Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de kerkorde (65)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de kerkorde (65)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zagen de vorige maal, hoe de Kerken der Afscheiding in 1372 besloten tot oprichting van een algemeene Kas ter ondersteuning van emeriti-predikanten en van de weduwen en weezen der predikanten. Er werd geen „aanslag" opgelegd. Elke gemeente bleef vrij. Er werden verschillende collecten gehouden, die alle in de algemeene kas werden gestort, waaruit dan de emeritaatsgelden en gelden voor weduwen en weezen werden betaald. Bevredigend was echter de toestand niet. Dit bleek o.a. duidelijk op de synode van 1891 te Leeuwarden, Waar verschillende instructies waren, die het vrijwilligheidsbeginsel wilden verruilen voor een „omslag". Men besloot evenwel geen verandering aan te brengen, hoewel men ge-voelde eigenlijk reeds veel te ver van artikel 13 af te leven. De Doleerende Kerken namen principieel hetzelfde standpunt in als de Synoden der Chr. Geref. Kerk van 1846 en 1849, maar tot een practische uitvoering kwam men niet. Dit was evenmin het geval in de Gereformeerde Kerken na 1892. In de Chr. Geref. Kerk na 1892 werd wederom een algemeene kas ter ondersteuning van emeriti-predikanten, predikants-weduwen en -weezen opgericht. Wel sprak de synode van 1931 zich principieel juist uit, en wel werd er een „omslag" vastgesteld, maar practisch veranderde er niet veel. De practijk is, dat een kerkeraad, wiens predikant emeritus wordt, een verzoek richt tot de Deputaten voor de algemeene kas, om uitkeering uit deze kas te mogen ontvangen. Wanneer alles in orde is, wat de emeritaatsverleening betreft, vindt de uitkeering aan den betrokken predikant plaats al dan niet via den kerkeraad. Elke gemeente ontvangt een „aanslag", berekend naar het zielental. Of een gemeente nu een emeritus-predikant heeft, of niet, of ze voor een weduwe heeft te zorgen of niet, of ze weezen van predikanten moet onderhouden of niet, het doet er niet toe: de „aanslag" is voor elke gemeente gelijk, d.w.z. per hoofd gerekend. Natuurlijk kan elke kerkeraad nog een bedrag geven boven hetgeen uit de algemeene kas ontvangen wordt, maar dit zal slechts uiterst zelden voorkomen. Door deze methode is, trots alle mooie en principieele uitspraken van synoden, het grondbeginsel van artikel 13 tot een dood begrip geworden. Men ziet over het algemeen de verzorging van de emeriti-predikanten enz. niet meer als een zaak van de plaatselijke kerk, waarvan een predikant emeritus-dienaar is, maar als een zaak van al de kerken samen, en de uitkeeringen uit de algemeene kas zijn voor het besef van vele menschen principieel gelijk aan „bedeeling". Het is zeer te betreuren, dat men in 1869/72 het beginsel, dat men in 1846/49 zoo kloek beleed, heeft prijsgegeven. Het is immers naar Schrift en Kerkorde zóó, dat niet de predikanten en de weduwen en weezen noodlijdend zijn, maar de gemeenten, die een emeritus-predikant of die weduwen en weezen hebben te onderhouden, en die dit niet kunnen doen, zijn noodlijdend.
Er moet dan ook niet gecollecteerd worden voor noodlijdende personen (emeriti-predikanten, enz.) maar voor noodlijdende gemeenten. In de practijk zal het bij ons wel hierop neerkomen, dat bij rechte beleving van artikel 13 alle gemeenten noodlijdend zijn, nl. in dien zin, dat zij, als zij een emerituspredikant te verzorgen hebben, niet in staat zijn daarnaast ook nog een actiefdienenden predikant van levensonder-houd te voorzien, maar dit doet niet ter zake.
Er moet dan ook niet meer zijn een Algemeene Kas ter ondersteuning van emeriti-predikanten enz., maar er kan wèl zijn een algemeene kas ter ondersteuning van (plaatselijke) kerken bij de uitvoering van artikel 13 K.O. De plaatselijke kerken, die een emerituspredikant heb-ben te onder-houden moeten ondersteund worden. Want zij, en zij alleen, zijn principieel verantwoordelijk voor het levensonderhoud van den emeritus-dienaar, enz. Kan een kerk dit niet alleen doen, dan is het eisch van het kerkverband, dat de andere kerken haar helpen.
De uitkeeringen behooren dan ook niet plaats te vinden rechtstreeks van den penningmeester van de algemeene kas aan de betrokken personen, maar aan de kerkeraden. En deze uitkeeringen moeten geschieden tot dat bedrag, dat de betrokken gemeente voor het levens-onderhoud van haar emeritus-dienaar noodig heeft. Dit kan immers verschillend zijn. Daar kunnen gemeenten zijn, die nadat haar pre-dikant emeritus is geworden, enkele jaren vacant blijven. Dan zijn zij in staat voor haar emeritus-dienaar te zorgen. Misschien kan zij dit niet ten volle doen, omdat zij ook andere noodzakelijke uitgaven heeft voor den pre-dikdienst en het tot groote schade voor de gemeente zou zijn, indien zij altijd maar „leesdienst" moest houden. Dan zou zij een tegemoetkoming uit een algemeene kas kunnen ontvangen. Feitelijk, principieel goed doorgedacht, is deze tegemoetkoming dan niet allereerst bestemd om haar in staat te stellen haar verplichting jegens den emeritus-dienaar te voldoen, maar om haar in staat te stellen des Zondags een predikant te laten komen, want de verzorging van haar dienaar is en blijft primair. De tegenwerping, dat bij zulk een regeling zulk een gemeente misschien in jaren geen pre-dikant kan beroepen, kan gemakkelijk weerlegd worden door te bepalen, dat zij, wanneer zij een predikant beroept en deze de roeping aanneemt, een veel hoogere uitkeering uit de algemeene kas ter ondersteuning van de gemeenten bij de uitvoering van artikel 13 ontvangt. Natuurlijk zouden alle kerken samen, in generale synode vereenigd, bepalingen omtrent de minimum-tractementen van emeriti-predikanten enz. en betreffende de uitkeeringen aan hulpbehoevende gemeenten moeten maken, opdat niemand aan willekeur zij overgeleverd.
Wij gelooven, dat, wanneer de kerken dezen principieel juisten weg van meetaf hadden bewandeld, ontzaglijk veel ellende was voorkomen. Men zou nooit zulk een lijdensweg hebben gehad wat de uitvoering van artikel 13 betreft. Het is immers altijd zóó, dat het wandelen in de wegen en naar de ordinantiën des Heeren gezegend wordt. Ook in dezen geldt het: wie zijn weg wel aanstelt, dien zal Ik Gods heil doen zien, Ps. 50 : 23.
Of we ooit tot een dergelijke, o.i. principieel juiste regeling in onze kerken zullen komen, weten wij niet. Wij spreken den innigen wensch uit, dat de komende synode, die ongetwijfeld voor ernstige beslissingen omtrent de verzorging van de emeriti-predikanten enz. komt te staan, onder den zegen des Heeren wegen en middelen moge vinden om tot een juistere beleving van artikel 13 en tot een goede, waar-lijk christelijk-verantwoorde verzorging van de emeriti-dienaren en van de vele weduwen en weezen te komen. Niemand zegge, indien er misschien door de Deputaten voor de Kas of door anderen andere wegen worden aangewezen, dan tot nu toe gebruikelijk: „Laat ons maar bij het oude blijven", want dat oude is veelszins principieel onjuist, zooals in deze artikelen getracht is aan te toonen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1950

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de kerkorde (65)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1950

De Wekker | 4 Pagina's