Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Beste vriend!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beste vriend!

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerstbrief II.
Er ware over dat heerlijke Kerstfeit nog o zooveel te schrijven. Maar ik moet mij bekorten.
Op één punt moet ik u nog bijzonder wijzen, n.l. op de boodschap der engelen aan de herders. Zij predikten aan de herders als het teeken der groote blijdschap, dat de herders zouden vinden het kindeken, in 't Grieksch staat Brephos, d.w.z. een wichtje; geringer in aanvang kon het al niet; zij zouden vinden niet een koning op den troon, stralende in luister; geen held op een strijdros gezeten, of iets dergelijks; maar een Kindeken. Dit moge voor de wereld al weinig of niets beteekenen, voor allen die door bedienende genade Gods zijn ingeleid in onderwerpelijke doorleving van Ps. 51 is dit een oorzaak van groote blijdschap. Immers de dichter-boeteling had een blik leeren slaan in den wortelaanvang van zijn zwarte ellende en „vuile zonde”; hij was n.l. in zonde ontvangen en geboren. De zondekanker droeg hij al in zich van het uur van zijn ontvangenis af; dies had hij een verlosser noodig, die was ingedaald zoo diep als waar de zonde haar aanvang in hem had; hij was m.a.w. ingeleid tot diepe smart en boete in zijn zondige natuur en aard. En zoo komt dan de Verlosser in den kerstnacht tot ons als een Brephos, een wichtje, dat pas geboren was.
Eén graad minder en er lag niets in die kribbe; maar met dit nietige begin, met dezen allergeringsten en kleinsten aanvang ligt hier de Verlosser die ons van uit den wortel uit verlost.
Zoo diep als de zondekanker ingevreten is, daar, op dat punt vangt de verlossing aan. Geboren uit een vrouw, geworden onder de wet. Die wet veroordeelt ons van het uur der ontvangenis en geboorte af.
Alzoo is ook Christus in dien wortel ingegaan, om ons, om zoo te zeggen, grondig, ten diepste, principieel te verlossen.
Met een Simeon dit Kindeken in de armen des geloofs, der hoop en der liefde, kan men uitroepen: mijne oogen hebben Uwe zaligheid gezien, een zaligheid bereid uit en door God, Een feest van theologischen aard. Dat opent een perspectief van heengaan in vrede.
Ach, wat ligt een waarlijk aan zichzelf ontdekt mensch daar toch ellendig, onmachtig, verloren voor God. Hoe wordt het aan dat volk geleerd en betoond, in eeuwigheid geen verlossing mogelijk zelfs, tenzij God het doet. En nu is de groote blijdschap: God heeft het gedaan. Ik heb God nu niet te verzoenen; God was in Christus de wereld met zichzelf verzoenende. Het eenige wat hier redden kan, en wat ook in alle volle werkelijkheid redden zal, is: deze blijde mare in den geloove te omhelzen. Eer zal ik echter de sterren van den hemel plukken, eer ik zulks zou kunnen; eer ik zulks zou durven zelfs.
Hier is noodig niet maar een „goede wille”; ach die heb ik van nature niet. Om te beginnen vlucht men eer van deze boodschap weg. Evenals Adam in den hof. Toen God hem direct na den val opzocht, nog wel met de bedoeling om hem te behouden, vluchtte Adam van den Heere weg. Hier zal noodig zijn een onwederstandelijke toepassing des Heiligen Geestes, zal het ooit tot toeëigening komen. Maar dit wordt ons voorgehouden niet om in valsche lijdelijkheid neer te zitten. Ach, wie dat tot conclusie zou maken, hij is nog niet waarlijk in den nood gekomen. Terecht heeft een vaderlandsch vermaard godgeleerde er eens van gezegd: van tweeën één: óf uw z.g.n. ontdekking is slechts eene verstandelijke of gemoedelijk aangeleerde, en dies namaak-ontdekking, valsche ontdekking; óf het is waar werk, maar dan zal dit ook tot een roepen worden om de toepassing des Geestes; en worden tot een uitzien naar zulk eene verlossing; dan zal men door denzelfden Geest die ons ontdekte, ook gedreven worden tot een vluchten naar deze geopende fontein. Zóó is het.
Ik heb eens van den vermaarden Ds. Lodestein gelezen, hoe hij ontdekt voor den Heere lag en geen penning bezat om te betalen; en hoe hem daarbij werd gewezen op het alverzoenende bloed des Lams; hij had niets, maar hij behoefde ook niets te hebben; in Christus lag genoeg gerechtigheid. Maar, zoo verhaalt Lodestein, toen kreeg hij te doen met een nog andere zaak; n.l. toen rees er zijnerzijds een bezwaar: zou zoo een als hij was, tot zulk een heilige gerechtigheidvollen Jezus wel mógen komen, ging dat? En zie, toen behaagde het den Heere om Lodestein's oogen en ooren te openen voor de gewilligheid, ja voor de permissie die de Heere bij dien Verlosser geschonken had, om n.l. te mogen komen.
Bij het geschenk des hemels in den kerstnacht had God een brief, een boodschap des hemels gevoegd; n.l. dat de herders in Bethlehem in de stal welkom waren.
U is geboren Christus de Heere. U ja u, voor u. Dat wil hier zeggen: ga er heen, het is gepermitteerd. Uit de belofte Gods. Dus ik behoef niet van verre te blijven staan. Ge moogt komen. De herders volgden het op; en . . . ze vonden. Zoo verging het Lodestein toen ook.
En, zoo vergaat allen, die niet door ongeloof afwezig blijven; maar die komen op het Woord, op de belofte des Heeren, en… dan wordt het altijd Kerstfeest.
Wij moeten, wij mogen komen; onverlet, zij kwamen met haast. Niet alleen, omdat het zoo noodig was, maar bovenal, omdat er wat… te vinden was. Zoo treffend schreef destijds Boston er van: gij hebt in de belofte des Verbonds een… recht om te gelooven. Zie, deze gedachte moet zuiver en ernstig en eerlijk gepredikt worden. Niet maar alleen: ach we zijn zoo ellendig, en zoo onwaardig; maar niet minder: en nochtans behaagt het den Heere u een permissie te geven. Daarom moet de noodiging (dit woord is beter nog dan het woord aanbod) zoo rijk mogelijk gehoord worden op onze kansels en alom. Hier hebben de engelen des hemels les gegeven in de zuivere predikkunde.
Wat een college in den Kerstnacht! Permissie uit de Verbondsbelofte. Dat alle voorgangers in de Gereformeerde gemeenten en… daarbuiten (!) daar ter schole mogen gaan, opdat onze prediking alzoo een echt verbondsmatige moge zijn; een roepen, een lokken, een bidden in 's Heeren Naam (Paulus); en niet maar een van den kansel elkaar iets toewenschen op de manier van: och mocht het nog eens gebeuren. Neen, maar een volle uitroep en verkondiging, een dwingen om in te komen, een heilig moeten en mogen.
Dan zal gezongen worden: Hij kan, Hij wil, Hij zal in nood volkomen uitkomst geven. Dan spreidt deze zonne een heilzaam licht.
Heb er een goed zalig Kerstfeest mee, arme herders!
Eere zij God in de hoogste hemelen!
Met hartelijken Kerstgroet uw arme en toch rijke herder uit Doorn,
G. Wisse
Kerst 1949.

P.S. Allerhartelijkst dank voor den stroom van giften voor Spanje. Het is mij op mijn leeftijd niet mogelijk al die brieven en zendingen persoonlijk te beantwoorden. Wees verzekerd, het komt alles op de goede plaats terecht. God zegene u.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1949

De Wekker | 4 Pagina's

Beste vriend!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1949

De Wekker | 4 Pagina's