Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat is bevinding? VI

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat is bevinding? VI

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nadere omschrijving.
Wij hebben slechts enkele Schriftuurplaatsen genoemd, om ons onderwerp een weinig te belichten uit het Woord. Ook bij nadere omschrijving blijft ons werk onvolkomen, en gebrekkig. Op drieërlei willen wij nu wijzen: op het wezen der zaak, op het opwassen in de genade en op het verachteren in de genade.
Wij gaan nu uit van de door ons gegeven definitie en onderscheiding. Wij kunnen niet uitschakelen, dat onder bevinding meest verstaan wordt: wat Gods Geest werkt in de harten der gelovigen; wat die gelovigen doorleven en gevoelen, als de Heilige Geest Zijn licht laat vallen over Zijn werk in hunne harten; wat zij missen en lijden ih de duisternis en onder twijfel, en doormaken in verachlering der genade en bestrijding van hun ziel, naar de Heilige Schrift.
Doch het dieptepunt ligt zeker in wat wij, naar Rom. 5 : 4, beproefdheid noemden, welke bestaat in die gesteldheid der ziel, waarin de echtheid van het geloof, na en door beproeving bewezen is; en waarin de beproefde ziel geniet de bevestiging en verzekering van het deel hebben aan Christus en al Zijne weldaden, eveneens naar de Schrift.
Wij hebben aangetoond, dat deze dingen niet staan buiten de geloofsgemeenschap met Jezus. Hierover is al heel wat geschreven, gesproken en gepreekt.
De Schrift spreekt over het geroepen zijn tot de gemeenschap van Jezus Christus, 1 Kor. 1 : 9. Naar de remonstrantse opvatting is dit komen tot de geloofsgemeenschap met Jezus een werk van den mens. De Heere roept tot geloof en de mens gelooft. Geloof is geen gave Gods; in de bekering openbaren zich geen nieuwe krachten, gaven der genade, werkingen des Geestes, energieën Gods. Deze leer zet den mens op den troon, onteert den Christus in Zijn heerlijk bergwerk en bedroeft den Heiligen Geest, Deze ketterij loochent metterdaad: Zonder Mij kunt gij niets doen, Joh. 15 : 5. Dit ook onder ons te herinneren, is niet overbodig. Niet dat deze remonstrantse leer onder ons bewust geleerd wordt, maar telkens dreigt het gevaar, dat men, door eenzijdig den nadruk te leggen op het bevel des geloofs, den mens verhoogt en het werk des Geestes naar achteren dringt. Vgl. D.L.R. III en IV, 6.
De Heilige Schrift zegt duidelijk, dat die geloofs vereniging der gelovigen met den Christus bestaat, doch geeft geen uitgebreide omschrijving over het tot stand komen er van. Wel leert de Heilige Schrift klaar, dat alles genade is, dat het zalig worden door het geloof — ook het geloof zelf — gave Gods is, Efez. 2 : 8. En heel goed moeten wij ons inscherpen dat er zonder die geloofsvereniging met Christus, zonder die unio mystica, geen sprake is van geestelijk leven, van echt geloof, van bevinding der heiligen.
Met Calvijn hebben al de zuivere gereformeerde theologen er de nadruk op gelegd, dat buiten die geloofs vereniging met Christus, de zondaar niets dan een verloren en goddeloos mens is. Maar tevens deden zij duidelijk uitkomen, dat die unio mystica nooit tot stand komt zonder de wederbarende werking van den Heiligen Geest. En niet minder beklemtoonden zij, dat die mystieke unie naar de Schrift is. Zij spraken niet over de geloofsvereniging los van de Schrift en nog veel minder met negering van die Schrift. En die Schrift leert duidelijk dat Jezus zoekt en zaligt. Het eerste is niet, dat wij wat doen, maar dat Hij een bijzondere daad doet. Wij liggen in den dood, nameloos ellendig en arm. Hij, de schatrijke Heere en hemelse Bruidegom, komt tot de Zijnen om hen in zijne gemeenschap op te nemen, om hen deelgenoot te maken van zijn heil. Het opnemen in het huwelijk met Hem, gaat niet van ons uit, maar van Hem. Dit geschiedt naar Gods Raad, als vrucht van Christus’ werk, door den Heiligen Geest, die het geloof werkt.
Die geloofsvereniging met den Christus kunnen wij niet tasten met onze handen en met onze natuurlijke ogen niet zien en toch bestaat zij in de volle werkelijkheid. Door deze werkt het leven van Christus in de gelovigen, beheerst Hij hen, leeft Hij in hen, Gal. 2 : 20, en leven zij zijn leven. Zonder deze gemeenschap kan er dus van bevinding als boven omschreven, geen sprake zijn. De leidingen des Heeren zijn onderscheiden, maar al de gelovigen leren dat Jezus de zijnen tot Zich trekt, en dat de Vader de verlorenen trekt tot Jezus, Joh. 12 : 32; 6 :44, roept tot Zijne gemeenschap, 1 Kor. 1 : 9.
Het woord gemeenschap zegt, dat iemand ergens deelgenoot van is, zij, die in gemeenschap staan met Jezus hebben deel aan Hem en al de heilgoederen in Hem; zij hebben deel aan zijn bloed, aan zijn Geest, aan de vertroostingen, aan de gemeenschap met den Vader, aan zijn lijden en erfenis.
Wat is nu de bevinding van deze weldaad? De Vader schenkt met Christus alle weldaden, Rom. 3 : 31; Christus is van den Vader den zijnen geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiligheid, verlossing, 1 Kor. 1 : 30; in Hem zijn al de schatten der wijsheid en kennis verborgen, Kol. 2 : 3 ; het leven der kinderen Gods is met Christus verborgen bij God, Kol. 3 : 3; de Heilige Geest bedient uit de volheid van Christus, Joh. 16 : 14, 15; uit die volheid wordt ontvangen genade op genade, Joh. 1 : 16; bewijs genoeg, dat alle heil van God in Christus is en door den Heiligen Geest wordt toegepast. Van deze aanpassing heeft de ziel ervaring, bevinding. Ervaring en bevinding zijn hier niet te scheiden. Slechts iets kunnen wij ervan zeggen. Alle ervaring, bevinding, is geloofservaring; alle bevinding is in levensgemeenschap met Jezus. Door het geloof is de gemeenschap met Christus, de inwoning van Christus in het hart. Hij is de wijnstok; het geloof trekt uit Hem de levenssap; Hij is de bron, het geloof put uit Zijne volheid. Gelijk de stam de levenssap stuwt in de ent, zoo schenkt Christus alle leven in de ziel. Door dit geloof worden de beloften van het evangelie omhelsd, wordt God geloofd, wordt Christus omhelsd. Het geloof neemt de beloften aan met levende werkzaamheden der ziel.
God getuigt in zijn Woord wie wij zijn. Wanneer wij recht geloof bezitten en beoefenen, zullen wij, door de bediening van den Heiligen Geest, amen zeggen op het getuigenis Gods; wij erkennen de grootheid van ons kwaad, Ps. 51; wij buigen en bidden als de tollenaar; wij beleven droefheid naar God, kermen schaamte als Ezra, verfoeien ons zelf, walgen van ons zelf en smeken om genade. God spreekt door het evangelie van den Christus; nodigt in en door Christus tot het volle heil; lokt en, bemoedigt in weergaloze liefde, Jes. 55 : 1 , vv.; Ezech. 18 : 31; Matth. 11 : 28; 22 : 42; Joh. 7 : 37; Openb. 3 : 18 en 20 enz. De ziel leert luisteren en amen zeggen op die aanbiedingen, de hand leggen op die beloften en zeggen: Ik zal horen, wat God de HEERE tot mij spreekt, Ps. 85 : 9 ; Hij spreekt tot zijne gunstgenoten van vrede door het bloed des kruises. Wie horen in geloof gebruiken de genademiddelen recht, leren verstand en hart openzetten voor de heilsprediking, leren de beletselen wegnemen, de staketsels verbreken, hunne zinnen zetten op het evangelie en acht geven op het gepredikte Woord, met een heilbegerig hart, dat in liefde uitgaat naar den Heere. Zulk een bevinding had zeker een Lydia, Hand. 16 : 14.
Paulus preekte niet anders dan wet en evangelie, Christus als Wereldrechter en Wereldredder, vloek en zegen. Het hart van Lydia, door den Heere geopend, begon dicht te gaan naar de zijde der wereld, van vorige vrienden en geneugten, maar het ging steeds verder open naar de zijde Gods, des hemels en der genade. Dan heeft zij bevinding van de invloeiende genade, van het wegschuiven der grendels door den Heiligen Geest, van het plaats maken voor den Christus. Dan luistert Lydia met een open oor; dan drinkt zij het water des levens in; dan kent zij zich verdoemelijk in ’t licht van Gods wet, onderschrijft zij het vloekvonnis, maar springt ook op van vreugde, bij het fluitgespel van het evangelie.
Wanneer wij spreken over geloofservaring, over bevinding, dan spreekt het vanzelf, dat die bevinding geen grond is voor het geloof. De gronden voor het geloof liggen alleen in het evangelie, dat ons den Christus preekt en Hem in zijn volheid aanbiedt. Maar gij hebt ook bewijs nodig, dat gij waarlijk geloof hebt, echt geloof bezit. Zonder ervaring van de ontdekkende werking des Geestes kennen wij ons niet verdoemelijk voor God, missen wij de rechte verbrokenheid, zien wij niet de breuk, schreit ons hart niet naar den Heere. Zonder de ervaring van de ontdekking van den Christus in onze ziel, van de openbaring zijner volheid, gewilligheid en noodzakelijkheid in ons hart, zullen wij niet durven zeggen waarlijk te geloven in Hem. Maar bezitten wij deze dingen wel, dan ervaren wij, dat ons hart tot Hem zeer gevoelig getrokken wordt en zullen wij Hem leren omhelzen en ons vrijwillig aan Hem leren overgeven. Die rijke ervaringen, zalige bevindingen, zullen ons dienen als bewijs voor ons geloof, schoon zij nooit als grond gebruikt mogen worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1949

De Wekker | 4 Pagina's

Wat is bevinding? VI

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1949

De Wekker | 4 Pagina's