Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de Kerkorde(10)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de Kerkorde(10)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In artikel 1 is uiteengezet het doel van de Kerkorde, nl. om goede orde in de gemeente van Christus te onderhouden. Voorts is gezegd, dat daartoe nodig zijn de diensten, de samenkomsten, het opzicht over de leer, sacramenten en ceremoniën, benevens de christelijke straf. De Kerkorde gaat deze zaken nu achtereenvolgens behandelen. In de artikelen 2—28 wordt dan allereerst over de diensten gehandeld. Dit gedeelte opent met artikel 2, dat luidt: De diensten zjjn vierderlei: der Dienaren des Woords, der Doctoren, der Ouderlingen en der Diakenen.
Het gaat in dit artikel over de ambten in de gemeente des Heeren.
Dat door het gebruik van het woord diensten op het dienend karakter van het ambt nadruk wordt gelegd, hebben we reeds gezien in het achtste artikel van deze Toelichting. Wij behoeven dus daarop thans niet meer in te gaan, waarmede wij natuurlijk niet willen ontkennen, dat het hier een zeer belangrijke zaak betreft. Wij willen nu speciaal letten op het aantal ambten, dat hier in de Kerkorde wordt genoemd. Uit de Heilige Schrift is ons duidelijk, dat alle ambten in de Kerk hun oorsprong vinden in Christus, die de grote Ambtsdrager Gods is, Dr. A.J. Bronkhorst zegt het in zijn dissertatie Schrift en Kerkorde, blz. 114, heel juist en mooi: „Alle ambten zijn niet anders dan straalbrekingen van dit ene Goddelijke ambt van Jezus Christus.”
Het is hier niet de plaats om dieper op de ontwikkeling van de ambtsgedachte in de Christelijke Kerk in te gaan. Genoeg zij op te merken, dat wij thans, voornamelijk op het voetspoor van Calvijn, onderscheiden tusschen buitengewone en gewone ambten. Tot de buitengewone ambten worden dan gerekend het ambt der apostelen, dat der profeten en dat der evangelisten. Deze ambten waren niet blijvend. De gewone en blijvende ambten zijn dan de ambten van dienaren des Woords, ouderlingen en diakenen. Deze drie ambten zijn de weerspiegeling van het drievoudig ambt van Christus, die immers de hoogste Profeet, de enige Hogepriester en de eeuwige Koning is. In het ambt van Dienaar des Woords weerspiegelt zich het profetisch ambt van Christus, in dat van ouderling Zijn koninklijk ambt en in dat van diaken Zijn priesterlijk ambt. Of, om het met de woorden van wijlen prof. dr. H. Bavinck te zeggen: „Door het leraarsambt onderwijst Hij, door het ouderlingenambt leidt Hij, door het diakenambt verzorgt Hij zijne kudde; en door alle drie bewijst Hij zich te zijn onze hoogste profeet, onze eeuwige koning en onze barmhartige hogepriester” (Ger. Dogm., 4e dr., IV, 424).
Wie dit goed inziet, bemerkt onmiddellijk, dat het verband tusschen deze driedeling en het drievoudig ambt van Christus alle hiërarchische verheffing van het eene ambt boven het andere bij den wortel afsnijdt. Het eene ambt.is niet meer dan het andere. Men mag nooit zeggen, dat bijv. een diaken een ambt van lagere orde bedient dan een ouderling of predikant. Wij zeggen toch immers ook niet, dat het priesterlijk ambt van Christus van lagere orde is dan Zijn andere ambten? Het ene ambt is alleen maar anders dan het andere ambt, niet lager. In deze fout is de Roomsche Kerk vervallen, die het Oudtestamentisch schema van leviet-priester- hoogepriester heeft overgebracht op diaken-presbyter-bisschop. De zuiver Schiftuurlijke gedachte, door de Reformatoren weer opgenomen, is, dat alle drie ambten in wezen gelijkwaardig zijn. Wie dit inziet, heeft bijv. geen moeite met de dwaze vraag, die wel eens gesteld wordt, of iemand, die ouderling geweest is, later wel gecandideerd kan worden voor het diakenambt, aangezien dit toch eigenlijk een schrede terug zou zijn in de ambtelijke loopbaan. Het is heel goed mogelijk, dat iemand enkele jaren als ouderling heeft gediend en dat hij daarna het diakenambt bekleedt. Dan is hij volstrekt niet „terug-gezet”. Hij heeft alleen maar een ander ambt ontvangen, niet een minder ambt, en misschien is hij in dit andere ambt wel beter op zijn plaats dan in het eerste ambt. Met wortel en tak moet de in wezen Roomsche gedachte geweerd worden, alsof de reeks predikant-ouderling-diaken een afdalende reeks zou zijn. Deze Roomsche zuurdeesem wordt echter nog heel veel gevonden, en dat is tot grote schade van het kerkelijk leven.
Wij zullen D.V. nog wel gelegenheid krijgen om op enkele on-bijbelsche voorstellingen hieromtrent te wijzen, als wij de verschillende ambten afzonderlijk behandelen. In een volgend artikel spreken we D.V. over den dienst der Doctoren, ook in artikel 2 van de Kerkorde genoemd.

A.(Apeldoorn), H

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1948

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de Kerkorde(10)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1948

De Wekker | 4 Pagina's