Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tweeërlei Adventsverwachting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tweeërlei Adventsverwachting

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want Kaïn zal zevenvoudig gewroken worden, maar Lamech zeventig maal zevenmaal. Gen. 4 : 24.„Deze zal ons troosten over ons werk en de smart onzer handen.Gen. 5 : 29.

Er vaart door onze na-oorlogsche wereld, die afgestemd is op het pessimisme, in al haar lagen, een Adventsverlangen. Een verlangen — niet naar den geboren Christus, naar den weder komenden Heiland, maar een verlangen naar iets anders, iets hoogers, iets nieuws, iets groots.

Want Advent — ook Advent 1949 — is er om er ons aan te herinneren: Het is met onze wereld niet in orde.

Ieder wil dat nog wel toegeven, want de vrede is een broos bezit, en de atoombom is gevallen, en Stalin is er en Soekarno. Daarom leeft bij velen de hunkering naar groote dingen en het woord Advent vindt weerklank bij ieder, dié met deze wereld niet tevreden is.

Maar juist daarom is het niet genoeg dat we Advent vieren — want het is een feest! — maar moeten we elkaar de vraag stellen: Naar wien zien we uit? Wat is de inhoud van onze Adventsverwachting ?

Er is tweeërlei Adventsverwachting.

Een verwachting, waarin Advent zoo ongeveer alles is, behalve Christus; en een verwachting waarin Advent Christus is en Christus alleen.

Die tweeërlei Adventsverwachting is er in onze wereld. Die tweeërlei Adventsverwachting was er reeds in de oude wereld, de wereld voor de zondvloed.

In de taal van Lamech, de 7e van Adam, trilt het Adventsverlangen der menschheid, voor wie de Paradijspoort in het nachtslot is gevallen en die nu het verloren Paradijs tracht te herwinnen langs andere wegen dan door God geopenbaard. Lamech en zijn jongens zijn het bewijs, hoe ver de mensch het brengen wil en brengen kan zonder God. Het schepsel worstelt in Lamech tegen Zijn Schepper.

Lamech's Adventsbron is de diepingewortelde gedachte — ben ik het niet? zijt gij het niet? — om den mensch door den mensch te verlossen. Hoewel het Werkverbond verbroken is, leeft Lamech er nog met hart en ziel uit. God heeft in den Paradijsnacht de nieuwe Adventsorde aangekondigd: Ik zal, maar Lamech leeft nog lustig en rustig uit die andere orde: Gij zult, resulteerend in: Ik kan!

En zijn Adventsleven is dus niet twijfelachtig. Zijn Adventsverwachting bereikt haar hoogtepunt in de verzorging van zijn eigen leven; hij zal zich niet laten vertrappen. Met het ontbloote zwaard in de trillende hand krijscht hij zijn Adventsverwachting uit in een wilden zang.

Hier is een Adventsleven, dat zich vrij wil maken van de vloek, maar — met eigen middelen. Zelfverlossing! Eigen belang is hier de hoofdzaak. Geen mensch mag Lamech tegenspreken! Hij zal voor zijn eigen wraak zorgen.

Er klopt in die oude wereld nog een andere Adventsverwachting. De Adventsverwachting van een andere Lamech, uit Seth's geslacht, de zoon van Henoch. Hij leeft in een moeilijke tijd vol goddeloosheid en ongerechtigheid. De last van deze gevloekte aarde drukt zijn schouders naar beneden. Hij heimweet ook naar het verloren paradijs, en hij grijpt ook naar het klokketouw en luidt de Adventsklok, als hij 182 jaar oud, een zoon krijgt. Bij de wieg van zijn zoon zegt hij: Deze zal ons troosten. Daarom heet zijn jongen Noach.

Zijn Adventsverwachting is gekenmerkt door een Adventsklacht. Dat kan ook niet anders. Want de echte Adventschristen is met het hier en nu niet tevreden, hij klaagt over de vloek, die op het aardrijk rust.

Deze Lamech had het bij het rechte eind. Hij kent het zondige van zijn werk, gevoelt de smart der ellende en ziet de ware oorzaak van het leed: de vloek Gods. Daar moet Lamech van verlost worden!

Zoo groot als de eerste Lamech is, zoo klein is de tweede. Want de laatste voelt zich zelf niet in staat om het leven te verbeteren en zijn werk voor God te rechtvaardigen.

Evenmin is hij tevreden met het middel van Lamech om de ellende te vergeten óf te vergulden. Want hebt U het wel opgemerkt: die drie zonen van Lamech hebben met hun uitvindingen de vloek niet weggenomen. Ze hebben er wat anders tegenovergezet om de vloek te vergulden. Maar daar is het echte Adventsleven — ook in 1949 — niet mee gebaat. De smart blijft. De • leegte!

Veel minder nog kan hij de eerste oorzaak van alle ellende, de vloek over de zonde, door eigen kracht wegnemen. Er moet een trooster komen.

De wrekende wapenen der ongerechtigheid van dien anderen Lamech, baten hem niet.

Maar moed en kracht om te dragen èn te hopen geeft hem de verwachting van den beloofden Overwinnaar, Die rust zal geven. Die belofte is het geheim van zijn Adventsleven. De Adventsbron van den 2en Lamech is daarom de Paradijsorde: „Ik zal” vijandschap zetten. Lamech leeft uit de belofte, verlost te moeten en te zullen worden door God alleen, omdat hij zelf geleerd had: ik kan niet.

De Adventsverwachting van Lamech, den 7e van Adam — in hem komt Adams zonde tot een hoogtepunt (7) — is nog springlevend. Keizer Augustus is familie van dezen Lamech, toen hij zichzelf tot God uitriep.

Het is de Adventsverwachting van hen, die los van God, een nieuwe wereld willen, die optimistisch bouwen of die pessimistisch van het leven genieten, maar die allen „iets” verwachten.

Ja scherper, het is de Adventsverwachting van vele godsdienstige menschen, die niet in brute taal, maar misschien met vrome woorden, leven uit de orde „ik kan” en die nog nimmer de echte Adventsklacht geslaakt hebben; die wel iets anders willen, maar die den Trooster niet noodig hebben.

Lamech's lijn mondt uit in „666”. Maar het Advent der zelfverlossing zal dan juist blijken één groote teleurstelling te zijn. Het beteekent de ondergang van Lamech en heel zijn geestelijke familie of ze in Moscou wonen óf de „zuiverste” waarheid wilden hooren.

Is de 2e Lamech ook niet teleurgesteld? Want Noach was toch de beloofde Verlosser niet? Ja, gelijk hebt ge! Maar Noach heeft wel aangekondigd na de vloed de matiging. van de vloek. Hij heeft in beginsel rust gegeven; een rust, gegrond in het altaar, dat hij, als eerste daad na de zondvloed, opricht én het offer, dat hij brengt.

Doch zoo roept Noach om Christus, Die de oorzaak van de vloek heeft weggenomen door de vloek in de wortel aan te tasten.

Christus heeft de vloek niet proberen te vergeten of te vergulden — hoe arm zou ons Kerstfeest dan zijn — maar Hij heeft de vloek op Zich genomen door in te dalen in, door één te worden met onze vloek. Blijde tijding voor een zondaar, die zich beladen ziet met Gods vloek.

In Hem is Lamech's adventsverwachting vervuld. Lamech contra Lamech. Lamech, de 7e van Adam, zegt: Het komt! Lamech, de zoon van Henoch, belijdt: Hij komt!

We vieren Advent in een geschonden wereld, die zich hoe langer hoe meer uitleeft.

Jongere of oudere lezer — welke Adventsverwachting is de Uwe? Een Adventsverwachting hebt ge — daarvoor zijt ge mensch. Maar welke? Van welke Lamech zijt gij familie? Die vraag beslist over Uw Kerstzegen èn Uw toekomst!

Zeg het maar — Lamech, de 7e van Adam, heeft uitgedrukt wat leeft in ons aller hart. Wij willen „iets” anders in de wereld; wij willen „iets” anders ook in het geestelijk leven. Maar we hebben niet „iemand” nodig. Het is ontstellend om te zien èn te constateeren hoeveel menschen zich met „iets” op de been houden, zonder „iemand” noodig te hebben. Het loopt op eeuwige ondergang uit.

God laat zijn Adventsorde prediken ook dit jaar, het is een ongehoord wonder, ter ontdekking, ter beschaming, opdat wij Bondelingen, afgekapt zouden worden van de wortel van het verbroken Werkverbond en zouden leven uit de Paradijsorde van het Genadeverbond, de Verbondsbelofte, „Ik zal”.

Adventschristenen zijn niet tevreden met „iets”. Ze hebben noodig het kind in de kribbe, den Koning der heerlijkheid. Eenmaal èn telkens weer. Om door den geboren Koning te gaan tot God drieëenig èn ontheven van den vloek, met Hem verzoend, toch te staan en Kerstfeest te vieren op een gevloekte aarde.

Maar dát juist verdubbelt in Adventstijd, de Adventsbede met het oog op Christus' tweede komst: „Kom Trooster! De wereld wacht!”.

Adventsklokken, luidt maar, luidt voort, Heerlijke troost spelt ons Uw woord!

Bunschoten.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 1949

De Wekker | 4 Pagina's

Tweeërlei Adventsverwachting

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 1949

De Wekker | 4 Pagina's