Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Synodale acta

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Synodale acta

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

1905 is afgeschaft!
Ziedaar in één woord gezegd, wat de Generale Synode der vrij gemaakte als met eenparige stemmen heeft uitgesproken.
Dit klinkt als een overwinnende toenadering tegenover de Christelijke Gereformeerde Kerk, die immers steeds haar bezwaren gesteld heeft tegen de stipuleering van een leer, die zij een afwijking noemde van de Gereformeerde belijdenis. Wij behoeven deze afwijking hier niet verder aan te toonen, want niemand minder dan de Voormannen der vrijgemaakte Kerken hebben ons nu duidelijk genoeg aangetoond, dat zulk een leer niet is naar de Heilige Schrift en naar de Gereformeerde confessie.
Echter, wij kennen allen het bekenden woord: als twee hetzelfde zeggen, is het nog niet hetzelfde. Men zou wel eens kunnen gaan denken, dat wij reeds den weg geëffend zien, en dat, nu ja nog wel niet alles geëffend is, maar dat nu toch het grootste struikelblok is weggenomen, d.i. 1905.
Zelfs zou men ons woord van „overwinnende toenadering” wel eens zoo kunnen lezen, dat een gansch onjuiste conclusie werd getrokken.
Het is schrijver dezes niet onbekend, hoe soms een oordeel wordt gevormd, dat aan alle rustige bezinning gespeend is, en dat zich veroorlooft dadelijk de maatstaf der verdenking te hanteeren. Reeds het schrijven dezer stukken was daarvoor aanleiding en ons werd een lesje gegeven, in wat het jaar 1892 beteekende, en wat 1905 was en tevens kregen wij dan ook nog gratis college in de geschiedenis der doleantie. Ach, zeker een mensch is nooit te oud om te leeren, en wat nog aan iemands kennis in dezen ontbreekt, moge dan een spoorslag zijn tot ernstiger en dieper onderzoek. Wij kunnen dus zelfs voor zulk een attentie dankbaar zijn. Alleen lijkt ons toe, dat een voorbarig oordeel geen bewijs is van rustige kennisneming van zaken. Zoo ook thans.
Inderdaad, zou deze of gene lezer zich wel eens de oogen kunnen uitwrijven, als hij leest van „overwinnende toenadering” en hij of zij, die wat al te voorbarig zijn, zou zijn (haar) conclusie al klaar hebben om ons in een bepaalde hoek te zetten.
Maar laten wij nu samen eens rustig denken. Er werd door ons niet geschreven dat „is”, maar dit „klinkt” als een overwinnende toenadering. Wat wil dit anders beteekenen, dat dat de klank der woorden wel aanlokkelijk is, maar dat de zaak, waar het omgaat, hiermede nog niet gedekt is.
Immers de Generale Synode der vrijgemaakte kerken is tot deze beslissing gekomen na een explicatie, of uiteenzetting, die stellig geen algemeene bijval zal vinden in de Christelijke Gereformeerde Kerken.
Wij zullen geen oogenblik vergeten, dat de positie dezer kerken niet gemakkelijk was om zich tegenover 1905 te rechtvaardigen. Het was immers voor ieder duidelijk, dat dezelfde Kerken, die nu zeggen zooveel bezwaren te opperen tegen de leeruitspraken van 1905, zelf jaar en dag onder deze leeruitspraken hebben geleefd. Meer nog. Niet alleen, dat deze Kerken onder de figuur dezer uitspraken jaar en dag zich hebben georganiseerd, maar zij hebben met een beroep op deze uitspraken steeds de positie der Christelijke Gereformeerde Kerk bestreden. Wanneer onzerzijds werd aangevoerd, dat zulk een leer als thans door deze Kerken zelf wordt veroordeeld, niet was naar de maatstaf der Gereformeerde confessie, dan werd ons betoog waardeloos gesteld door een beroep op de leeruitspraken van 1905. Deze uitspraken mogen dan niet als een belijdenisschrift worden aangemerkt, zij hebben in de practijk dikwerf de plaats der belijdenis ingenomen en met een beroep op 1905 werd dan de dogmatische kwestie als afgedaan beschouwd. Thans echter staan de zaken anders. Nu keeren deze zelfde kerken zich af van 1905, maar moeten uit den aard der zaak haar verleden kunnen handhaven.
Inderdaad kunnen wij deze Kerken de eer niet ontzeggen, dat zij op geniale wijze getracht hebben aan dezen greep van het verleden te ontkomen.
De Commissie van rapport had voorgesteld na een breede toelichting om te besluiten: dat de verklaring der generale Synode van Utrecht 1905 door onze Kerken niet meer voor haar rekening wordt genomen.
Hoe duidelijk deze uitspraak ook was, en hoe zeer zij ook de intensie der geheele Synode weer gaf, toch kon zij niet dadelijk aller instemming verkrijgen. Wel was men eenparig in de overtuiging, dat 1905 moest worden afgeschaft, maar de conclusie, waartoe de Commissie kwam, werd nog al sterk onder de loupe genomen.
In de overwegingen die deze Commissie geleid, hadden tot genoemde uitspraak, was nog al eens gesproken over de pacificatie van 1905 en over de waarde dezer pacificatie, welke waarde niet hooger mag getaxeerd worden, dan dat aan haar slechts historische beteekenis moet worden toegekend.
Deze beide woorden zijn hier cursief gedrukt, niet alsof ook in de acta der Synode deze cursiveering is te vinden, maar om den lezer duidelijk te laaten voelen, dat hier een beginsel aan het woord komt, dat voor de toekomst van niet geringe omvang kan zijn.
Waar nu in de uitspraak der Commissie noch deze historische beteekenis, noch deze pacificatie-idee was aangegeven, gingen er in het midden der Synode stemmen op, die het toch nuttig en noodig achtten, dat hieraan zeer ernstig aandacht werd geschonken.
Zoo geschiedde, dat allereerst een voorstel werd ingediend door Ds. van Dijk. Hij zou gaarne zien, dat in de overweging, die de Commissie tot de uitspraak heeft geleid, werd opgenomen, dat voor de Kerken geen enkele behoefte bestaat aan een pacificatieverklaring als 1905 wilde zijn.
Ook in de uitspraak wenschte Ds. van Dijk eenige wijziging en hij zou gaarne aldus lezen: dat de verklaring der generale Synode van Utrecht 1905 voor onze Kerken niet meer dan historische beteekenis heeft, waaraan voor de praktijk van het kerkelijk leven geen waarde is toe te kennen.”
Ds. A. Bos stelt voor om de uitspraak te formuleeren: dat onze Kerken aan deze verklaring zelfs niet als pacificatie-formule in geen enkel opzicht gebonden willen zijn, en de aansprakelijkheid er voor afwijzen.
Prof. Holwerda stelt voor om kort en zakelijk uit te spreken: en neemt deze pacificatie-formule terug.
Ds. Veltman gebruikt ook de term pacificatie- formule in zijn veel breedere voorstel, terwijl prof. Schilder deze formuleering vermijdt en als voorstel indient: dat deze verklaring door onze Kerken, ook, wijl zij veelzins onjuist is, niet meer voor haar rekening wordt genomen.”
Nog hebben Ds. Mul, en van Hulsteijn en ouderl. Boelhouwer een voorstel ingediend, waarin van historische beteekenis wordt gesproken, en dat deze verklaring als kerkelijk stuk geen dienst meer kan doen.
Uit dit een en ander blijkt voldoende, met hoe groote aandacht de Synode de leeruitspraken van 1905 heeft getoetst, en het is te verklaren, dat de Commissie in deze zaak na zooveel voorstellen niet dadelijk gereed was om zich te conformeeren.
Nadat deze Commissie zich heeft beraden, en op nieuw haar voorstellen ter synodetafel heeft gebracht, wordt eindelijk na nog wat met elkander van gedachten te hebben gewisseld, het volgende besluit, met algemeene stemmen genomen:
A. dat de verklaring der generale Synode van Utrecht 1905 betreffende het dusgenaamde, „infra- en supralapsarisme”, de dusgenaamde „eeuwige rechtvaardigmaking”, de dusgenaamde „onmiddellijke wedergeboorte” en de dusgenaamde „onderstelde wedergeboorte” veelzins onjuist en daarom reeds als pacificatie-formule ondeugdelijk is.
B. dat deze verklaring door onze Kerken niet meer voor haar rekening wordt genomen”.
Wanneer wij nu zoo objectief mogelijk de feiten hebben laten spreken, dan vragen wij ons toch af, hoe het mogelijk is, dat kerken bijna veertig jaren — dat is toch geen kleinigheid — onder zulke een onjuiste verklaring van de leer der Waarheid en onder zulk een ondeugdelijke formule hebben kunnen leven, zonder dat ooit een wettig protest op kerkelijke vergaderingen is ingediend. Erger, men heeft deze onjuistheid en ondeugdelijkheid ingeroepen om zijne positie tegenover de Christelijke Gereformeerde Kerken te rechtvaardigen, neen erger, om de Christelijke Gereformeerde Kerken als scheur kerken te brandmerken, en als secte te blameeren.
De waarheid noodzaakt ons dit te zeggen, ook al willen wij gaarne aannemen, dat ieder van zijn dwaling en zienswijze kan terugkomen.
De ernst van dit vraagstuk noopt ons nog iets meer over dit bepaalde punt te zeggen.
Echter, hoe duidelijker de dingen door ons worden belicht, hoe beter, dat wij de zaak des Heeren dienen, en hoe meer dat ons volk zal beseffen, dat wij niet bij achterdeuren wandelen, maar bij open poorten elkander wenschen te ontmoeten.

A. (Apeldoorn)   S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1947

De Wekker | 4 Pagina's

Synodale acta

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1947

De Wekker | 4 Pagina's