Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Goddelijke onderwijzing in het geheim des gebeds.” I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Goddelijke onderwijzing in het geheim des gebeds.” I

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want zonder Mij kunt gij niets doen...... Indien gij in Mij blijft, en Mijne woorden in u blijven, zoo wat gij wilt, zult gij begeeren, en het zal u geschieden.Joh. 15 : 5b, 7.

Predikatie 
gehouden in de ure des gebeds voor de examina aan onze Theologische School
door
Ds. D. Henstra
van Broek op Langendijk.

Wij zijn hier samengekomen tot een ure des gebeds.

Een ure, om God aan te roepen, om den verhoogden en verheerlijkten Zaligmaker, Wien alle macht in hemel en op aarde gegeven is, aan te loopen, met smeeking en gebeden, zulks in verband met de gewichtvolle ure der komende examina.
Het is dus bijzonder voor u, broeders studenten, dat we hier saamvergaderd zijn. Om in dit samenzijn, zeker: ook de nooden der Kerk en de behoeften der Gemeenten, maar toch in het bijzonder om ùw nooden en behoeften den Heere op te dragen.
Immers, nu gij staat aan den vooravond van dien dag waarin gij zult worden beproefd en getoetst, omtrent uw vorderingen in de noodzakelijke wetenschap, zult ge in uw hart stellig gevoelen een zekere onbestemdheid, een bepaalde ongewisheid. Ja, mogelijk angst en vreeze, een opzien tegen dit alles, en wordt uw ziel bestormd door een wondere mengeling van gevoelens.
Ik zou u reeds nu willen vragen: voelt ge u nu ook afhankelijk? Zijt ge klein en ootmoedig voor God?
O, hoe noodig is zulk een gestalte. Gij zult het aanstonds vernemen, als we u het woord gaan ontvouwen.
Hoe het zij — dit zij u een steun en een sterkte: wij gaan samen voor u bidden. Gezamenlijk bidden tot God, of Hij u sterken wil, en bekwamen, tot hetgeen, waartoe gij zoo straks wordt geroepen.
Bidden! Heerlijke, ook heilige taak. Heilige, ook teedere aangelegenheid. Hoe zullen we vermogen? Zegt de Apostel niet: „Wij weten niet wàt we zullen bidden, gelijk het behoort?” Moge het leven in ons aller ziel; „O Heere, leer ons bidden!”
Als het zoo bij u mag zijn, dan ga ik met u tot het woord, dat we heden voor u opslaan, en waarin we vinden:

„Goddelijke onderwijzing in het geheim des gebeds” 
waarbij ons wordt aangewezen:
1. dè bron, waaruit dat gebed ons voortvloeit;
2. den weg, waarin dat gebed ons geboren wordt;
3. den zegen, die ons aan het gebed wordt verbonden.

1. De bron, waaruit dat gebed ons voortvloeit.
In het rijke 15e hoofdstuk van het Joh. Evangelie wordt ons, in zeer rijke beeldspraak, of wilt ge: in een zeer verheven gelijkenis, geteekend: de innige en nauwe betrekking en gemeenschap tusschen Christus en de Zijnen.
Onder het beeld van den wijnstok en de ranken teekent Jezus daar de zeer nauwe verbinding, die er is tusschen Hem en Zijn volk. Een vereeniging die volstrekte voorwaarde is, zoowel om het leven der ziel te bezitten, alsook om vrucht te dragen, een vrucht, die den Vader verheerlijkt.
Zooals we weten is Jezus juist opgestaan van het Pascha, en nog staat de beker daar, waaruit zij allen gedronken hebben; de beker des N. Testaments in Zijn bloed, hetwelk vergoten is tot vergeving der zonden.
En het is nu aan den wijn, dien Hij met de discipelen heeft gedronken; het is aan dat druivensap dat Jezus het beeld ontleent, als Hij zegt: „Ik ben de Wijnstok”.
Of neen! „Ik ben de wàre Wijnstok!”
Jezus is de waarheid van alle schepsel! Dat is: alle schepsel bestaat dóór Hem, want zonder Hem is geen ding gemaakt, dat gemaakt is.
Immers is Hij het „Woord”, dat in den beginne was, en bij God was, en zelf God was! En in dit Woord was het leven, en het leven is het licht der menschen. Alle dingen bestaan tezamen dóór Hem.
Echter — in bijzonderen zin geldt dit van de ranken, die aan den wijnstok zitten. Dat is dan: van Zijn volk, dat Zijn leven deelachtig is, en dat niét bestaat van zichzelf, maar eenig en alleen, ook geestelijk, leeft dóór Hem.
Vandaar dat Hij ook zegt tot Zijn discipelen: „en gij zijt de ranken”. Immers, die behooren bij den wijnstok?
Toen God de wijnstok schiep, dacht Hij hem mèt de ranken! Hij wilde Hem niet zónder ranken. En zoo ook heeft Hij gewild, dat Christus niet zou zijn zónder een volk, en wilde Hij ook dat Deze nièt zonder ranken zou zijn.
En in deze wille Gods ligt onze eenheid met Hem dan verankerd, de eenheid van Christus en de Zijnen.
Een eenheid, die Hij gegrond heeft in Zijn uitverkiezende genade in Christus, en welke Hij gewrocht heeft of uitgewerkt door de zending Zijns Zoons in de wereld, Hem zendende in de gelijkheid des zondigen vleesches, als Die onze natuur aannam. Maar een eenheid, die Hij ook tot stand brengt, in daadwerkelijken zin, door het wonder des geloofs, in de ure der wedergeboorte. Als die Geest, die in Christus als in het Hoofd woont, ook in ons als Zijne lidmaten gaat wonen! En welke eenheid beoefend wordt door middel van het geloof, en beleefd door en in de liefde, die in Christus Jezus ziet; De Weg, De Waarheid en Het Leven.
Deze eenheid is de „mystieke unie”, waarvan onze vaderen gaarne spraken Die zij kenden uit beleving, uit geestelijke ervaring, gelijk die ook moet gekend worden, door allen die God vreezen. 
Gekend, ja! Wil dat zeggen: ook begrijpen? 
Ach neen! want dit blijft een ónverklaarbaar mysterie. Met recht een „mystieke”, verborgen gemeenschap.
Mààr — niettemin reëel! Ze is feitelijke waarheid. Schoon zij een waarheid is, die ons volkomen doet duizelen, die ons doet verstommen van heilige verbaasdheid, Jezus niet zonder ons! Wij met Hem vereenigd!
Evenwel……… dit brengt conclusies mee. Of, wilt ge liever: consequenties! En daarop in het bijzonder wil ik uw aandacht vestigen.
Immers — als toch het eenzijn met Christus oorzaak en voorwaarde is, zoowel om leven te hebben, als om vrucht te dragen, hoe wordt het ons dan duidelijk, dat wij zònder Hem niets zijn, en niets vermogen ook!
Dan zijn we volstrekt afhankelijk, in alles, van ons zijn in Hem, en van ons leven dóór Hem. Dan kunnen we alleen iets zijn en iets doen, als en zoolang wij in dezen Christus zijn!
Zie, dààr bedoelt ook Jezus onze aandacht heen te leiden.
Want hoe wordt nu onze eenheid met Hem voorgesteld? Onder het beeld van den wijnstok en de ranken.
O, dat is een veelzeggend beeld! Wel heerlijk, maar ook...... verootmoedigend.
Want hoe is het met den wijnstok? En hoe is hst met de ranken? En wat wil het zeggen, dat wij ranken zijn aan den wijnstok?
Wel, (om te beginnen) de wijnstok is eerst, en daarna zijn de ranken. Dezen komen uit Hem voort, en worden door Hem gedragen.
En voorts — de wijnstok is wel te denken zonder ranken, maar niet omgekeerd. Want wat is de rank in zichzelf?
Zeker, die rank heeft een grootsche taak! Zij moet de wijndruiven dragen, de zware, weelderige trossen. Mààr zij brengt de druiven niet voort!
Want de rank ontvangt het sap voor de druiven uit den wijnstok. En zoo is het dus de voedende werking van den wijnstok zelf, die het zetten van de vrucht aan de ranken verklaart.
Daarom ook kan en mag niemand ooit de vrucht toeschrijven aan zich zelf. De vrucht siert wel de rank, maar eert den wijnstok. En niemand zal om den druiventros de rank, maar elk zal wegens haar den wijnstok prijzen.
Neen, voorwaar! de rank zonder wijnstok is niets. Zij heeft alleen beteekenis, als ze aan den wijnstok is verbonden, en in den wijnstok zijnde. In en door den wijnstok vermag ze iets te doen, vermag ze vruchten te dragen. En wordt ze losgemaakt...... dan kan ze niet alleen niets doen, maar is ook gedoemd te sterven.
Echter — wie verstaat dit niet? Zijn ’t geen bekende dingen?
O, er is veel in de taal van het Joh. Evangelie, dat „zwaar is om te verstaan”. Bijzonder in de afscheidsgesprekken, Maar dit is iedereen duidelijk!
Immers het kind begrijpt: een handvol mooie bloemen, in een sierlijke vaas gezet, is zeker schoon, mààr ze kunnen niet duren. AI worden ze ook telkens ververst, ze verflensen spoedig, en deugen nergens meer toe, dan om weggeworpen te worden. Wànt ze zijn van den wortel afgesneden!
Het is dus recht, wat Jezus zegt, als Hij in onzen tekst getuigt: „Zonder Mij kunt gij niets doen!”
Een tak, los van den boom, kan geen vruchten dragen, kan immers zelfs niet bloeien. Nu — déze woorden nu vormen dan ook de toepassing van heel de gelijkenis. En de groote Leeraar heeft dit beeld opzettelijk gekozen, om déze waarheid vooral ons indachtig en ònvergetelijk te maken.
Is het dit ook niet eerst, wat wij kennen en beseffen, weten en gevoelen, juist als we ons zetten tot het heilig gebedswerk? Ja, hoe kunnen we recht bidden, als we onszelf niet ledig weten? Mijne broeders, leeft dit bij u? Zijn dit voor u werkelijke dingen?
Zeker, iemand kan zeggen: is dit alles nu wel noodig te zeggen? Om zóó vanzelfsprekende zaken met zoo groote nadruk te verkondigen? Belijden we dit niet allen? Wie onzer zal dit ontkennen? Wij onderschrijven het woord: „Uwe vrucht is uit Mij gevonden!”
Ja, en tòch...... Ach, de toepassing en de beleving hiervan is niet zoo gemakkelijk, wijl er géén waarheid is, die meer den mensch vernedert en vernietigt. Niets kunnen doen zònder een ander! Hoe is dat vol te houden?
Zeker, als we kind zijn, dan zijn we in alles afhankelijk. Zonder moeders hulp kan het kind niet drinken, kan het zich niet kleeden. En als het begint te loopen, dan houdt de moeder het vast, anders valt het gewis.
Maar als ik teniet gedaan heb het’ geen eens kinds is, dan kom ik toch tot zelfstandigheid, dan ga ik in eigen kracht, en kom ik straks zelfstandig midden in het leven te staan. Is dat niet het doel der opvoeding; nl. zelfstandigheid?
Ja, en tòch…… het woord dat hier staat, is waar. Jezus voedt de Zijnen op van afhankelijkheid tot afhankelijkheid. Er komt nooit een oogenblik, dat ze ooit buiten Hem kunnen. Van den morgen tot den avond geldt het: „Zonder Mij kunt ge niets doen.”
Neen! dit woord is zeker niet vleiend. Het schijnt zelfs niet redelijk ook. Ach, het wil er niet in bij den mensch, die gewoon is eigen inzicht te volgen, en eigen wil te doen. Ook hier geldt: „de natuurlijke mensch begrijpt niet de dingen des Geestes Gods, ze zijn hem dwaasheid; hij kan ze niet verstaan, wijl ze geestelijk onderscheiden worden,” Maar de geestelijke mensch onderscheidt wel alle dingen. Voor hem is dit woord volle waarheid! Niet alleen omdat Jezus het hier zegt, ook omdat hij het dagelijks ervaart: „Zonder Hem kan ik niets doen!”
Neen! zonder Jezus kunt gij niet strijden tegen den duivel. Kunt ge ook niet leven naar Zijn wil. Zonder Jezus geen eerlijk offer voor God, ook geen levend heimwee naar God.
Zonder Jezus is er geen loflied en geen klacht, draagt gij geen palm en geen kruis. Zonder Jezus zijt gij onbekwaam tot de zware taak om het Woord te prediken, onbekwaam ook om u daartoe voor te bereiden.
Ja, zònder Jezus kunt gij niets doen! Niets hier in Gods Huis, niets ook in uw dagelijksche werk. Zonder Jezus kunt gij niet studeeren, u niet bekwamen, kunt gij geen examen doen......!
O zeker, de mensch kan zeer veel. Hij kan veel wetenschap verzamelen. Hij kan een schitterend examen afleggen, veel gaven tot spreken hebben...... maar dit alles kunt gij nièt doen, zooals ge toch moet, en (naar we hopen) ook wilt doen; als vrucht, die den Vader verheerlijkt.
En daarom, dààrom — kunt ge ook niet bidden zònder Jezus, althans niet bidden naar Zijnen wil. En dat toch is het gebed dat zekerlijk verhoord wordt.
Ach bidden! Wat is dit dikwijls moeilijk werk! Straks zal men u vragen: „Dominé, wilt u voor me bidden?” En de menschen moesten eens weten, hoe moeilijk het vaak is om voor je zelf te bidden!
Immers, als er geen aansluiting is aan den waren Wijnstok Christus, hoe zal dan de Geest ons toevloeien, die toch in Hem als het Hoofd, en in ons als Zijne lidmaten woont? En die Geest, die ons toevloeit uit Hem, diè is ook de Geest der gebeden, die het rechte gebed in ons werkt; het gebed naar Zijn wil.
Zoo dan — Jezus Christus is de ware Wijnstok. Hij is ook de bron alzoo, waaruit het gebed ons voortvloeit! Zonder Hem kunnen we niets doen. Broeders, zult ge dat verstaan?
O, beseft uwe afhankelijkheid, óók in de zaak des gebeds, als ge u biddend voorbereidt. Heb daarbij Jezus noodig, èn — geeft acht ook op den weg, waarin het rechte gebed ons geboren wordt.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1947

De Wekker | 6 Pagina's

„Goddelijke onderwijzing in het geheim des gebeds.” I

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1947

De Wekker | 6 Pagina's