeft jaren geleden reeds gezegd: Zoolang de Kaïnspolitiek in Europa heerscht, zal elke vrede slechts een wapenstilstand zijn.
En de sterke schijnt eens te zullen triumfeeren. Of de arend of de leeuw het laatste woord zal spreken? Of de beer of het luipaard de laatste zege zal behalen? Dwaas, die het meent.
Ook steunt men op beschaving en macht. De atoombom is er. Nieuwe wapens zullen wonderen doen. En die over het nieuwste zal beschikken, zal de zege behalen.
Of: de oorlog zal uitblijven, als de democratie heerscht, als de beschaving haar hoogtepunt bereikt, als de nieuwe stichtingen begrepen worden en de atoombommen met de andere technische hulpmiddelen aangewend worden tot vredesdoeleinden.
Dwaas, die er geloof aan hecht.
Allen, die zich afkeeren van het wonderteeken, die weigeren te buigen bij de kribbe, die in ongeloof zich verharden, gaan onder. Ook zij, die in de democratische staten en onder de banier van het humanisme opklimmen tot een top van eer, zullen, indien zij niet komen tot geloof in den Immanuel, in eeuwige verwoesting neer storten.
De morgensterren der groote wereldrijken zijn neergedaald in de onderwereld. En allen, die op hen hun hoop stelden, eveneens. Laten we dat toch niet vergeten.
Hoore een ieder toch naar de zoo ernstige roepstemmen Gods. Versta een ieder het toch bij den opbouw in dezen tijd.
De wereldmacht gaat onder.
Maar het wonderteeken heeft nog volle kracht.
Het wonderteeken spreekt ons van de kribbe, van den Messias, van den Christus, van het Rijk, dat al meer komt en eeuwig blijft, van nog veel meer. Het wonderteeken spreekt ons van God, Die in Jezus Christus verzoend is. Het Wonderkind draagt immers den naam: Immanuel, God-met-ons.
„God met ons! God op de aard! God uit de heerlijkheden
des ontoegankbren lichts in ’t stofgebied getreden.”
De groote en heerlijke God, Die engelen sidderen doet, gaf Zijn Zoon in de kribbe en…… aan het Kruis. God met ons. De Heilsprofeet is gekomen. Het wonder is aanschouwd, en vervuld is de profetie van Jesaja. Bethlehem en…… Golgotha zagen het Wonderkind.
Doch daarom dan de kerk des HEEREN nu zingen:
„Triumf op ’t kruisaltaar is ’t Lam van God geslacht!
’t Is ’t eeuwig offer der verzoening…… ’t is volbracht.”
Immanuel.
God met ons, Emmanuel! overwinnaar van de hel!
allen schrik verdrijft Gij.
Raze satan! stijg’ de nood! dage de onverbidbre dood!
God met ons, Die blijft Gij.
God met ons, in ’t vleesch op aard!
Thans onzichtbaar geopenbaard
door den geest des levens!
In elk harte, dat versmacht
naar die zielsvervullingskracht,
moe des aardschen strevens.
DA COSTA.

Immanuel: God-met-ons.
Weet gij wat dat zegt? Weet gij, dat de Heere, de levende God, een verteerend vuur is, een eeuwige gloed, bij Wien niemand wonen kan? Weet gij, dat Hij schrikkelijk toornt over de zonde en niemand voor Zijn toorn kan bestaan? Weet gij, dat Hij Korach met zijn aanhang levend ter hel deed varen? Weet gij dat Hij de vijanden van Eliza met vuur verteerde? Weet gij, dat die God Babels vorst en Assyrisch koning in de onderwereld slingerde? Weet gij, dat Hij is de Heilige en de Rechtvaardige, die allen verdoemt, die niet beantwoorden aan Zijn wet en recht?
Wie van deze dingen iets leert verstaan door den Heiligen Geest, wie diep ingeleid wordt in zijn bestaan als zondaar, weet, dat hij voor dien Heilige onmogelijk kan verschijnen en leven.
Maar hoe kon dan een Jacob juichen: Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn ziel is gered geweest?
Op die vraag is het antwoord: Immanuel, God met ons…… in Jezus Christus.
En zoo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Ge kent het woord van Paulus uit Rom. 8! Als Paulus binnen geleid wordt in het heiligdom der geloofsverzekering, jubelt zijn ziel: Zoo is er dan geen verdoemenis voor degenen, die in Jezus Christus zijn? In dien Christus hebben Gods kinderen vrede bij God. En wie in dien Christus geborgen is, komt niet in de verdoemenis, maar erft het eeuwige leven.
Die verstaat het wonderteeken.
Die steunt niet op het vleesch, hetzij dat dat vleesch een wereldmacht is, hetzij dat dit vleesch is onze kracht of onze wijsheid. Want zoo zegt de HEERE: Vervloekt is de man, die op een mensch vertrouwt, en vleesch tot zijn arm stelt, en wiens hart van den HEERE afwijkt.
Maar gezegend daarentegen is de man, die op den HEERE vertrouwt en wiens vertrouwen de HEERE is.

v.d.M.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1946

De Wekker | 4 Pagina's

Wonderteeken of wereldmacht (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1946

De Wekker | 4 Pagina's