Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ambt der liefde 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ambt der liefde 1

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het ambt der liefde 1
Broeders en Zusters, het is mij een eer en een genoegen heden iets tot u te mogen zeggen over het hierboven genoemd onderwerp. Het is bijna onnoodig u er bij te zeggen, dat ik er niet aan denk naar volledigheid te streven. Een rustige en volledige uiteenzetting van het onderwerp in zijn geheelen omvang zou op een dag als deze veel te veel tijd vragen. Het is een onderwerp dat allicht op uw belangstelling mag rekenen, omdat alle hoofden en harten zich op onzen Theologischen Schooldag bezig houden met de belangen onzer zoo zeer gewaardeerde Theologische School.
Zoo zeer gewaardeerd, zeg ik. Immers een kerk die toekomst zal hebben heeft een Theologische School met deugdelijk gevormde dienaren des Woords noodig. De ongeoefende hoorders mogen zich tijdelijk tevreden stellen met oefenaars, die een weinig bijgewerkt zijn, die het wél met de kerk meent, verlangt voorgangers die een wetenschappelijk stempel dragen.
Dat verhoogt het peil der kerk.
Dat is tot heil des volks.
Dat is tot verheerlijking van 's Heeren Naam.
Voorts is het een van de allergrootste belangen onzer Theologische School dat wij als broeders en zusters weten en bedenken, dat op die School jonge mannen worden opgeleid, die staan naar dat ambt, dat alle anderen ambten om zijn oorsprong, karakter en doel overtreft.
Zij worden opgeleid tot het meest verhevene wat er op aarde bestaat.
Iemand heeft er van gezegd: „Het ambt van een verbi divini minister, is van meer gewicht dan van een minister der kroon.
De gedachte daaraan was een van de redenen waarom ik het bovengenoemd, onderwerp koos ter bespreking in uw midden.
Maar er zijn meerdere redenen. Er woont onder ons nog al critiek op de ambtsdragers, velen onzer schijnen moeilijk te kunnen beseffen de hooge ernst van het ambt. Daarnaast wordt te weinig bedacht dat de dragers van het ambt menschen zijn met vele zwakheden en gebreken. Voor de een preekt de dominee niet actueel genoeg, voor de andere is dominee te actueel. Deze vindt de dominee te voorwerpelijk, gene te onderwerpelijk. De een vraagt is hij wel bekeerd, de ander, hoe ver is hij geleid. Is het niet bedroevend dat er soms onder ons een critische geest rondwaart, een geest, die ten eenenmale alle liefde mist. Moge het gebed in ons midden worden verlevendigd, om de bediening des Geestes opdat de kerk haar ambtsdragers drage op armen harer liefde en hoogachting. Er is nog een reden waarom ik dit onderwerp koos. Er zijn misschien jonge mannen in ons midden, die de begeerte in 't hart gevoelen tot het van Christus ingestelde ambt. Dat is iets groots. De Apostel Paulus schreef reeds aan Timotheus: „Dit is gekozen woord, zoo iemand tot een opzieners ambt lust heeft, die begeert een treffelijk werk."
Men lette hier op het woord lust. Zou de groote kruisgezant hier lust noemen, wat wij betitelen met de naam roeping? Er is wel eens beweerd, dat alleen zij roeping hebben tot den dienst des woords, die zich kunnen beroepen op een soort bijzondere Godsopenbaring. Zoo iets als Samuel en anderen van den Heere ontvingen, 't Is toch wel wonderlijk, dat een man als Paulus, die op gansch bijzondere wijze tot het ambt kwam, in deze bewoording de roeping tot het ambt omschrijft. Het jeugdig hart vrage zich echter af wat is deze lust. Is het een opwelling? Is het een bevlieging? De lust moet onderzocht van den troon der genade in het gebed. Die lust moet getoetst aan de meerdere eischen van Gods woord. Misschien wil de Heilige Geest ons eenvoudig woord gebruiken tot onderrichting en besturing.
Voor dat ik nu verder ga, moet er eerst nog een bekentenis uit mijn hart. Ik ben eigenlijk met dit onderwerp: Het ambt der liefde, verlegen. Ik wil het graag behandelen en het gaat eigenlijk niet. Er is over mij een zekere schroom en schuchterheid als die van elke Zondagmorgen voor de aanvang van de dienst. Hoe moet ik nu spreken over het ambt der liefde. Hoe moet ik nu spreken over de hoge eischen aan dat ambt verbonden. Ik de minste aller dienaren. Als ik denk aan mijn groote gebreken en tekortkomingen dan sta ik hier thans niet op de juiste plaats. Wanneer ik het evenwel toch doe beschouw de nadere uiteenzetting, wat betreft het ambt der liefde, dan niet als een soort boeteprediking aan het adres van onze studenten of medeambtsdragers, maar veel meer als een aanklacht tegen mij zelf. Beschouw het dan als een belijdenis van eigen, niet uit te spreken, te kort.
Het ambt der liefde. Daarmee bedoel ik heden het ambt van den dienaar des woords. Het wil in 't geheel niet zeggen, dat het ambt van Ouderling en Diaken niet een ambt der liefde is. Maar daarover gaat het nu niet. Waarom noem ik nu het ambt van den dienaar des woords, het ambt der liefde? omdat, naar mijn meening, de Heilige Schrift, wanneer zij de bijzondere kwaliteit van den dienaar des woords nauwkeurig aanwijst, deze kwaliteit, als de voornaamste aangeeft. Er heerscht op dit punt veel misverstand. Doet men in de Gemeente een rondvraag, om te weten te komen welke eischen zij stelt aan een goed leeraar, dan ontvangt men veel antwoorden, die op zich zelf niet af te keuren zijn, maar die, dieper doorgedacht, de kern der zaak niet raken. De een zegt: „De domine moet een man van gaven en talenten zijn". De andere stelt als eisch, dat een dominee een trouw huisbezoeker moet zijn. Een derde antwoordt: „De predikant moet een man zijn die meeleeft met de jeugd". Weer een ander geeft de voorkeur aan het bekeerd zijn. De dominee moet kunnen vertellen in de lengte en breedte waar God hem heeft gevonden. Maar wat wij u thans noemen is het voornaamste van alles. De liefde! De liefde sluit het voorgaande niet uit. De liefde sluit al het andere in. De liefde onderzoekt. De liefde maakt welsprekend. De liefde maakt getrouw. De liefde maakt ootmoedig. De liefde maakt geduldig. De liefde zoekt het heil van de enkeling als van de gemeenschap.
De groote Kruisgezant Paulus, de schrijver van het Hooglied des Nieuwen Testaments (1 Corinthe 13) trok heel zijn ambtelijke bediening samen toen hij de Corinthiërs betuigde: „De liefde van Christus dwingt ons".
Wij moeten deze schoone belijdenis van Paulus niet verkeerd lezen. Volgens het grondwoord is het hier zowel liefde tot Christus als liefde van Christus. Die liefde dringt ons, dat wil zeggen, die liefde houdt ons in haar macht, maar ook, drijft ons, bezielt ons.
Ondervraagt ge Paulus wat hem toch wel beweegt zijn aanzien prijs te geven, zijn schoone vooruitzichten om toe te nemen en op te klimmen in het Jodendom, dan zal hij u antwoorden: „De liefde van Christus dringt mij".
Vraagt ge hem, wat hem dringt om nacht en dag te arbeiden, altoos rusteloos door, hoe ook gejaagd, bespot en geslagen, hij zal u wederom antwoorden: „De liefde van Christus dringt mij."
Hoort hem optellen, wat hij geleden heeft van menschen. Jood en heiden en van de valsche broeders, en vraagt ge hem, wat hem kracht gaf om van onder de stenen opgehaald, opnieuw te staan en te prediken, hij zal u antwoorden: „De liefde van Christus dringt mij".
Vraagt ge hem, hoe hij het uit kan houden onder openbaar goddeloozen en schijnvromen, onder onkundigen en onwilligen, onder dwalenden en wederstrevigen, onder kleinmoedigen en overmoedigen onder twijfelzieken en aangevochtenen, onder bruiloftvierenden en stervenden, hij zal u antwoorden: „De liefde van Christus dringt mij."
Stel hem maar zooveel vragen als ge wilt. Altijd weer en telkens bij vernieuwing krijgt ge hetzelfde antwoord. De liefde van Christus, die liefde tot (Christus, is omtrent het ambt de parel van groote waarde.
De echte afgezant van Christus kent deze hemelsche plant. Hemelsche plant? Ja gewis. Ze is geteeld door den Heiligen Geest in de hof des harten. Vraagt ge mij, waar ligt de worteldiepte, van het ambt der liefde, dan moet het antwoord zijn: In de Christus, de groote Ambtsdrager. Hoe aantrekkelijk het ook is om breed op deze gedachte in te gaan, beknoptheid is evenwel geboden.
Slot volgt.
Ds. M. Holtrop

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1950

De Wekker | 4 Pagina's

Het ambt der liefde 1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 juni 1950

De Wekker | 4 Pagina's