Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De liturgische handeling bij de huwelijksbevestiging. (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De liturgische handeling bij de huwelijksbevestiging. (II)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de genoemde wereld trad de christelijke kerk op. Zij had haar eigen taak, ook in betrekking tot het huwelijk. Zij moest het monogame huwelijk eischen; zij kon zich goed vinden in het hooghouden van de belofte en in het eerbiedigen van de ouders bij het sluiten van een huwelijk.
De christenkeizers bemoeiden zich ook met de huwelijkssluiting, Theodosius vaardigde in 428 een wet uit, waarbij bepaald werd, dat de belofte, mits voor getuigen afgelegd, voldoende was. Justinianus schreef een soort kerkelijke registratie voor. De ambtsdrager der kerk schreef de huwelijksverklaring (consensus) in een oorkonde. Die consensus werd in zijn tegenwoordigheid door het bruidspaar herhaald. Drie getuigen moesten de oorkonde teekenen. Maar deze bepaling gold meest voor de rijken. Het gewone volk was hiervan uitgesloten. Vermoedelijk ook om de onkosten, welke er aan waren verbonden. Voor het volk was er dus eigenlijk wettelijke vrijheid. (Wielenga, a. b. 246—247.)
Het Iaat zich begrijpen, dat de kerk niet zweeg, en dat de christen wat anders zocht dan de heiden. Ignatius schreef ongeveer 150 jaar na Christus aan Polykarpus, dat het huwelijk met medeweten van den bisschop zou gesloten worden, opdat het huwelijk niet naar het vleesch, maar naar God zou zijn. Mogelijk is het naar God een herinnering aan 1 Kor. 7:39: alleen in den Heere. (monon en kuriooi). Anderen meenen, dat men er in zag een goed vinden van de gemeente. (Handb. Liturgie, 227) Dr. Grosheide verklaart het woord uit 1 Kor. 7:39 aldus: in de sfeer des Heeren, in den kring waar de Kurios heerschappij voert. Daar ligt in opgesloten, zegt hij, dat beide partijen christen moeten zijn. Het monon en kuriooi zal, naar zij meenen, ook wel zeggen, misschien wel allereerst, dat het huwelijk moet gesloten worden in de gemeenschap des Heeren, dus zoo, dat het naar den wil des Heeren, den Koning der kerk, is, en het dus Zijne goedkeuring wegdraagt en Zijn zegen er op rust.
Tertullianus hechtte groot gewicht aan de benedictio, die op de huwelijkssluiting, ten overstaan van een priester en eenige getuigen, volgde. Deze benedictio verleent de actueele genade om het echtelijke samenleven op Gode gevallige wijze te beginnen en verzekert het verkrijgen van het drievoudig huwelijksgoed: 1e. bonum prolis (goed kroost); 2e. bonum fideï (goed vertrouwen, geloof; 3e. bonum sacramenti (de wederzijdsche opofferende liefde, Efez. 5). Bekend is de uitspraak van Tertulianus: Wie zal het geluk van een echtvereeniging vermogen uit te spreken, welke de kerk tot stand brengt (consiliat), het Avondmaal bezegelt, de engelen verkondigen, en de Vader in den hemel goedkeurt. Na de huwelijkssluiting zaten de gehuwden met de amtsdragers aan het heilig avondmaal en bracht het een dankoffer in de kerk. Volgens B. Wielenga, die professor Sohm citeert, moet men ook uit deze krasse uitspraken concludeeren, dat de kerk zich het recht van de huwelijkssluiting toeeigende. Wat de kerk deed, raakte den vorm van het huwelijk. (247) Maar, naar het ons voorkomt, lag in de uitspraak van Tertullianus toch wel een aanwijzing van den weg, dien de kerk insloeg.
Wij weten, dat Rome het huwelijk tot sacrament verklaarde. Rome beroept zich dan gaarne op Efez. 5:32, waar sprake is van mysterion, een woord, dat in het latijn weergegeven is door sacramentum, Dr. Wielenga schreef: In een ongezond mysticisme werd het van God geordineerd huwelijk verdronken, en zijn vrij karakter verstikt, toen de kerk het in een sacramentum omschiep, en het beruchte Tridentinische concilie, 1575, durfde verklaren, dat de staat zich met het huwelijk niet inlaten mag, (a.b. 248). Wij weten, dat Rome den vloek uitspreekt over een ieder, die dit ontkent.
Prof. v. d. Leeuw schrijft: De kerkelijke viering van het huwelijk wordt het eerst in 866 vermeld, in een brief van Paus Nicolaas I aan de Bulgaren. (Liturgiek, 208). Dit beteekent in elk geval niet, dat de kerk er zich vóór dien tijd niet mee bemoeide.
Bij Rome werd het offer, door de Romeinen bij de huwelijkssluiting gebracht, vervangen door de Mis. Begrijpelijk is het nauwe verband tusschen huwelijkssluiting en Mis, als het huwelijk als sacrament wordt opgevat.
Tot goed verstaan moeten we nog even wijzen op de roomsche opvatting. En dan tevens herinneren aan de moderne beweging der liturgie in dezen tijd.
Om zoo objectief mogelijk te zijn, citeeren wij Dr. van der Leeuw. Hij schrijft in zijn Liturgiek, bldz. 209 het volgende: In den loop der tijden ontwikkelde zich de kerkelijke bemoeienis met het huwelijk tot twee, streng gescheiden handelingen: het huwelijk zelf, dat door de echtelieden wordt gesloten. Dit werd door de Roomsch-Katholieke Kerk tot sacrament verklaart. Een priester of kerkelijke bediening is daarvoor op zichzelf niet noodzakelijk. Het komt tot stand door den consensus der echtelieden en wordt voltooid door hun echtelijke gemeenschap. De Kerk heeft bij de huwelijkssluiting vanouds een taak, doch geen kerkelijke taak, geen bediening.
Hij wijst er dan op, dat de kerk in de Middeleeuwen optrad als overheid. Dit geschiedt nog in Roomsch-Katholieke landen, zegt hij; ook in Engeland en Amerika. Dr. Gunning wees er op, dat hetzelfde gevonden werd in Afrika. (bldz. 140.) Dan vervult de kerk de functie van onzen Burgerlijken stand. Ook bij Luther is dit zoo.
Bij Rome is dus het eigenlijke huwelijk, het sacrament, de daad van de huwenden. Al het andere is slechts noodig voor de kerkelijke en eventueel civiele geldigheid van het huwelijk, maar heeft met het sacrament niets te maken.
Wij Hervormden, zegt Ds. van der Leeuw, draaien de zaak om. De huwelijkssluiting geschiedt inderdaad door de huwenden zelven, niet door de Kerk. Maar zij is geen sacrament, of liever zij is een dier „natuurlijke sacramenten”. Sacrament wordt zij eerst, wanneer beleden is, dat de diepste verbondenheid, die de huwenden begeeren en ervaren, in Gods liefdedaad ligt en de grond van de belofte, die zij elkander geven, in Gods belofte van trouw, en wanneer op deze belijdenis God het woord van zijn vrijspraak heeft doen bedienen. Het eigenlijke van het sacramenteele van de huwelijksbevestiging ligt dus in den Zegen, die de menschelijke daad trekt binnen Gods genadebedeeling en die derhalve aan de Tafel des Heeren wordt uitgesproken.
Dus toch sacrament?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1947

De Wekker | 4 Pagina's

De liturgische handeling bij de huwelijksbevestiging. (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1947

De Wekker | 4 Pagina's