Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De toepassing der preek (8)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De toepassing der preek (8)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds Knibbe schreef het volgende over de toepassing: Zij is een overtuigende toeeigening van de verklaarde woorden, door verscheidene gebruiken, middelen, beweegredenen en vertroostingen op de ziel en den staat van den toehoorder. 1)
Daarmee is veel gezegd. Allereerst is een antwoord gegeven op de vraag: wat moet worden toegepast? Volgens de definitie van Ds Knibbe is ook duidelijk, dat de applicatie niet naar een vast schema moet geschieden en met dezelfde woorden en termen.
Wanneer de dienaar des Woords de hoofdgedachte van een gekozen tekst juist toepast, dan zal hij zich hoeden voor eenvormigheid. Elke goed gekozen tekst heeft iets eigens, heeft een speciale gedachte en brengt een bepaald omlijnd Woord Gods. De hoofdgedachte moet op verscheidene wijze, in verband met de noden der gemeente, toegepast worden. Die hoofdgedachte beheerscht de gehele preek, zowel in de uitlegging als in de toepassing. „Zij wordt op verschillende wijzen, naar onderscheiden gezichtspunten, in subjectieve sfeer getransponeerd”. Hoe specialer hoe beter, „Een thema, zowel in den objectieven als in den subjectieven toonaard gezet en in onderscheidene variatiën herhaald, klinke door heel de bediening des Woords heen. 2).
Behalve de hoofdgedachte moeten ook de nevengedachten worden toegepast. De hoofdgedachte, blijve den prediker glashelder voor de aandacht staan. Wordt de hoofdgedachte van de tekstwaarheid uit het oog verloren, dan kunnen wel vele goede dingen gezegd worden, maar de preek is niet concreet genoeg. En wanneer de prediker zijn eigen gedachten, meningen, stokpaardjes op den voorgrond zet, dan begraaft hij de tekstwaarheid, inplaats dat hij haar in het volle licht laat glanzen. Het wezen van de applicatio zouden wij kunnen noemen: de toepassing van de hoofdgedachte der tekst waarheid, naar de behoefte der gemeente. Maar dit behoeft nadere uitwerking.
De prediking is bediening van Gods Woord, het levende Woord, dat niet ledig wederkeert, maar doet wat Gode behaagt. Dit door Gods Geest geinspireerde Woord is bestemd voor de kerk van alle eeuwen. Naar Goddelijk bestel houdt dit Woord alles in, wat de kerk van Jezus Christus in den loop der eeuwen behoeft; de kerk aan alle plaatsen en onder alle omstandigheden. De dienst des Woords is daartoe verordend, om hetgeen de Heilige Geest aldus voor de gemeente bestemde, haar feitelijk te doen toekomen.” Wie dit recht verstaat, zal licht zien opgaan over het mysterieuze element der prediking, over de toepassing. De dienaar zal verstaan, dat hij gebonden is aan de Schrift. Hij mag niet spreken naar eigen believen, maar moet bedienaar van het Woord zijn, dat wil zeggen: „dienstknecht van den Heiligen Geest, die van den Heiligen Geest de roeping ontving om zijn werk te volbrengen.” Waar de Schrift voor heel de kerk alles biedt, heeft de dienaar des Woords, én door de tekstkeuze én door de verklaring en toepassing uit dat Woord op te diepen, wat de gemeente nodig heeft in het uur, waarin hij predikt. Dit is een zeer ernstige zaak. De prediker is dienaar, dienaar van Christus, van den Heiligen Geest, van het Woord. Vergeet hij dit en spreekt hij naar eigen inzicht, naar ingebeelde Geesteswerking, dan weerstaat hij zijn roeping. De Geest Gods werkt door het Woord. Dat Woord heeft geen zaligmakende uitwerking dan door dien Geest. De Heere „kende de gemeente aller eeuwen en haar noden, en heeft de Heilige Schrift zóó aangelegd, dat ze op die noden aller eeuwen berekend was. Alleen hieruit verklaart zich dan ook die eeuwige jeugd der Heilige Schrift, die haar eeuw in eeuw uit frisch doet blijven en er elke eeuw uit doet halen wat die nieuw gekomen eeuw eigenaardigs van node heeft.” Zoo bezien, dan ligt de toepassing al in de Schrift en behoeft de bediening des Woords niet anders te doen dan dit toegepaste Woord door te geven, zegt Dr Kuyper. Volgens hem is de toepassing dit: God de Heere heeft, toen Hij aan zijn kerk zijn Woord gaf, dat Woord zoo ingericht, dat er voor alle eeuw en alle natie en alle geslacht en alle gezin en alle persoon alles in vervat was, wat van achteren nodig zou blijken, om de kennis des Heeren zaligmakens te doen uitgaan.3).
Bij deze definitie lopen wij het gevaar te denken, dat er eigenlijk heel geen toepassing bestaat. Maar wie diep inleeft het wezen der genoemde dingen, zal verstaan, dat de Schrift, heel de Schrift een inhoud heeft, die betekenis heeft voor de gemeente van alle eeuwen. De dienaar moet dat laten uitkomen, moet het Woord, het toepasselijke Woord, appliceren; de gemeente moet het ïn zich opnemen en de werking van Gods Geest is onmisbaar om het vrucht te doen dragen. In elk geval moet goed worden verstaan, dat het niet zóó is: de preek uit den Bijbel en de toepassing vanuit den prediker. De rechte bediening des Woords is altijd toepasselijk preken, de gemeente brengen onder de majesteit van Gods Woord, ontdekken aan de wonden en kwalen, aanwijzen de dwaalwegen, maar ook brengen de echte balsem, en met vaste hand leiden op den weg des levens. De prediker bedient het Woord van God. Hij moet door den Geest, die de Schriftauteur is gedreven worden, geinspireerd zijn en naar de mening van dien Geest den vollen inhoud der Schrift uitputten. Overeenkomstig den wil en de bedoeling des Geestes moet hij de bepaalde tekstwaarheid verklaren, de boodschap overbrengen, het vloekvonnis laten horen, de vrijspraak verklaren, de bepaalde vermaning of vertroosting voor dien bepaalden tijd brengen en op het hart binden van hen, die luisteren. Als hij met het Woord Gods komt op den kansel, aan het ziekbed, in de gevangenis, of waar dan ook, komt hij met een bepaald woord voor bepaalde personen. Hij moet hen, die luisteren, confronteren met dat Woord Gods, dat Woord zoeken te verklaren op zulk een wijze, dat het verstaan en ingeleefd wordt, dat zij, die luisteren, overtuigd worden van de waarheid en tot zichzelf moeten zeggen: dit geldt mij; deze vloekspraak, of deze vrijspraak geldt mij persoonlijk en geheel ….


l) Zie D. Knibbe: Kort onderwijs om een predikatie met order te kunnen horen, etc.; afgedrukt achter zijn verklaring van den Heid. Cat., 4e dr. 1713.
2) Hoekstra, Ger. Theol. T. jrg. 20; Ger. Hom., 301.
3) Predik het Woord, 17.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1948

De Wekker | 4 Pagina's

De toepassing der preek (8)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1948

De Wekker | 4 Pagina's