Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De schoonste naam (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De schoonste naam (I)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Barnabas ging uit naar Tarsen om Saulus te zoeken, en als hij hem gevonden had, hracht hij hem te Antiochië. En dat de discipelen het eerst te Antiochïë Christenen genaamd werden. Handel. 11:25 en 26B. Maar waarom wordt gij een Christen genaamd? Vr. 32 Cat.

„Ik ben een christen.”
Met dit woord trad eens een martelaar voor de vierschaar des Keizers van Rome.
Het was Lucianus, ouderling van de eerste Christen-gemeente te Antiochië.
Het was in den tijd, toen het bloed der martelaren vloeide, en in de Arena te Rome boven het gebrul van de uitgehongerde leeuwen, het gezang werd gehoord van de schare, die ten offer viel onder de klauwen van dit woest gedierte.
„Wie zijt gij”, zoo vroeg de scherprechter aan Lucianus? Hij antwoordt: „ik ben een Christen”.
„Wat voor geloof hebt gij?” „Ik ben een Christen” zoo luidde het andermaal.
„Wie is Uw familie?” En weer klonk het „ik ben een Christen”.
Men gaf dezen held aan de vreeselijkste folteringen over, maar geen foltervuur en geen pijnbank waren in staat hem tot afval te bewegen.
Bij de zwaarste martelingen verloor hij zijn geloofsmoed niet, en als men hem iets vroeg, had hij maar één antwoord en altijd weer hetzelfde antwoord; „ik ben een Christen”.
„Christen!”
Waar is de tijd gebleven, toen die naam was de vertolking van een keurbende, die zonder vrees en zonder blaam in het midden der heidensche wereld het vaandel hoog hield, waarin gestikt stond „Jezus Christus, Triumfator”?.
Waar zijn de eeuwen, toen de Christen, naar het woord van zijn Koning was „het zout der aarde” en er geen beter aanbevelingsbrief kon gelden, dan het wachtwoord „ik ben een Christen”?
Dat deze wereld, dat ons Christelijk Europa zoo totaal gedenatureerd en gedesillusioneerd is, dat ge tegenwoordig als de hoogste wijsheid hoort betoogen - dat de mensch, dat de Christen, dat heel het Christendom een cynisch spel is van een zinlooze natuur, vindt zijn diepste oorzaak hier, dat wij geen Christenen meer zijn.
Ik heb eens gezegd midden in den ontzettenden verwoestenden wereldoorlog met al zijn gruwelijk leed: als de wereld vijf minuten „Christen” is, zoo is het met dezen gruwelijken moord, die men oorlog noemt, spoedig gedaan.
En al stem ik toe, dat dit woord den schijn der overdrijving in zich draagt, toch is het niet meer dan „schijn”, want het „is” de volle waarheid. Wij weten niet meer, wat is Christen te zijn.
Kunt ge nu begrijpen, dat ik onder het Bijbelwoord uit de Handelingen ook geschreven heb een vraag uit onzen Heidelberger?
Die twee - Schrift en confessie - Gods Woord en de belijdenis - zijn hier op elkaar aangewezen en afgestemd.
O als Antiochië der oudheid, als Saulus en Barnabas, als die eerste Christengemeente, als die rij van martelaren eens konden zien, wat er van die Christenen geworden is, wat zouden zij zich verbazen, neen, wat zouden zij in smart en pijn vragen: is dit nu over van het zaad onzer gebeden en tranen, over van ons bloed, dat eens dierbaar was in Gods oogen?
Waarom wordt gij een Christen genaamd?
Het is deze vraag, die waard is op zuil en aanplakbord in onze groote steden geschreven te worden, opdat ons verwaterd, en hoe langs hoe meer slapper wordend Christendom eens kon zien, hoe ver dat het beneden zijn adel is gezonken.
Hebt gij het al verstaan, dat het geestelijk valuta-proces der Christelijke wereld veel ontzettender is, dan het economisch valuta proces, waarbij de waarde van de Franc of van de Roebel of straks van den gulden, als niets kan worden geacht? Al te veel leeft men in de droomwereld, dat er slechts één enkel valuta-proces is, dat bepaald wordt door de waarde van het geld en de basis van het goud.
Zoo lang als de wereld dit blijft gelooven, is er voor haar geen hoop, al zou bij wijze van spreken morgen aan den dag de oplossing gevonden zijn voor heel het economisch wereldvraagstuk.
Immers hebben wij het nu nog niet geleerd - en zoo neen - dan leeren wij het nooit - dat de waarde en de toekomst van een volk en van de volkeren niet bepaald wordt door zijn kapitaalkracht, want dat dit juist brengt de ondergang, maar door den geest, die dat volk en die volkeren bezielt, door de beginselen, die de volkeren huldigen, en de strooming, die de volkeren draagt. Stellig de oorlog heeft veel verwoest, en die stukgeschoten steden en die in bloed en pijn vertreden jonge levens zijn vreeselijk. Maar veel vreeselijker is de geestelijke ruïne, de verdierlijkte volksziel, de nihilistische levenshouding der massa, de haat en de wrok, waarmede de volken elkander verteeren en wantrouwen. Wij lijden aan een geestelijke bloedarmoede en daarom gaan wij onder, totaal onder.
Christen zijn of zoo niet, dan Christen worden en anders zal het zijn, dat er geen dageraad overblijft.
Hier is de oplossing van het wereldprobleem.
Men schrijft over organisaties, en over economie, over arbeider en werkgever, over kapitaal en arbeid, over nog zooveel en de theorieën worden zwaar aan veelheid, en moeilijk aan kiesbaarheid. Maar als het Christen ZIJN weer de weegschaal in de onevenwichtigheid der vraagstukken zou wezen, zoo was de maatschappij een vereeniging van broeders, die niet door het egoïsme werden gedreven, maar door de Christelijke naastenliefde, waardoor alle pauperisme zou moeten vluchten, en de beste sociale verhouding zou zijn gevonden.
Maar nu leven wij te ver van elkander, omdat wij geen Christenen meer zijn, en wij zijn geen Christenen meer, omdat wij te ver van Christus leven.
Nooit zal deze warme golfslag door ons koude kille egoïstisch leven gaan, of eerst moet de menschheid haar eenheid en haar kracht en haar toekomst in Christus hebben ontdekt.
Zoudt gij kunnen begrijpen, lezer of lezeres, dat deze inleiding uit mijn pen vloeide, toen ik daar las, dat de discipelen het eerst te Antiochië, Christenen genaamd werden?
Antiochië is een plaats, die in de geschiedenis van Christus' Kerk op aarde in gouden letters staat geboekt.
Daar in Antiochië werd het allereerst de zendingsbanier ontrold, en van daar uit is het Evangelie de wereld der heidenen ingedragen.
Antiochië blijft daarom onvergetelijk in de geschiedenis der zending en is een geheel eenige plaats voor de wording van het Koninkrijk Gods op aarde.
Bijzonder echter is Antiochië een plaats van groote beteekenis geworden in het leven van den apostel Paulus.
Gelijk voor Mozes het brandende braambosch, waarbij hij tot voorganger van Israël werd geroepen, gelijk voor Samuel de nacht, waarin God hem riep; „Samuel, Samuel” onvergetelijk is gebleven, zoo was ook de naam Antiochië onuitwischbaar in het geheugen van Saulus geschreven.
Wij zijn hier gekomen aan een groot keerpunt in Saulus' leven.
De stroom zijns levens begint van deze ure aan een andere bedding te kiezen.
Hier neemt deze stroom een richting, neen de richting, welke heel het toekomstig leven van Saulus van Tarsen leiden zal.
Antiochië - mobilisatie veld voor den heiden Apostel.
Antiochië - leerschool voor de gemeente van Christus op aarde.
Antiochië - roepstem voor de Christenheid.
Antiochië - aanwijzing voor ons Christen ZIJN of WORDEN.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 januari 1948

De Wekker | 4 Pagina's

De schoonste naam (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 januari 1948

De Wekker | 4 Pagina's