Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Die zichzelf overwint (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Die zichzelf overwint (1)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door het geloof heeft Izak zijn zonen Jacob en Ezau gezegend aangaande toekomende dingen.Hebr. 11:30.

Wie de uitvoerig beschreven geschiedenis van de zegening van Jacob en Ezau door hun vader Izak oppervlakkig naleest, zou licht tot een tegenovergestelde slotsom komen en besluiten: in ongeloof heeft Izak zijn zonen gezegend. Izak had immers het oog op Ezau. Ezau was z’n lieveling. Die moest den eerst geboorte zegen hebben, dacht Izak. Izak kon beter weten, want als die kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds, noch iets kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vast bleve, niet uit de werken, maar uit den roepende, zoo werd reeds tot moeder Rebekka gezegd: „De meerdere zal den mindere dienen, gelijk geschreven is: Jakob heb Ik liefgehad en Ezau heb Ik gehaat.” (Rom. 9).
Met dat souverein bestel des Heeren is Izak het lang niet eens. Hij verzet er zich tegen. Izak tegen zijn God! Ezau heb IK gehaat. Doch (voelt ge de tegenstelling?) — doch Izak had Ezau lief, want het wildbraad was naar zijn mond. Ook hier onderwerpt zich het vleesch (van Izak namelijk) er Wet Gods niet. Izak had betere tijden gekend. Hoe schoon was de morgenstond van Izaks leven, toen hij als knaap eigen vleesch liet binden op Moria’s hoogte. Wat is het daar nu ver vandaan. Vindt gij hierin uw beeld terug, lezer? Hebt ook gij zulk een schone morgenstond gekend, een tijd der eerste liefde, waarin de Heere om zo te zeggen alles van u kon krijgen? Waarin niets u teveel was? En moet de Heere nu klagen, dat Hij tegen u heeft, dat ge uw eerste liefde verlaten hebt?
In den levensavond, zijn ogen zijn reeds donker geworden, dat hij niet zien kon, roept Izak Ezau. „Maak mij” — zoo spreekt hij — smakelijke spijzen, zoals ik ze gaarne heb, en breng ze mij, dat ik ete, opdat mijn ziel u zegene, eer ik sterf.” In deze heilige aangelegenheid gaat Izak tegen een heilig God het opnemen voor den onheilige, voor Ezau. Hoe dat mogelijk is, vraagt ge? Izaks vleesch regeert tegen den geest. En in dien strijd meent hij het vol te kunnen houden tegen zijn God.
Maar hij verliest het. Dat is zo gelukkig, is een zondaar in zijn vleeschelijken strijd legen God het verliezen moet, eronder komt. zeker, dat kost tranen, dat is pijnlijk voor het vleesch. Toch is het gelukkig, dat de oude Izak het verliezen moet. Hoe dat toegegaan is, is u niet onbekend. Jacob kwam vaders tent binnen met het: „Ik ben Ezau, uw eerstgeborene”. Na de leugenachtige verklaring van zijn spoedige thuiskomst, stelt Izak nog een nader onderzoek in, en betast zijn zoon. Nog weet hij het niet. ’t Is waar, ’t zijn Ezau’s handen, maar ’t is Jacobs stem. Daarom vraagt hij recht op den man af: „Zijt gij mijn zoon Ezau zelf?” En dan durft Jacob zeggen: „Ik ben het.”

Izak zegent Jacob als zijn eerstgeboren zoon, menende, dat het Ezau is. Hij meent het gewonnen te hebben, maar hij heeft den slag reeds verloren, neen, niet van Rebekka, noch van Jacob, maar van den Heere.
Dat is wat voor dien ouden Izak geweest, toen hij even later voor de tweede maal hoorde: „Ik ben Ezau, uw eerstgeborene.” „Toen verschrikte Izak met een zeer grote verschrikking gansch zeer.” Daar is in die ogenblikken wat omgegaan in zijn binnenste, Begrijpen, waarom het zoo moest kan Izak niet, maar zien, dat het zoo moest, doet hij wel. Hij ziet het door het geloof. De oude, vleeschelijke, eigenwillige Izak is geheel verslagen. Ziet, dat is een beeld van het genadewerk des Heiligen Geestes in het hart. Van nature gaat de zondaar tegen den Heere in, gelijk Izak in zijn streven om Ezau te zegenen. En nu zijn de wegen, die de Heere met de Zijnen houdt, om hen eronder te brengen wel smartelijke wegen vaak, maar in dat alles is dit toch troostrijk. Gods eigen wezen is waarborg voor de goede uitkomst van al Zijn wegen.

Rotterdam.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1946

De Wekker | 4 Pagina's

Die zichzelf overwint (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1946

De Wekker | 4 Pagina's