Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de Kerkorde (26)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de Kerkorde (26)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de vraag, wie het peremptoir of beslissend examen moet afnemen, antwoordt de Kerkorde: de classis. Feitelijk berust het recht, om dit examen af te nemen bij den kerkeraad van de gemeente, die den examinandus beriep. Maar krachtens het kerkverband is dit recht aan de classis gegeven. Zou een plaatselijke kerk met geen enkele andere plaatselijke kerk in enig verband leven, dan zou de raad van zulk een kerk volkomen bevoegd zijn een beslissend onderzoek in te stellen bij hem, die door deze kerk als dienaar des Woords beroepen was. Andere kerken of kerkgemeenschappen zouden zich daar niet mee willen of mogen bemoeien — het zou louter een zaak zijn, die zulk een plaatselijke, met geen enkele andere kerk in verbinding staande, kerk aanging. Zij moet zelf weten, wie zij tot dienaar des Woords wil toelaten. Maar voor plaatselijke kerken, die naar eisch van Gods Woord, met andere plaatselijke kerken in verband zijn getreden, staat de zaak anders. De toelating tot den dienst des Woords en der Sacramenten is een zaak, die al deze, in één verband met elkaar levende, gemeenten aangaat, omdat de verschillende plaatselijke kerken met elkaar zijn overeengekomen, dat het ambt van dienaar des Woords voor al deze kerken geldt. Daarom heeft het kerkverband er in de hoogste mate belang bij, wie tot dit ambt worden toegelaten en daarom spreekt dit kerkverband daarin zelf het beslissende woord. Men zou nu kunnen zeggen: indien dit zoo is, waarom neemt dan de generale synode het peremptoir examen niet af? Wij antwoorden daarop: de kerken zijn overeengekomen, dat dit niet nodig is; het kerkverband heeft voldoende zekerheid, dat geen onwaardige en onbekwame personen tot het ambt worden toegelaten, indien dit examen wordt afgenomen door de classis, waarbij dan nog gedeputeerden van de particuliere synode komen; bovendien zou het grote practische bezwaren meebrengen, indien de generale synode dit examen moest afnemen: de synoden zouden overbelast worden. Zij zouden natuurlijk ieder jaar moeten vergaderen, omdat er anders telkens een tweetal jaren zou zijn, waarin niemand tot het ambt werd toegelaten, hetgeen schadelijk voor de gemeenten zou zijn, en zij zouden daardoor schatten gelds verslinden. Daarom is in de Kerkorde bepaald, dat het peremptoir examen door de classis moet worden afgenomen. Men kan bij deze hoofdoverweging ook nog dé reden voegen, dat de meeste kerkeraden ook niet in staat zijn zulk een examen af te nemen. In den regel wordt ook nog genoemd de overweging, dat de classis de beroeping moet goedkeuren (approberen), en dat zij daarom ook het recht heeft dit examen af te nemen. Wij laten dit rusten, omdat dit rechtstreeks voortvloeit uit het eerste, wat wij noemden, namelijk het samenleven in één kerkverband.
De Kerkorde zegt vervolgens, dat het peremptoir examen afgenomen moet worden in aanwezigheid van de deputaten van de particuliere synode. In deze bepaling is een extra waarborg geschapen, dat aan de eischen, door het kerkverband aan de toelating tot het ambt van dienaar des Woords gesteld, wordt voldaan.
Deze deputaten hebben bij dit examen echter geen beslissende stem. De beslissing is in handen van de classis gelegd, maar de deputaten der particuliere synode brengen advies uit. Tot 1937 gold de regel in onze kerken, dat de gezamenlijke predikanten, namelijk de predikanten der classis en de gedeputeerden der particuliere synode, na afloop van het examen stemden over „de kundigheden”. Werden deze genoegzaam bevonden, dan stemde de classis over de toelating. Dit was echter in strijd met het gereformeerd kerkrecht. Over het foutieve hiervan zie men bijlage XIX Acta synodi 1937, (blz. 188 v.v.). Daarom heeft de generale synode van 1937 bepaald, dat na het examen de deputaten van de particuliere synode zich een ogenblik moeten verwijderen, om onder leiding van den praeses van deputaten een advies over al of niet toelating aan de classis op te stellen, acta art. 78.
Eerst na het uitbrengen van dit advies mag de classis tot stemming overgaan om zoo tot een beslissing te komen. Dat dit advies van de deputaten maar niet het uitspreken van een mening is, waaraan de classis zich al dan niet behoeft te storen, is duidelijk. Stel het geval, dat deputaten adviseren tot niet-toelating, en de classis zou wel tot toelating besluiten en bepalen, dat de betrokkene in de beroepende gemeente bevestigd kan worden, dan zou zulk een predikant alleen maar toegelaten zijn voor die bepaalde classis: buiten die classis zou zijn ambt niet erkend worden. Door zulk een daad zou de classis zich feitelijk automatisch uit het kerkverband losmaken. In een goed geordend kerkelijk samenleven vindt zoo iets natuurlijk niet plaats; wij stelden dit voorbeeld slechts, om aan te tonen, dat het advies van de deputaten der synode inderdaad grote betekenis heeft. Is er een conflict tusschen deputaten en classis, d.w.z. stemt het oordeel van beide colleges niet overeen, dan moet de particuliere synode beslissen. Dit is natuurlijk alleen maar van betekenis, als deputaten van mening zijn, dat de geëxamineerde niet toegelaten kan worden en de classis uitspreekt, dat dit wel kan. In dat geval mag de classis haar besluit niet doorzetten, en, trots het advies van deputaten, toch ook de bevestiging overgaan. Zij heeft dan te wachten tot de particuliere synode de kwestie beslist heeft. Zijn deputaten van oordeel, dat de geëxamineerde wel toegelaten kan worden, maar beslist de classis van niet, dan is er natuurlijk geen moeilijkheid: de geëxamineerde is afgewezen.
Tenslotte zij hier nog herinnerd aan de bepaling van 1902, die zegt: Omtrent een candidaat tot den Dienst des Woords, die de roeping van een gemeente heeft aangenomen, doch bij het classicaal examen wordt afgewezen, wordt bepaald, dat candidaat en gemeente verbonden blijven, tenzij èn candidaat èn gemeente met onderling goedvinden de beroeping als vervallen willen achten. In deze bepaling is de mogelijkheid geopend om den aanvankelijk gelegden band weer te ontbinden. Daar kunnen immers omstandigheden zijn, die dit óf voor één van de partijen óf voor beide partijen wenschelijk maken.

A.(Apeldoorn.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1949

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de Kerkorde (26)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1949

De Wekker | 4 Pagina's