Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de kerkorde (64)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de kerkorde (64)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de synodale vergaderingen van de Kerken der Afscheiding kwam de zaak van het onderhoud van de emeritipredikanten en van de weduwen en weezen der predikanten het eerst ter sprake in 1846. De generale synode van dat jaar, gehouden te Groningen, nam een zuiver standpunt in. We lezen in art. 82 van de acta: „Wordt aan de Vergadering een voorstel gedaan, omtrent het onderhoud van weduwen en wezen der Predikanten onzer Kerk, waarover geoordeeld is, dat dit hoofdzakelijk uitgedrukt staat in Art. 13 der kerkorde van Dordrecht, 1619, met deze bepaling, dat de Gemeenten hun best doen, en wanneer zij toch onvermogend hiertoe zijn, in vereeniging met de Classis en de Provincie werken. Terecht nam de synode het standpimt in, dat de gemeenten zelf aansprakelijk zijn voor het onderhoud der weduwen en weezen. Is een gemeente daartoe niet in staat, dan moet zij de hulp van de classis inroepen. Kan ook de classis niet in een voldoend onderhoud voorzien, dan moet de particuliere synode de helpende hand bieden. We komen hierop later D.V. nog terug.
In 1849 op de synode van Amsterdam kwam de zaak opnieuw ter sprake, zulks naar aanleiding van twee met name genoemde gevallen, waarin de betreffende gemeenten niet aan de verplichtingen voldeden. Het eene geval had betrekking op de weduwe van Ds F. Reedeker, die het laatst predikant te Idskenhuizen was geweest. De moeilijkheid school hier in het feit, dat deze gemeente zich na dien aan het kerkverband had onttrokken. Het tweede geval betrof de weduwe van Ds J. C. Huiskes, die predikant te Drachten was geweest. De kerkeraad van Drachten beweerde, dat genoemde weduwe geen lid van de gemeente was, omdat haar attestatie niet was ingeleverd. Het was echter duidelijk, dat men hier te doen had met een verzuim bij de gemeente, waar zij vroeger behoorde.
We lezen dan verder in de acta, blz. 36: „Sommige leden der Vergadering deden hierop het voorstel, om een algemeen fonds op te rigten, ten einde daaruit de behoeftige weduwen van Predikanten zouden onderhouden worden. Dit voorstel werd afgeslagen. Maar de Vergadering heeft geoordeeld: Dat art. 13 der Kerkeordening van Dordrecht onveranderd en van kracht moet blijven, zoodat de Gemeente, waar eenig Leeraar het laatst gediend heeft, in de nooddruft van zijne weduwe en weezen behoort te voorzien, en wanneer de Gemeente daartoe onvermogend is, zal de Klassis of Provincie bijstaan. Ingevolge dit besluit zal de weduwe van den Leeraar, die in de Gemeente te Idskenhuizen gediend heeft, tot voorziening in hare behoeften aan de Klassis, waaraan zich genoemde Gemeente onttrokken heeft, aanbevolen worden. Wat de weduwe van wijlen den Leeraar van Dragten betreft, heeft de Vergadering geoordeeld, dat het tot de verpligting ' dier Gemeente behoort, om haar behulpzaam te zijn. Hierop is goedgevonden eenen brief aan den Kerkeraad van genoemde Gemeente te schrijven, hetgeen aan Ds F. A. Kok is opgedragen. Deze brief luidde als volgt:
Aan den Kerkeraad der Christ. Afgesch. Gereform. Gemeente te Dragten.
Waarde Broeders! Genade worde Uw geschonken, om te wandelen in de wegen des Heeren, om pligt en barmhartigheid te betrachten!
Met leedwezen heeft de Synode vernomen, dat de Kerkeraad van Dragten weigert, om de weduwe van Ds Huiskes te onderhouden.
Onze Kerkeördening gebiedt dit echter ten sterkste. De liefde stemt daarmede in. De barmhartigheid vraagt het. Daarom oordeelt de Vergadering, wijl de genoemde weduwe klaagt over de behandeling, haar aangedaan, dat de Gemeente van Dragten bijstand behoort te verleenen in haren nood. Wij weten wel, dat het lidmaatschap der weduwe bij uwe Gemeente ontkend wordt, maar ook weten wij, dat zij, ofschoon hare attestatie niet spoedig bij U is ingeleverd, nogtans als lid vroeger aangenomen en erkend is geworden. Maar ofschoon zij zelfs geen lidmaat der Gemeente ware, nogtans oordeelt de Vergadering, behoort zij door de Gemeente onderhouden te worden, omdat zij de weduwe van uwen overleden Leeraar is. Deze last, dien de Heere oplegt, mag niet afgeworpen worden. Er zoude in plaats van een houten een ijzeren juk kunnen bereid worden. Och, broeders! wilt dan niet tegenstreven, maar laat U leiden, laat ü raden, om de bedoelde nooddruftige te helpen en te ondersteunen. Een onbarmhartig oordeel zaigaan over hen, die geene barmhartigheid gedaan hebben. De Heere zegene deze opwekking, tot Zijne eer, tot ondersteuming der weduwe en tot heil der Gemeente. Namens de Synode, w.g. W. A. Kok, Praeses; D. J. van der Werp, Scriba."
Wij hebben het besluit van 1849 in zijn geheel opgenomen en ook den door de Synode verzonden brief, omdat we hier zoo'n principieele en kloeke belijdenis vinden van hetgeen de Heere in Zijn Woord in betrekking tot deze zaak heeft verordend. In 1854, op de synode van Zwolle, werd het in 1846 en 1849 ingenomen standpunt gehandhaafd, acta blz. 61. Maar in 1869 gaf de Synode van Middelburg, helaas, dit beginsel prijs.
In verschillende provinciën verstond men zijn roeping niet, en daaraan is het waarschijnlijk te wijten, dat de Middelburgsche Synode zich van het spoor liet brengen. Door de nalatigheid van gemeenten en classes en provinciale synoden was het met de verzorging van sommige emeriti-predikanten en van verschillende weduwen en weezen treurig gesteld. Dit gaf de provinciale synode van Noord-Brabant aanleiding de volgende instructie op de generale synode in te dienen: Door de Synode worde een algemeen kerkelijk fonds opgericht tot ondersteuning van emeriti predikanten, predikants-weduwen en weezen, met de bepaling, dat elk predikant één percent van zijn tractement jaarlijks in het fonds storten zal, en er in elke Provincie eene Commissie van bestuur zal worden benoemd. Utrecht zond het volgende voorstel in: Er worde eene algemeene kas voor predikants-weduwen en weezen onzer kerk opgericht.
Na beraadslaging besloot de Synode tot oprichting van zulk een kas over te gaan. Aan de synodale commissie werd opgedragen een reglement te ontwerpen, aan de Provinciën ter revisie toe te zenden en met de noodige aanmerkingen aan de eerstkomende Synode voor te leggen. Dit geschiedde. Op de synode van 1872 te Groningen was een ontwerp aanwezig. Het werd aanvaard en trad Juli 1873 in werking. Hiermede had men echter een gewichtig beginsel prijsgegeven.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1950

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de kerkorde (64)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1950

De Wekker | 4 Pagina's