Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De stamboom van Jezus Christus I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De stamboom van Jezus Christus I

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het boek des geslachts van Jezus Christus, den zoon van David, den zoon van AbrahamMatth. 1 : 1.

Wij hebben in den Bijbel twee geslachtsregisters, die keerpunten in de historie zijn.

Het eerste is te vinden in het eerste boek van het Oude Testament, en het tweede geslachtsregister is te vinden in het eerste boek van het Nieuwe Testament. Beide dus aan den ingang der gewijde geschiedenis, en beide keerpunten in de wereldgeschiedenis,

In het Oude Testament lezen wij in Genesis 5 het geslachtsregister van den eersten Adam, en in het Nieuwe Testament lezen wij in Mattheus 1 het geslachtsregister van den tweeden Adam.

In Genesis 5 hebt ge de dalende lijn.

In Mattheus 1 vindt ge de opgaande lijn.

Genesis 5 is de treurmarsch van het sterven.

Mattheus I is de lofzang van het leven.

Lees eens het geslachtsregister van Adam tot Noach en telkens treft u het voortdurend refrein: en hij stierf — en hij stierf — en hij stierf. —

Hier hebt ge een keerpunt der menschheid, dat in stervensdonkerheid zich verliest. Die stervensklacht is juist in den aanvang der menschheid te somberder, omdat de glans van het Paradijs in dien aanvang zoo veel heerlijker is geweest.

En hij stierf… dat is het geslacht van Adam, maar dat is niet de schepping van Adam.

De schepping, de wording van Adam is nog zooveel meer, dan de wording der wereld. Ge kunt u die schepping in haar maagdelijke reinheid niet schoon en heerlijk genoeg voorstellen. God zag al wat Hij gemaakt had en het was zeer goed. En toch zouden al de hemelbogen en al de hemelzonnen, zouden al de wereldzeeën en al het gedierte des velds niet voldoende zijn geweest om de grootte der volheid Gods af te spiegelen, als God ook niet in deze schepping een mensch gegenereerd had.

Het bijna onbeschreven boek des menschelijken geslachts in het Paradijs zingt toch de schoonste tonen, want alleen in den mensch, in dit redelijke zedelijke wezen, met zijn zelfbewustzijn en zijn zelfbewustheid, vlamt machtiger dan ergens elders de heerlijkheid op van Gods eeuwig denken. Hierin is alleen de mensch van Gods geslacht. Hier sprankelt, en tintelt, en vonkt een levenskracht, en levensrijkdom, die geen stervenskern kent en nog veel minder een stervenspijn verstaat of behoeft te vreezen.

En deze mensch, deze Koningsmensch, deze eerste Adam, deze geschapen zoon van God heeft een stamboom, waaraan de kanker knaagt, heeft een geslachtsregister, dat altijd weer eindigt in het somber refrein: en hij stierf.

Toen deze mensch, deze eerste Adam, viel uit het licht in de duisternis, uit het leven in den dood, uit den zegen in den vloek, zou onverbiddelijk het menschelijk geslacht zich hebben voortgezet als een proces van enkel zonde, zou het gif der zonde zoo sterk door den stamboom van dezen Adam zijn getrokken, dat zijn uiterste takken en twijgen niet ontkomen waren aan dit giftproces. Ze hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods. Had de wereld geen andere stamboom, dan deze gekend, zoo zou de menschheid geen dageraad meer zien, maar alle levenshoop zien verdwijnen aan donkere kimmen van benauwend sterven.

Maar reeds in den nacht van Edens hof plant God een nieuwe loot, en zal de Heere de wereld toonen, dat Gods raad niet ten einde is met den raadslag van den mensch, die Gods banden wil verbreken en Zijn touwen van zich werpen, In Gods Vaderhart is een onbegrepen, eeuwige bewogenheid over een gevallen wereld en een gevallen menschheid. En wat in geen menschenhart is opgeklommen, heeft God bereid in den tweeden Adam, in den anderen stamboom, en daarom het boek des geslachts van Jezus Christus.

Hier is niet meer de dalende lijn, als in Genesis, maar de blijde lijn van het nieuwe Hallel van de psalmen der opgangen.

Hier is het groote keerpunt in de menschheid, waarvan Johannes schrijft „en het Woord is vleeseh geworden, en heeft onder ons gewoond.”

Door het Woord was eens de schepping voortgebracht.

Door dit zelfde Woord werd zij gedragen.

En door dit Woord zou deze schepping ook worden verlost, want in en door Christus zal weder bijeen vergaderd worden de dingen, die in den hemel en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, opdat God in alles geprezen zij door Jezus Christus, welke toekomt eer en heerlijkheid tot in der eeuwigheid.

Zoo zetten wij ons met dezen lofzang neer bij den stamboom van Jezus Christus. Wie hier zijn plaats kent, en wat nog meer zegt, wie hier de plaats van dezen stamboom kan taxeeren, zal al dieper bepeinzen, dat heel het machtig proces, hetwelk de eeuwen te aanschouwen geven, en zullen geven, van hier uitgaat.

Kerstfeest wijst naar het centrale punt in de wereldgeschiedenis. Wij gaan weer met verhoogde kinderlijke vreugde in dankbare rijen naar Bethlehem heen, waar het boek des geslachts van Jezus Christus zijn documentaire beteekenis verkrijgt.

Hier geven Oud en Nieuw Verbond elkander de hand.

Hier juichen Abraham en Izak en Jakob, en Juda en David en Salomo, ja, zelfs dwars door de Babylonische ballingschap heen tal van stemmen, om de trouw des Heeren, de vastheid van Gods Verbond, en de heerlijkheid van den geboren Immanuel te bezingen.

Dit geslachtsregister is geen treurmarsch der vergankelijkheid, is geen donkere stervensdiepte, maar is een overwinningslied op den dood en op den satan. In den eersten Adam en in zijn register is de benauwinge van het sterven. In den tweeden Adam en zijn register is de lofzang van het leven.

Als ge dezen stamboom van Jezus Christus nauwkeurig op net heilig blad bekijkt zult ge bemerken, dat deze boom in den aanvang al rijker bloeit, en in koninklijke luister alom zijn schoonheid spreidt. Daarna wordt deze boom al minder aan schoonheid en gedaante. In en dóór en na de Babylonische ballingschap (lees vers 12) wordt die boom gehavend in zijn. kroon en takken. Er blijft niet veel meer van over, dan een bijna onzichtbare wortel. Gij hebt als van zelf het woord van den profeet gevonden: maar een scheut uit dien wortel zal vrucht voortbrengen. Van Abraham, een vorst Gods, en David, de man Gods, d.i. van aartsvaderlijke verwachtingen, en koninklijke luister loopt het uit op den timmerman Jozef, den man van Maria.

Maar al wordt die boom gehavend, het blijft dezelfde boom, hetzelfde geslacht, en wij hebben een Koning van koninklijken bloede, waarop de Heilige Schrift telkens groote nadruk legt, en wat wij ons mogen herinneren, als de dagen van het kerstfeest komen of er straks mogen zijn.

Ik hoop, dat ik met deze inleidende opmerkingen uw belangstelling gewekt heb voor een bladzijde, die bij vluchtig inzien weinig beteekenis heeft, maar bij rustig peinzen aan verheven inhoud zal winnen om te getuigen van Gods souvereine genade en van Gods eeuwige trouw.

Neen, wij zeggen nu niet meer, dat dit geslachtsregister slechts een eentonige opsomming geeft van wat namen, die voor ons in de twintigste eeuw weinig of niets meer zeggen.

Wij meenen niet meer, dat elke vrije tekst beter is, dan zulk een geslachtsregister, want wij hebben in dit foudraal parelen van groote waarde ontdekt.

Dit geslachtsregister is een epos, een heldenzang, waarin Gods groote deugden en waarin de onnaspeurlijke volheid van Christus wordt beluisterd.

Ge hebt misschien wel eens een boom gezien, waarin iemand in den stam van dien boom een hart gesneden had. Ik weet niet, wat zoo iemand daar altijd mee bedoeld heeft. Maar ik weet wel, dat in dezen stamboom van Jezus Christus God zijn vaderhart ons laat zien.

En wie dat mag ontdekken zoekt er naar om te behooren tot het geslachtsregister van Jezus Christus, om te mogen zijn van dezen stamboom.

Men acht het in de wereld van beteekenis, als men van adel is, als men een stamboom kan aanwijzen. Wat beteekent dit weinig en niets in vergelijking van te behooren tot den stamboom, die nooit uitsterft, die nimmer ontworteld wordt, want

Eeuwig bloeit de gloriekroon Op 't hoofd van Davids grooten Zoon.

Denk er aan in de dagen van uw levenssmart, van uw zielesmart, van uw zondesmart, want dit geslachtsregister zegt, dat Jezus Christus tot zonde is gemaakt, opdat gij zoudt worden rechtvaardigheid Gods in Hem en door Hem.

Ja, die stamboom van Jezus Christus draagt toch wel rijke vrucht.

En dat geslachtsregister bergt vele welsprekende namen. . . ook de uwe?

A.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1949

De Wekker | 4 Pagina's

De stamboom van Jezus Christus I

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1949

De Wekker | 4 Pagina's