Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de kerkorde (62)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de kerkorde (62)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de bespreking van artikel 13 hebben we allereerst gezien, wat de emeriteering eigenlijk is. Om redenen van ouderdom, ziekte enz., wordt de actief-dienende predikant vrijgesteld van den ambtelijken arbeid. Hij blijft evenwel aan de gemeente verbonden en behoudt ook den naam en de eere van dienaar des Woords.
Het artikel handelt nu vervolgens over de verplichting van de gemeente, die de emeritus-predikant actief gediend heeft, om naar behooren in zijn levens-onderhoud te voorzien. Dit is het beginsel der Heilige Schrift: degenen, die het Evangelie verkondigen, zullen van het Evangelie leven, 1 Cor. 9 :13, 14. Breeder is hier op gewezen bij de behandeling van artikel 11 van de Kerkorde — het behoeft thans niet herhaald te worden. Het zij in dit verband genoeg er aan te herinneren, dat de verplichting tot i^et verschaffen van levensonderhoud niet eindigt met den actieven dienst van een predikant — ook als de predikant, door ouderdom, ziekte of anderszins onbekwaam is zijn ambt uit te oefenen, blijft deze heilige plicht op de Kerk rusten. Als onder oud-Israël de priesters en levieten „emeritus" werden, bleven zij evengoed deelen in de voorrechten van hun klasse — zij ontvingen evengoed hun aandeel in hetgeen de Heere aan Israël bevolen had aan de priesters en levieten te geven. Daarom zegt de Kerkorde terecht, dat de Kerk behoorlijk in het levensonderhoud van haar emeritusdienaar heeft te voorzien. Wie aan dezen regel tornt, is in lijnrechte tegenspraak met de duidelijke bevelen des Heeren.
Hier is sprake van levensonderhoud. Deze uitdrukking geeft duidelijk aan, wat bedoeld wordt. Men plaatse de financieele zijde van het ambt nimmer onder de beheersching van de regelen, die in het gewone burgerlijke leven gelden. In het maatschappelijke leven is sprake van „loon naar werken".
Daar wordt voor het verrichten van bepaalden arbeid of voor het bekleeden van een bepaalde functie een „loon" uitbetaald. Heeft iemand nu een bepaald aantal dienstjaren, dan kan hij in aanmerking komen voor „pensioen". Dit pensioen is, zooals men het vaak heeft uitgedrukt, uitgesteld loon. Bij een dienaar des Woords staat het geheel anders. De Kerkorde spreekt altoos van levensonderhoud. Dit is een geheel ander begrip dan het begrip loon. En.: daarom spreke men ook nimmer van het „pensioen" van een emeritus-predikant. Wat hij ontvangt is niet „uitgesteld loon", doch levensonderhoud. Dit heeft een emeritus-predikant net zoo goed noodig als een actief-dienende 'predikant. En de kerk, waaraan hij verbonden is, heeft voor dit levensonderhoud te zorgen. Van den predikant mag niet geëischt worden, dat hij een „bijdrage" stort voor zijn komend „pensioen". Men banne toch deze gedachte uit het kerkelijk leven en denken! Naar de Heilige Schrift heeft de kerk te zorgen voor het levensonderhoud van haar dienaren, onverschillig of zij in actieven dienst zijn of dat zij emeritus zijn. Laten de duidelijke uitspraken van Gods Woord hier het einde van alle tegenspreken zijn! Levensonderhoud moet de ongehuwde predikant ontvangen. Levensonderhoud moet het jonge, kleine gezin van den pas beginnenden, gehuwden predikant hebben. Levensonderhoud als het gezin onder den zegen des Heeren groeit. Tusschen haakjes zij hier opgemerkt, dat daarom de gedachte van kinderbijslag zoo schoon is. Een gezin met kinderen dient meer voor levensonderhoud te ontvangen dan een gezin zonder kinderen. Het is niet naar de Schriftuurlijke beginselen als een predikant met een groot gezin evenveel voor levensonderhoud ontvangt als een predikant zonder kinderen. De redeneering: het is dezelfde werkkring en beiden moeten denzelfden arbeid verrichten en daarom is het onbillijk den een meer te geven dan den ander, gaat niet op. Deze gedachte past wel in de gedachtensfeer van het maatschappelijk leven, hoewel ze zelfs ook hier, gelukkig, doorbroken is. Zij past echter in het geheel niet op het terrein van Gods Kerk, waar de ordinance Gods van kracht is, dat de dienaren des Evangelies levensonderhoud moéten ontvangen. Levensonderhoud ook als de oude dag is gekomen en de dienaar niet meer werken kan. Dat men in andere Kerken van „pensioen" en van „pensioen-bijdragen" spreekt, behoeft voor ons nog geen reden te zijn dit ook te doen. Integendeel, als voor ons besef het Schriftuurlijk beginsel van „levensonderhoud" vaststaat, en dit staat voor ons vast, dan hebben wij ons voor de eerste schreden op den weg van „pensioenen" en „pensioen-bijdragen" te wachten. Niet alsof dit op zich zelf onheilige v/egen zouden zijn, integendeel, maar omdat wij hier met een duidelijke ordinantie Gc^s ten opzichte van Zijn Kerk en haar dienaren te doen hebben. Bovendien, wie den eersten stap op dezen weg zet, moet noodzakelijkerwijs tot een tweeden en tot een derden stap komen. Of anders gezegd: wie de „pensioen"-gedachte met „pensioen-bijdragen" van de predikanten wil indragen, moet noodzakelijkerwijs komen tot den regel, dat een predikant, die, laat ons zeggen, veertig jaren zijn bijdrage heeft gestort, een hooger pensioen ontvangt, dan iemand, die maar twintig jaren heeft gestort.
Ja, dan moet men zóó ver komen, dat iemand, die bijv. minder dan tien dienstjaren heeft, in het geheel geen recht op uitkeering heeft. Dit alles vloeit logisch voort uit de „pensioen"-gedachte. Ieder gevoelt, dat er op zulk een manier niets overblijft van het Bijbelsch beginsel. Voor dat beginsel willen we opkomen, niet, omdat we meenen, dat dit voor de predikanten de gemakkelijkste weg is. Het is zelfs héél goed mogelijk, dat de weg van het „pensioen" uiteindelijk voor de predikanten veel beter en voordeeliger zou zijn. De Kerk heeft immers lang niet altijd haar roeping verstaan. Het „levensonderhoud", dat zij haar dienaren verstrekte, was soms maar héél karig. Maar wij komen voor het Schriftuurlijk beginsel op, omdat het.. Schriftuurlijk is! De Heere heeft in Zijn Woord duidelijke uitspraken gegeven en daaraan hebben wij ons te onderwerpen, ook dan als andere wegen ons beter zouden lijken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 augustus 1950

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de kerkorde (62)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 augustus 1950

De Wekker | 4 Pagina's