Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Iets over meerdere vergaderingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over meerdere vergaderingen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

û

We zijn thans tot een belangrijk punt genaderd, nl. de vraag naar den omvang van de macht der meerdere vergaderingen. Het is over dit punt, dat er reeds eeuwenlang een strijd wordt gevoerd. Het is niet mogelijk om deze kwestie in den breede te bespreken. Wij willen trachten eenvoudig weer te geven, wat naar onze meening de juiste opvatting is aangaande den omvang van de macht der meerdere vergaderingen.
De vorige maal hebben we gezien, dat deze macht limitata is, d.w.z. beperkt of begrensd. We herinneren hier aan wat wijlen prof. Dr. H. Bouwman schreef: „De macht van een classis of van een synode is niet meerder of uitgebreider dan die van de plaatselijke kerk, maar geringer en beperkter, niet alleen wat haar aard, maar ook wat haar omvang aangaat. De macht eener plaatselijke kerk, door Christus haar gegeven, kan in den vollen omvang nooit op een classis of op een synode worden overgebracht. Het is waar, dat de meerdere vergaderingen zijn vergaderingen van kerken, maar deze zijn op de classes en de synoden vertegenwoordigd door hare afgevaardigden, die tot taak hebben niet al datgene te doen wat tot het gebied van de plaatselijke kerken behoort, maar alleen datgene wat naar de orde der kerken haar is opgedragen, namelijk, datgene wat in mindere vergaderingen niet kon worden afgehandeld, of wat tot de meerdere vergaderingen in het algemeen behoort. Slechts een klein deel van de kerkelijke macht kan op de meerdere vergaderingen worden overgedragen”¹).
Willen wij nu den omvang van deze macht leeren kennen, dan moeten wij nagaan, wat de kerken bij onderlinge afspraak daaromtrent hebben bepaald.
Het is immers duidelijk, dat wij omtrent dezen omvang niets bepaalds in de Heilige Schrift lezen. Wel lezen we, dat de bekende vergadering te Jeruzalem, waarover in Hand. 15 wordt gesproken, handelt over dingen, waarover oneenigheid was gevallen in de gemeenten en waarover men niet tot overeenstemming kon komen.
De Jeruzalemsche vergadering heeft toen in deze zaak een besluit genomen en bindende beslissingen, dogmata, uitgevaardigd. En dit geeft ons natuurlijk wel een aanwijzing omtrent den omvang van de macht der meerdere vergaderingen.
Overigens, het zij nogmaals gezegd, bevat de Heilige Schrift geen directe gegevens, waaruit de omvang van de macht der meerdere vergaderingen is op te maken. Daarom zeiden wij, dat wij moeten nagaan, wat de kerken bij onderlinge afspraak bepaald hebben. Dat gemeen accoord vinden wij in de kerkenordening. Hier moeten wij onmiddellijk een opmerking plaatsen. Men heeft wel eens beweerd, dat de kerkenordening het accoord voor kerkelijke gemeenschap is. Dit nu meenen wij ten stelligste te moeten ontkennen. Niet de kerkenordening, maar de belijdenis is accoord van kerkelijke gemeenschap. Op grond van eenheid van belijden treden verschillende plaatselijke kerken met elkaar in correspondentie of verband. Ieder gevoelt, dat dit niet anders kan en mag zijn. De eenheid van de Kerk, of wilt ge, van de plaatselijke kerken, ligt niet in het zich gemeenschappelijk onderwerpen aan bepaalde uiterlijke regelingen. Dan zou de eenheid van Christus’ kerk in den diepsten grond een administratieve eenheid zijn, d.w.z. dan zou er slechts een uiterlijke band bestaan en geen wezenlijke en geestelijke eenheid. Een duidelijk voorbeeld van administratieve eenheid biedt de huidige Ned. Herv. Kerk. Daar vindt men de eenheid van reglementen en bestuur. Daar is de kerkenordening, voorzoover men althans bij de Ned. Herv. Kerk van een kerken-ordening kan spreken, (maar gemakshalve doen we dit thans), accoord van kerkelijke gemeenschap. Gemeenschappelijke onderwerping aan den reglementenbundel is daar het vereenigingspunt.
Daarom wijzen wij de uitdrukking: de kerkenordening is accoord van kerkelijke gemeenschap, onvoorwaardelijk af. Accoord van kerkelijke gemeensehap is uitsluitend de belijdenis. Het kerkverband rust en moet berusten op de geestelijke eenheid van geloofsovertuiging. „Indertijd was dat kerkverband gelegd en bevestigd, omdat en doordat de daartoe samenkomende kerken in geloofsovertuiging overeenstemden. Zij haden reeds aanvaard, of zij aanvaardden, dezelfde geloofsbelijdenis; en die eenparigheid in de leer was de voorwaarde en de grond waarop zij, ook uitwendig, met elkander zich vereenigden” ²)
In een noot aan den voet van deze bladzijde wijst Rutgers dan op hetgeen de vergaderingen van Wesel, 1568, en van Emden, 1571, daaromtrent hebben gezegd, terwijl hij er aan toevoegt: Dat de latere Synoden er niet minder op uit waren, om de gemeenschappelijke belijdenis te handhaven als grond en voorwaarde voor kerkgemeenschap, zoowel tusschen de kerken onderling als in iedere kerk op zichzelve, is uit hare Acta overbekend.
De kerkenordening is dus niet accoord van kerkelijke gemeenschap, maar zij bevat de regeling van orde van samenleven. Immers, gelijk er in elk huisgezin orde moet zijn, zoo moet er ook orde zijn in het kerkelijk leven, zoowel in dat van elke plaatselijke kerk als in het leven van de in verband met elkaar staande kerken. Nu is de kerkelijke orde niet een zaak van menschelijke willekeur. God Zelf heeft in Zijn Woord de beginselen van deze kerkelijke orde gegeven en van deze beginselen heeft de kerk belijdenis gedaan in haar Confessie, zie -bijv. de art. 29—32 van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis. In de uitwerking en toepassing van deze Schriftuurlijke grondbeginselen geniet de kerk echter een bepaalde vrijheid. In Gods Woord noch in de Belijdenis vinden wij een Reglementenbundel, die in een groot aantal artikelen alle denkbare gevallen behandelt en beslist. Er worden in Gods Woord algemeene beginselen gegeven, die door de kerk moeten worden uitgewerkt en toegepast naar gelegenheid en nut der kerk.
Daarom is de kerkenordening altijd voor wijziging vatbaar en is dan ook metterdaad vele male gewijzigd, niet, wat de grondbeginselen betreft, maar wat de nadere uitwerking en toepassing van deze grondbeginselen aangaat. Zoo hebben onze vaderen op de eerste nationale synoden telkens weer een andere kerkenordening gegeven, die wel grootendeels met de vorige overeenkwam, maar in bepaalde onderdeelen ervan verschilde. En zoo heeft ook thans elke generale synode nog het recht wijzigingen in de kerkenordening aan te brengen.
In een volgend artikel zullen we D.V. zien welke bevoegdheid de kerken bij onderlinge afspraak in de kerkenordening aan de meerdere vergaderingen hebben gegeven.

Zw. (Zwolle)  H.

¹) Dr. H. Bouwman, Geref. Kerkrecht, II, 22.
²) Dr. F. L. Rutgers, Het kerkverband der Nederlandsche Gereformeerde Kerken, Amsterdam, 1882, 30. Verg. bijv. J. Trigland, Kerckelycke Geschiedenissen, Leyden, 1650, 438; dr. S. Greijdanus, Schriftbeginselen van kerkrecht, Enschede, z. j . 23, 28.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1947

De Wekker | 4 Pagina's

Iets over meerdere vergaderingen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1947

De Wekker | 4 Pagina's