Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Israël's strijd tegen Amelek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Israël's strijd tegen Amelek

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Toen kwam Amelek en streed tegen Israel in Rafidim."Exodus 17 : 8

Op bevel des Heeren trekt het volk van Israël op, en dan stationsgewijze, uit de woestijn Seïr naar Rafidim, hoogst waarschijnlijk de tegenwoordige Wadi-Feiran, de schoonste vallei van het Sinaï-schiereiland.
Daar komt Amelek en valt Israël op een verraderlijke wijze in de staart aan.
Amelek, de zoon van Elifaz, de eerstgeborene van Ezau, en met dit voor oogen wordt het ons duidelijk, dat wij hier voor ons krijgen een episode uit de eeuwenlange worsteling tusschen twee broedervolken, Jacob en Ezau, die in het conflict tusschen Mordechaï en Haman, ook een Amalekiet, haar hoogtepunt vindt.
Zooals wij weten waren de Goddelijke beloften van Ezau op Jacob overgegaan en dat had bij Ezau een bittere haat verwekt.
Nu is het waar, tusschen Ezau en Jacob was dit later nog wel bijgelegd, doch in Ezau's nageslacht leefde de herinnering van deze dingen nog voort en zoo telkenmale laaide die oude haat van Ezau tegen Jacob weer op.
Zoo ook hier, want Amelek ziet het, Israël is op weg om de beloofde erfenis in bezit te nemen.
Dat wil Amelek niet.
Dat wil Amelek verijdelen.
Dat verwekt de vijandschap en die is in den diepsten grond een vijandschap tegen God.
Amelek komt en valt Israël onverwachts in de achterhoede aan en zondigt daardoor zeer zwaar. Zoo zwaar, dat Amelek daardoor komt onder het oordeel der verdelging.
Het zal nog wel eeuwen duren, maar de Heere zal de gedachtenis van Amelek geheel uitdelgen, zooals Bileam dat later heeft geprofeteerd.

Toen kwam Amelek, toen Israël op weg was de erfenis in bezit te nemen.
Toen viel Amelek Israël aan.
Toen moest Israël de wapenen opnemen.
Dat is voor het eerst dat Israël met een uitwendige vijand moet gaan strijden en dat moet ons opvallen. Tot op dit moment had de Heere voor Israël gestreden en was het volk uit Abraham gesproten stil geweest.
Vóór Amelek kwam, had Israël eigenlijk niets gedaan.
Israël had niet met Farao geworsteld.
Israël had de macht van Egypte niet verbroken.
Israël had de zee niet verdeeld.
Israël had geen brood uit den hemel doen regenen.
Israël had geen water uit den steenrots voortgebracht.
Heel die strijd was zuiver geweest een strijd tusschen Jehova en den vijand.
Israël had niet anders gedaan dan de vruchten van deze vernieuwingen genieten. Mozes had het gezegd: „De Heere zal voor u strijden en gij zult stil zijn."
Maar nu, nu Amelek komt, wordt het anders, nu gaat de Heere in en door Israël strijden.
Hier is troostrijke leering, want zoo is het ook met de kerke Gods.
Al de overwinningen, waarop haar zaligheid is gegrond werden door Christus alleen vóór haar behaald.
Alléén heeft Christus den duivel overwonnen.
Alléén heeft Christus Gods toorn gedragen.
Alléén heeft Christus den dood zijn prikkel ontnomen.
Doordat Christus dit alles alléén voor Zijn volk heeft gedaan, is het mogelijk geworden dat de Heilige Geest in Zijn gemeente wonen kon.
Wanneer dat nu gebeurt, n.l. dat de Heilige Geest woning in ons komt maken, dan begint onze strijd.
Wanneer wij dat inleven, dan opent zich daarin een bron van troost. Dan kan Gods kind zingende den strijd tegen gaan en met Paulus roemen: „Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus."

„Toen kwam Amelek en streed tegen Israël in Rafidim."
Mozes, de aanvoerder, roept aanstonds Israël op tot activiteit en dan niet alleen in de verdediging, maar ook in den aanval.
Hij richt zich tot Jozua, die wij hier nu het eerst ontmoeten en klaarblijkelijk reeds een vooraanstaande plaats innam.
Tot hem zegt Mozes: „Kies ons mannen, en trek uit, strijdt tegen Amelek; morgen zal ik op de hoogte des heuvels staan, en de staf Gods zal in mijn handen zijn."
Zoo zal Jozua optreden als Israëls generaal of chef van den generalen staf.
En Jozua toont zich dadelijk als de man op de rechte plaats.
Wanneer Amelek, die wegens het invallen van de duisternis den strijd heeft moeten staken, den volgenden morgen den aanval hernieuwt, komt het allerminst tot de verwachte doorbraak van Israëls zwaar gehavende gelederen.
Het ongeoefende herdersvolk houdt stand als een onwankelbare muur, de penetraties van den vorigen avond heeft het afgegrendeld; grimmig en vastberaden slaat het den aanval af, en het gaat zelfs tot een onstuimig, zegevierend tegenoffensief over!
Dat was een wonder.
Waaraan te danken?
Aan het militair genie van Jozua?
Ja, ook wel, maar toch moet er volle nadruk op vallen, dat de eigenlijke strijd niet in de woestijnvlakte is gestreden, maar boven op den heuveltop, waar Mozes in gebedshouding staat, met Aäron en Hur aan zijn zijde.
Daar bidt Mozes:
„Twist met mijne twisters, Hemelheer;
Ga mijn bestrijd'ren toch te keer."
Daar staat Mozes met opgeheven handen, die de „staf Gods" omklemmen.
Die staf vraagt als teeken van Gods trouw en macht, onze volle aandacht.
Immers aan die staf waren zulke heerlijke herinneringen verbonden.
Mozes zelf was er mee uit Midian gekomen en hij had met die staf de rivier van Egypte geslagen en zoo 't water in bloed veranderd.
Deze staf was in een slang veranderd geworden, die de staven der toovenaars verslonden had.
De Schelfzee had Mozes er mee geslagen en wel zoo, dat ze spleet en aan Israël een weg opende ter ontkoming.
En wat was er nog zoo pas geleden gebeurd? Mozes sloeg met deze staf de rotssteen en er was water uitgekomen.
Die staf hield Mozes naar boven.
Waarom?
Om die staf aan Israël te laten zien, opdat het volk in den strijd er door bemoedigd zal worden?
Dat geloof ik niet, want m.i.z. ligt deze zaak veel dieper en is daarom ook veel troostrijker.
Mozes laat deze staf, zoo willen wij het zien, den Heere zien en wijst daardoor den Heere op Zijn eigen werk.
Als wij het zoo zien, is het ook geen wonder, dat, zoolang Mozes de handen naar boven houdt, Israël wint.
Nu, in dezen weg heeft Israël de overwinning behaald, waar Mozes de Heere de eer van geeft.
Geen standbeeld voor Jozua.
Geen lauwerkrans voor den generaal van Israëls leger.
Alleen maar een eenvoudig altaar met het opschrift: „de Heere is mijn banier".
Deze Mozes, die wij daar hebben zien staan op den heuvel met opgeheven handen, waarin hij de staf Gods hield, is daar een type van Christus, van den grooten Voorbidder Jezus Christus.
Een type, meer ook niet, want Mozes is een mensch van gelijke beweging als wij. Zijn handen worden aanstonds moede en moeten door Aäron en Hur worden ondersteund. Maar de handen van den Voorbidder in den hemel, verhoogd aan de rechterhand van Zijn Vader, worden nooit moede.
Hij leeft altijd om voor de Zijnen als hun hemelsche Hoogepriester te pleiten en naar Zijn beloften bidt Hij voor de Zijnen, dat hun geloof niet zal ophouden.
Kent gij hem?
Hebt gij in Zijn Naam leeren bidden?
Dan zegt Hij ook tot u: „Al wat gij den Vader bidden zult in Mijnen naam, dat zal Hij u geven.

„Toen kwam Amelek en streed tegen Israël in Rafidim."
Die strijd tegen en de zege op Amelek, is rijk aan symboliek.
Wat zien wij nu in dezen strijd tusschen deze broedervolken?
De worsteling tusschen kerk en wereld, tusschen Christus en Satan.
In Egypte stelde Farao, door den Satan geïnspireerd, alles in het werk om het volk van Israël uit te roeien en zoo de belofte van den Christus te verijdelen, maar God redt Zijn Christus, redt Zijn kerk en de Satan verloor het, Israël werd Egypte uitgeleid.
Bij Rafidim trachtte de Satan het werk Gods te verbreken en waagde hij opnieuw een poging om de uitvoering van Gods raad onmogelijk te maken.
Nu, deze strijd van slangenzaad tegen Vrouwenzaad wordt de eeuwen door gestreden, ook vandaag.
Driester dan ooit komt Amelek nu en alles wijst heen naar den eindstrijd. De voetstappen van den door de Satan geinspireerden mensch, de mensch der zonde, de zoon der verderfenis, de Antichrist, worden reeds in de verte gehoord.
Amelek komt en wanneer wij in de vreeselijke jaren van den tweeden wereldoorlog oplettend hebben geleefd en begiftigd zijn geweest met de ware wijsheid, n.l. die wijsheid, die eschatologische verschijnselen kan onderscheiden, die de teekenen der tijden kan verstaan, dan hebben wij het Beest uit de afgrond in het gelaat gekeken en wij hebben er van gehuiverd.
Die eindworsteling zal vreeselijk zijn en Christus' kerk zal het bang krijgen. Maar de eindoverwinning is aan den Christus, Die den Antichrist met den adem Zijner lippen zal verdelgen.
Exodus 17 wordt straks gevolgd door Openb. 16 - 20, door de vervulling van het woord der gedachtenis: „Maranatha, Jezus komt".
Hij komt om Amelek te verdelgen.
Nu is het voor ons persoonlijk de vraag: In welk leger strijden wij ?
Er zijn maar twee mogelijkheden. Wij zijn óf onderdaan van Koning Jezus en dan strijdt Christus in en door ons, óf wij zijn slaven van den duivel. Dit is diepernstig, want wij zouden sprekend kunnen gelijken op een onderdaan van Christus, en het toch niet zijn. Wij kunnen schijnbaar krachtige strijders zijn, maar de strijd des geloofs niet strijden.
Laten wij onszelf onderzoeken.
Bij Gods kinderen leeft Amelek ook nog, maar hij zal worden uitgeroeid.
Bidden en werken, dat is de roeping.
Strijd den goeden strijd des geloofs.
Die strijd wordt gestreden met de rechte wapenen, de juiste kennis van Gods deugden en het rechte gebruik daarvan in 't kinderlijk gebed.
Bussum

ds.J. Jongeleen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1950

De Wekker | 4 Pagina's

Israël's strijd tegen Amelek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1950

De Wekker | 4 Pagina's