Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het juiste standpunt

Vóór eenige weken gaven wij door, wat ons werd bericht over Lutjegast.
Daar waren enkele broeders, die in den kring der kerk naar art. 31 D.K.O. de vraag opwierpen, of het niet meer juist was zich aan te sluiten bij de Christelijke Gereformeerde Kerk. Dat was voor velen een doorn in het oog, en het is dan ook te verstaan, dat de Classis Grootegast deze broeders met zulke Christelijke Gereformeerde neigingen niet kon gebruiken in het ambt.
Nu is er verschenen een „rectificatie”, waarvan „De Reformatie” van 26 Mrt. melding maakt.
Wij kunnen niet anders, dan ons verheugen over deze „rectificatie”, omdat zij nog al duidelijker de positie van de Kerken naar art. 31 verklaart.
Het is goed, dat wij deze gezichtspunten krijgen. Zoo leeren wij elkander beter kennen, en weten wij, waar wij aan toe zijn.
’t Stuk uit „De Reformatie” in zijn geheel overnemen is te lang. Er zijn vele dingen, die hier niets ter zake doen. Nadat eerst een overzicht is gegeven van de samenspreking der kerkeraden van Chr. Ger. zijde, en die van de vrijgemaakten wordt dan gezegd:

In de boezem van de Geref. kerkeraad van Grootegast bleek verschil van mening met betrekking tot de Chr. Ger. kerk.
Ten bewijze hiervan diene o.m.: a. dat in een leesdienst door een der ouderlingen een Chr. Geref. preek werd gelezen; b. dat een tweetal ambtsdragers de Schooldag te Apeldoorn bezochten; c. dat een ouderling tegenover kerkvisitatoren verklaarde: „Wij zijn eigenlijk Chr. Geref. en ds Hoff niet.”
In Nov. 1948 werd aan de gemeente een nieuw tal voor de verkiezing van twee ouderlingen en één diaken bekend gemaakt.
Een broeder uit de gemeente heeft toen persoonlijk aan de aftredende diaken van T. (welke stond op het tal voor ouderling) geschreven o.m.: „U sprak toen uit, dat de kerk, waarvan u lid is, en welke u dient, in het bijzondere ambt van diaken, niet de ware kerk is. Volgens u was dat de Chr, Ger. kerk. Toen u die uitspraak deed, ben ik geschrokken. Temeer omdat u uw houding verklaarde met het gezegde: „Ik zie dit als een tussenschakel naar de Chr. Geref. kerk en ik wil meerderen wakker maken teneinde straks naar de Chr. Geref. kerk over te gaan.” Ik hoop en bid dat u van gedachten is veranderd, opdat ik mij zonder bezwaar kan conformeren aan uw candidaatstelling. Ook ik wens vereniging met alle ware Christ-gelovigen, zowel uit de Chr. Ger. als de synodaal-Geref. en Herv. kerk.” Hoewel deze broeder met zijn bezwaar niet bij de kerkeraad kwam, werd deze zaak toch aanleiding tot een bespreking, eerst in de kerkeraad en daarna in de kerkeraad met kerkvisitatoren, daar er verschil van mening openbaar werd over de ware en valse kerk. Kerkvisitatoren spraken uit, dat wij geen andere binding in onze kerken hebben dan die aan de Heilige Schrift en de Drie Formulieren van Enigheid en dat daarom iemands opvattingen t.a.v. de Chr, Geref. kerk geen reden kan zijn om hem van het tal voor amtbsdrager af te voeren, maar dat iemand, die een ambt aanvaardt, moet kunnen beloven, dat hij zijn ambt met alle trouw en toewijding zal bedienen.
Daar br. v. T. deze belofte aflegde en tevens verklaarde dat hij, wat de pogingen tot vereniging met de Chr. Ger. kerk betrof, in de kerkelijke weg zou blijven, waarmee ook de andere broeders instemden, hebben kerkvisitatoren dienovereenkomstig geadviseerd en was deze zaak naar hun mening tot een oplossing gebracht. Hun advies luidde aldus. „ . . . gelet op de verklaring van br. v. T., dat hij zich bewust is de ware kerk van Christus te Grootegast thans als diaken te mogen dienen en dat hij ook gewillig is bij eventuële verkiezing, dit als ouderling te doen en dat hij inzake de pogingen onzer kerken om tot eenheid te komen met de Chr. Geref. kerken, die kerkelijke eenheid alleen wil zoeken in de kerkelijke weg en niet zonder voorafgaand advies van het kerkverband, van oordeel dat geen redenen aanwezig zijn waarom br. v. T. zou moeten vragen van het dubbeltal voor ouderling te worden afgevoerd of dat hij door de kerkeraad op het dubbeltal niet zou mogen worden gehandhaafd.”

Men zou kunnen meenen, dat hiermede de zaak ten einde was.
Maar wie dit meent oordeelt toch wat al te oppervlakkig, wanneer vraagstukken als deze in geding zijn. Een overtuiging wordt tenslotte niet weggedocumenteerd of weggeredeneerd of weggeadviseerd.
Het was te verstaan, dat spoedig weer dezelfde vraag zou oprijzen en „andere en grootere moeilijkheden” zich zouden voordoen. Daarop is toen een derde samenspreking gevolgd, en nu zegt de „rectificatie” verder naar luidt van „De Reformatie”:

Tijdens deze samenspreking hebben de brs. zeer beslist en duidelijk uitgesproken, dat zij de Chr. Geref. kerk beschouwen als wettige kerk sedert 1892, hetgeen onder meer kan blijken uit uitdrukkingen als deze: „De vrijmaking is de eerste stap, nu nog een stap verder en wel naar de Chr, Geref Kerk”. Een der brs. wilde zelfs zijn ambt gebruiken om de Gemeente aldus in te lichten, dat zij zich moeten voegen bij de Chr. Geref. Kerk. Verder weigerden zij nog steeds hun volle medewerking te verlenen aan de zaak van kerkbouw.
Na ernstig vermaan zagen kerkvisitatoren zich genoodzaakt tot het geven van het volgende advies: .. .gehoord de verklaring van br. K.
a. dat de „Chr. Geref. Kerk” sedert 1892 is wettige kerk;
b. dat de vrijmaking van de door ons gewraakte synodebesluiten daarom niets anders mag bedoelen, dan dat men zich voegt bij die kerk;
c. dat hij dat laatste nog steeds ziet als zijn roeping van Christus’ wege;
d. dat hij daarom niet kan beloven met al zijn kracht in het ambt mede te werken aan de opbouw en bloei van de Geref. Kerk waarvan hij tot op heden lid is in volle rechten
hebben gemeend op grond van het vorenstaande de kerkeraad voornoemd te moeten adviseren, dat deze aan br. K. op diens verzoek ontheffing uit het ambt van ouderling verlene.
Daar br. B, en v. T. zich met br. K. eens verklaarden werd door de kerkvisitatoren het advies gegeven deze beide brs. niet te handhaven op het tal voor ouderling.

Tot zoover het verslag. Alleen zij nog opgemerkt, dat de Classis Grootegast op 27 Jan. haar volkomen goedkeuring gehecht heeft aan dit advies van Kerkvisitatoren.
Van deze verheldering, die nog niet een „rectificatie” is van hetgeen wij geschreven hebben, kunnen wij dankbaar nota nemen.
De punten onder a. b. c. d. genoemd zijn inderdaad het onthouden waard.
Wij hebben ten minste nu een kerkelijke uitspraak, al hadden wij gaarne gezien, dat de brs. zich op de Part. en zoo noodig op de Gen. Synode hadden beroepen.
Maar als deze brs. dit niet meer kunnen doen, staat de weg daarheen steeds open voor elke kerk, die in het kerkverband der vrijgemaakte kerken leeft.
Wanneer dit niet geschiedt zoo mogen wij aanvaarden, dat deze classicale uitspraak vertolkt de positie der Kerken naar art. 31.
Deze „rectificatie” krijgt de waarde van een unificatie. Maar ge zult nog iets meer hooren. Wacht slechts tot de volgende week.

A(peldoorn)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1949

De Wekker | 4 Pagina's

Uit de Pers

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1949

De Wekker | 4 Pagina's