Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onder doodsbedreiging Gods bewaring aanbevolen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onder doodsbedreiging Gods bewaring aanbevolen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bewaar mij, o God, want ik betrouw op U. Ps. 16:1b.

Psalm 16 is een der miktampsalmen. Wij kunnen denken aan een spreukgedicht dat het kostelijke goud der bijzondere Godsopenbaring beschrijft.
Psalm 16 is van David. Wanneer hij dezen psalm gedicht heeft, is niet met zekerheid te zeggen. Mogelijk in den tijd van vervolging door Saul. Denkbaar is ook: in den tijd toen de slaande Engel zich bij de dorsvloer van Arauna openbaarde. Ten slotte kunnen wij ook denken aan Davids sterfbed. Hij heeft dan onder doodsbedreiging dezen psalm gedicht.
In Psalm 15 vinden wij het beloftewoord: hij zal niet wankelen in eeuwigheid; in Psalm 16 lezen wij het geloofswoord: ik zal niet wankelen. Grond voor dit vertrouwen wordt reeds in vs 1 uitgesproken. Wij vinden bij dezen dichter het vaste en rustige geloofsvertrouwen, dat zijn kracht heeft in den levenden en genadigen God, wiens gemeenschap krachtig wordt ervaren. Dan is het mogelijk dat bij de geweldige doodsbedreiging geen angst zich openbaart en geen wanhoopsklacht wordt beluisterd, doch gezongen wordt van het rijkste heil, van de levende hoop en de enige Toevlucht. Dan vinden wij het onwankelbaar Godsbetrouwen in doodsgevaar. Rijk is de vertroosting voor stervelingen, wanneer dit wordt gekend. Wij denken aan onze jongens en mannen in Indië. Indien zij, bij het dreigend doodsgevaar zo mogen zingen, zullen zij hun leven in Gods hand weten.
Deze psalm is ook een rijke Messiaanse psalm. Wij kunnen dit lezen in Hand. 2; daar geeft de Heilige Geest een verklaring van dezen psalm. David zingt in Psalm 16 van den Messias en hij doet dit in levend geloof. Zo mag hij de vrucht van het Messiaanse heil genieten voor eigen hart.
In het korte eerste vers hebben wij een geloofswoord, een geloofszucht, waarin met klem wordt uitgesproken wat het heil voor den dichter is en welk een inhoud zijn geestelijk leven heeft. David spreekt uit: Heere bewaar mij, wees mijn wachter, waak over mij, gelijk een herder zijn kudde bewaakt. Hij spreekt tot zijn God in een bevelende vorm. Hij beveelt zich aan in Gods trouwe en beschermende hand. De dood dreigt van alle zijden. Waar zal David een schuilplaats vinden? Hij heeft zijn toevlucht in God, die de almachtige mensenhoeder is. In de naam van God hebben wij reeds de gedachte van veilig zijn onder almachtige hoede. David zegt: in U heb ik mijn toevlucht; bij U, in U, schuil ik.
Eigenaardig is de uitdrukking: bewaar mij, want… Moet God hem bewaren, omdat David bij den Heere schuilt? David heeft in den Heere zijn toevlucht. In die schuilplaats trok hij zich terug in het geloof en trekt hij zich gestaag terug. Hij is er binnen. Wij moeten daarbij goed verstaan dat David Gods gunstgenoot is en de HEERE zijn deel is. De zanger staat in een bijzondere gunstverhouding tot zijn God; hij is een kind van God in den rijken zin van het woord. Zijn zonden zijn hem vergeven en hij weet in dit heil te delen door Hem, die meer is dan David. De grote Davidszoon zou den dood verslinden tot overwinning, gelijk het slot van dezen psalm zo kernachtig zegt. Die verzoende God is Davids toevlucht. Door het geloof beleeft David de gemeenschap met dien verzoenden God, zij het dan waar dat hij de volle Messiasopenbaring nog niet kende. Heere, bewaar mij, want in U schuil ik; ik behoor U toe; ik ben uw knecht, uw kind, uw verloste, uw gekochte, uw gunsteling, die de weldaden van het genadeverbond, de weldaden van den Messias, ontving. Gij kunt uw gunsteling niet overgeven aan de doodsdiepte, omdat Gij uw hoogsten Gunstgenoot tot in die diepte gezonden hebt en Hij die diepte heeft verslonden. Gij kunt om den Messias niet van uw kind af; Gij kunt om den Christus mij onder de doodsbedreiging niet laten ondergaan. Bewaar mij, o God, want bij U schuil ik.
Welgelukzalig allen, die onder de doodsbedreiging, geheel schuldig, zo mogen spreken. Zij zullen erkennen dat zij den dood hebben verdiend; zij zijn waard in de eeuwige doodsdiepte weg te zinken. De Heilige Geest leerde door zijn Woord en met zijn Woord den dichter verstaan wat de doodsbedreiging inhoudt en wat de doodsoorzaak is. Door dien Geest leerde hij ook steeds meer verstaan wat de staat des doods voor hem zelf betekent. Hij kende zich van nature los van God, zonder God, schuldig voor God, in den dood op weg naar den eeuwigen dood. En wie zichzelf zo leert kennen leert iets van de angsten der hel en de banden van den dood; die leert iets verstaan van de beken belials. De doodsbedreiging is dan wel heel vreselijk. De Wet Gods dreigt met den vloek; de Heere verklaart ons schuldig; wij krijgen den schuldbrief thuis en leren het vonnis van den dood onderschrijven. Maar de Heilige Geest opent ook het hart en het oog om de boodschap van ’t heil in Jezus Christus te leren verstaan. Hij opent oog en hart voor de enige Toevlucht. Hij dringt de ziel om tot God te vluchten, tot den HEERE, die zich in Jezus Christus als een verzoend God openbaart. Deze Toevlucht ziet de ziel dan openstaan; er is ’n geopende toegang tot de Troon der genade. De ziel kan geholpen worden, genade verkrijgen, gunst ontvangen. De Geest Gods bearbeidt de ziel tot dit actief geloven en vluchten. De daad van het geloof wordt betracht; de ziel komt binnen. De HEERE schenkt zich in dien weg aan de ziel weg. Om den Messias, Jezus Christus. En zo leert de ziel zich veilig kennen bij alle doodsbedreiging. Veilig in leven en in sterven. Veilig onder kogelregen en overval van de sluipmoordenaars; veilig in nood en dood.
Ja, welgelukzalig allen, die in die schuilplaats geborgen zijn.
En die er van zingen mogen onder de meest geweldige doodsbedreiging.
En:
Hij, die op Gods bescherming wacht.
door den hoogsten Koning
beveiligd in den duistren nacht,
beschaduwd in Gods woning.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1949

De Wekker | 4 Pagina's

Onder doodsbedreiging Gods bewaring aanbevolen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1949

De Wekker | 4 Pagina's