Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een uitverkoren vat  I.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een uitverkoren vat I.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar de Heere zeide tot hem: Ga henen, want deze is Mij een uitverkoren vat om mijnen naam te dragen voor de heidenen en de Koningen en de kinderen Israëls, want Ik zal hem toonen, hoeveel hij lijden moet om mijnen naam.Handelingen 9 : 15-16.

Saulus — Paulus.
Ja, wij wenschen over dezen vijand van Christus en tevens over dezen wereldoverwinnaar in het geloof te schrijven.
Wat is er veel over hem geschreven! Maar daarom is er nog niet te veel over dit „uitverkoren vat” geschreven.
In den levensbodem van dezen man, zijn zooveel goudaderen van Gods genade, dat wij telkens weer over Gods wondere wegen ons kunnen verbazen.
Wanneer wij met de lezers van dit blad dit wondere weefsel van Gods groote genade eenigen tijd zullen indenken, dan hopen wij onder afbidding van ’s Heeren zegen, dat velen hier vinden een weg in het duister, een staf in de hand op een steile baan, een licht, dat opklaart tot den vollen helderen middag toe.
Saulus — Paulus.
Zou er wel een naam zijn, die eens onder de christenheid meer schrik en vreeze heeft verwekt dan deze?
Zou er wel een naam zijn, die op heden onder de christenheid met zoo innige dankbaarheid en groote blijdschap wordt gespeld als deze?
Gelijk Mozes naam als in goud staat geboekt in de rol des Ouden Testaments zoo straalt ons die van Paulus tegen in het Nieuwe Testament.
Deze naam staat boven aan in de rij van Gods kinderen, die ons een tafereel voor de aandacht roepen van Gods bijzondere leiding met de Zijnen.
Saulus — Paulus.
Zijn naam kunnen wij beurtelings een deel der kerkgeschiedenis, der zendingsgeschiedenis, der wereldgeschiedenis noemen.
Gij kunt met dezen veelzijdigen man zwalken op zee, of staan in het wijsgeerig Athene, gij kunt hem als een gewoon werkman, het geitenhaar spannend over de tent, aantreffen en gij kunt hem vinden twistend met de Epicureïsche en stoicijnsche wijsgeeren, gij kunt hem met andere gevangenen zien weggeborgen in een schip, en gij kunt hem op datzelfde schip zien staan als gezagvoerder, zijn bevelen gevend.
Deze man, die zoo links en rechts door de wereld gaat, die het leven van alle zijden heeft leeren kennen, die door goed en kwaad gerucht zijn weg heeft gevonden, is geboren in Tarsen, de hoofdstad van Cilicië, een provincie, in het Zuid-Oosten van Klein-Azië gelegen.
Tarsen was een middelpunt van wereldverkeer in Paulus’ dagen.
Daar woont in die stad een Jood, een tentenmaker van beroep, een Pharizeeër uit den stam van Benjamin.
Er is blijdschap in de woning van dezen Jood. Wij mogen hem gelukwenschen, dat hem een zoon geboren is, hetgeen vooral onder Israël als een zeer groote zegen werd aangemerkt.
En als acht dagen verstreken waren, dat men dit knechtje zal besnijden, noemt men zijn naam „Saul” d.i. de afgebedene, misschien, omdat zijn ouders al sinds lang op een zoon gehoopt hadden.
Het wordt ons uit de Heilige Schrift niet duidelijk, of Saulus nog broers heeft gehad. Als hij later van „Broeders” in zijn brieven spreekt, dan hebben wij dit in geestelijken zin te verstaan.
Wel weten wij, dat Saulus nog een zuster had. In Handel, 23: 16 wordt gesproken van den zoon van Paulus’ zuster, maar verder wordt van broeders van Saulus niet gerept.
Hoe groot was dus de blijdschap van Saulus ouders, toen zij een zoon van den Heere ontvingen. Wie weet, heeft zijn moeder niet als een andere Hanna iets van haar dankbaarheid gelegd in den naam, dien zij haar zoon gaf, toen zij hem Saul, d.i. de afgebedene, noemde?
Saul! Wat naam! Dat is een koninklijke naam!
Immers, ook Israëls eerste koning droeg den naam van Saul, en beiden zoowel de Koning van Israël, als de zoon van den tentenmaker te Tarsen, waren uit den stam van Benjamin.
Ja, er is nog grooter overeenkomst tusschen deze beide Benjaminieten.
Niet alleen in naam en stam, maar ook in karakter kwamen zij met elkander overeen. Saul van Tarsen en Saul de Koning van Israël werden beiden aangevuurd door vervolgingszucht en bloeddorst.
Israëls Koning, waar hij voortdurend het zwaard aangespte tegen David, type van den Heere Jezus Christus, Saul, de zoon van den Tarser, waar hij menigmaal het zwaard heeft getrokken om ook tegen Jezus van Nazareth vele wederpartijdige dingen te doen.
Maar als Saul de zoon van Kis, stierf in zijn zonden, en geen plaats van waarachtig berouw heeft gevonden, daar vond Saul, de tentenmaker, een plaats aan Jezus’ voeten, en was zijn sterven geen ondergang als van Israëls koning, maar een zegenvieren over den laatsten vijand, die teniet gedaan moet worden. Welk een groote en scherpe tegenstelling!
Saul, de zoon van Kis, wil geëerd worden, en zijn wachtwoord was: eer mij toch voor de oudsten mijns volks,
Saul, de Apostel van Christus, wil vergeten worden, opdat het zou blijven: die roemt, roeme in den Heere.
Saul, Israëls koning, kent spijt over de zonden, maar Saul, de discipel des Heeren, kent de zondigheid der zonden, en de smart van het „ik ellendig mensch”.
Saul, de Koning, ziet zijn heerlijkheid in kolken van wanhoop verdonkeren.
Saul, de kruisdrager, gaat van heerlijkheid tot heerlijkheid, gedragen door het overwinningswoord: wie zal ons scheiden van de liefde van Christus?
Saul en Saul! Beiden uitverkoren vaten om Gods naam te dragen, maar de een heeft het snood verzondigd, en de ander heeft, bij ’t ontrollen van de banier van Gods glorie, steeds als parool gekozen: doch niet ik, maar de genade Gods, die met mij is.
Saul en Saul! In beiden komt God tot Zijn eer.
In den Koning, door hem te vernederen, tot de aarde toe.
In den tentenmaker, door hem tot Koning te kronen.
Ja, Saul, de Tarser, is een edelsteen, door Gods wondere hand geslepen zoo lang, dat deze steen in al zijn facetten op wonderlijke wijze is beginnen te fonkelen, totdat deze edelsteen gezet werd ïn Jezus’ kroon.
Wat kan God toch wonderen doen aan een arm, nietig Adamskind!
En die zelfde God leeft nog, mijn lezer!
Wie het leven van Saulus—Paulus naspeurt wordt telkens herinnerd aan het Woord der Schrift; Wat zal een mensch geven tot lossing zijner ziel? Wat heeft deze vraag den jongen Saulus bezig gehouden! Wat heeft hij al gedaan om te ontkomen aan de kracht der conscientie! Zulk een ontruste, zulk een opgejaagde zal alles doen om te ontkomen aan Gods wet, óf om te vervullen die wet.
Vergeet toch niet, Saulus was geen heiden, maar was een bondeling. Hij behoorde tot het getal der kinderen, wien het Koninkrijk der hemelen is toegezegd. Ook hij verwachtte de hope Israëls. Maar het was er een van eigen maaksel, naar eigen visie, volgens eigen structuur, Saulus wilde wel een Jezus, een Messias, maar niet dezen Jezus, dezen  Messias, dezen gevloekte, die aan een kruishout stierf. En nu greep hij naar den wettischen Jezus, d.w.z. nu greep hij naar de wet, om het telkens en telkens weer in de onrust van zijn gejaagdheid te leeren, dat de wet ons buiten werpt en buiten houdt. Het was juist die wet, die hem telkens striemde door te zeggen, dat hierdoor geen ingang was in de gemeenschap met den God der zaligheid. Zoo ontmoet de Zondaar steeds op den weg naar den boom des levens den Cherub, met het zwaard der wet. Saulus van Tarsen zal al duidelijker voelen hoe onmogelijk het is om den weg van beneden naar boven te leggen, om uit de werken der wet gerechtvaardigd te worden, maar hij zal tevens een bazuinklank zijn, om te leeren, wat onmogelijk blijkt bij de menschen, dat is mogelijk bij God. Hij en Hij alleen heeft den weg ontsloten, dien wij nooit konden ontsluiten. En de Heere heeft het gedaan door een weg te scheppen, waar er geen was. Die weg, zoo zal Saulus leeren, zoo zal ieder leeren, die door de wet de wet leert sterven, die weg loopt door den dood van Christus, Die is het einde der wet voor een iegelijk, die gelooft. Zoo wordt Christus de eenige hope zijns volks.
Heel het leven van Saulus zal een praeludium worden van den eeuwigen lofzang, die opklinkt voor den troon van God: Gij, O Lam Gods, hebt ons Gode gekocht met Uw bloed.
Als dat verstaan wordt zal de blijdschap opwaken, omdat geen schepsel, neen meer, omdat geen dood bij machte is om ons te scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.
Zoo heeft Saulus, de bondeling, het kind des koninkrijk, het geleerd.
En gij, mijn lezer?

A.. S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1947

De Wekker | 4 Pagina's

Een uitverkoren vat  I.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1947

De Wekker | 4 Pagina's