Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gouden Wierookvat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gouden Wierookvat

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En daar kwam een andere Engel, en stond aan het altaar, hebbende een gouden wierookvat. Openb. 8 : 3a.

„Neem het wierookvat."
Aldus gebood Mozes haastig Aaron, de Hogepriester des Ouden Verbonds.
Israël had het verzondigd in de woestijn. Korach, Dathan en Abiram waren om hun zonde levend ter helle gevaren. Inplaats dat nu Israël zich verootmoedigde, zeide het tot Mozes en Aaron: „Gij hebt des Heeren volk gedood." Wat is een mens toch hardleers.
Wat is er toch veel nodig om hem tot bekering te brengen.
Een grote plaag kwam er in het leger van Israël. Velen stierven. De enige redding was, dat Aaron, de Hogepriester, ging staan tussen de levenden en de doden.
Daarom dat bevel: „Neem het wierookvat."
Hier was een Hogepriesterlijke tussenkomst nodig. Hier moest verzoening plaats hebben.
Op de voorbede van Aaron hield de plaag op.
Wat Israël nodig had, hebben wij ook nodig. We zijn even zondig als Israël. We zijn opstandelingen tegen God. We hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods.
Daar is geen redding van des mensen kant. Onze gebeden op zichzelf baten niet. Die zijn ook nog met zonde bezoedeld en bevlekt. Daar moet de voorbede en de verdienste van Jezus Christus bijkomen.
Johannes op Patmos zag een Engel staan met een gouden wierookvat.
Wat een troostvol gezicht!
Troost had Johannes nodig. Want hem is getoond welke vreselijke oordelen en gerichten in het laatste der dagen de aarde en haar inwoners zullen treffen. Die zijn zo ontzettend, dat er kwam een half uur stilte in de hemel.
In deze pauze staan de engelen in ademloze stilte af te wachten, wat vreselijks er nu komen zal. De engelen, die gedienstige geesten, leven mee met de Kerk op aarde.
Na dat roerloos zwijgen in de hemel had voor de troon een indrukwekkende plechtigheid plaats. De zeven engelen, die voor God stonden ontvingen zeven bazuinen. Gerichten als bazuinstoten zullen op aarde komen. Ontzaglijk en oproepend tot bekering.
Gelukkig, troostvol is het, dat, voordat de zeven bazuinengelen hun taak aanvangen, er een andere Engel komt, hebbende een gouden wierookvat. Die andere engel is hier de Engel met een hoofdletter. Engel betekent bode, gezant, bedienaar. De bedienaar van het gouden wierookvat in de hemel is de Engel des Verbonds, de Heere Jezus Christus.
Hij heet hier dan ook een andere engel, omdat Christus van een andere natuur is dan een geschapen engel. Jezus heeft een goddelijke natuur. Ja, Hij is God en mens in enigheid des persoons. Niet een gewoon mens. „Wat is de mens, wat is in hem te prijzen?"
Jezus is waarachtig en rechtvaardig mens en tegelijk God. Zo alleen kan Hij borg zijn.
De bedienaar van het gouden wierookvat in de hemel is de ware Hogepriester, Jezus Christus. Hoe zou een gewone engel bemiddelend werkzaam kunnen zijn en ons met God verzoenen?
Jezus staat niet in de tabernakel. Dat was voorbeeldig. Christus staat met het gouden wierookvat in een betere tabernakel, in de hemel.
Wat weldaad, wat troost, de Kerk op aarde heeft een gezant, één uit duizend, Die in het hemelhof is. Hij is daar werkzaam ten goede van Zijn volk. Wat baat ons een gezant in het vaderland? De gezant moet aan het vreemde hof zijn volk vertegenwoordigen. Zo moet Christus in de hemel zijn, om daar onze zaak te verdedigen.
Jezus Christus staat met het gouden wierookvat der ontferming in het hemelse heiligdom ten behoeve van alle wedergeborenen van de kleinste tot de grootste. Hij ziet hun moeite en verdriet. Hoort hun zuchten. Zalig voorrecht zo'n Borg en Bruidegom in de hemel te hebben.
Johannes zag de Christus bij het gouden reukaltaar. Zo'n reukaltaar was ook voorheen in de tabernakel en de tempel. Dat reukaltaar was symbool van het opstijgen der gebeden tot God.
Jezus staat bij het gouden reukaltaar hebbende een gouden wierookvat. Het is hier alles goud. Echt goud. Geen surrogaat, geen namaak. Ziet gij ook Jezus staan in de hemel met het gouden wierookvat Zijner heerlijkheid?
Hij staat daar om de plaag weg te nemen. Om u met God te verzoenen. Om u te helpen en te redden. Om uw armzalig gebed aannemelijk te maken bij God.
Daarom is Hem veel reukwerk gegeven.
Dat is het reukwerk van Zijn zoenen kruisverdienste. Zijn voorbede. Heeft Jezus Christus Zichzelve niet overgegeven tot een welriekende reuk Gode? Is Zijn offerande aan het kruis niet de Vader aangenaam en welriekend?
De borggerechtigheid van Jezus Christus is een heerlijk reukwerk. Alles wat Jezus deed, riekt naar de volmaakte liefde. Is tot ere des Vaders en tot zaligheid des zondaars.
Jezus is veel reukwerks gegeven. Veel. Niet te weinig. Overvloedig. Zijn borgverdienste is groot. Oneindig van kracht. Daar konden duizenden van rammen en oliebeken niet tegen op, noch het bloed van stieren en bokken. Alleen het reukwerk van Jezus Christus kan helpen.
Wij hebben veel reukwerk van node. Want groot en vele zijn onze zonden en overtredingen. Bij de Heere is veel vergeving. Ja, overvloeiende genade voor een allesverbeurdhebbende zondaar.
Dat reukwerk van verdienste is Jezus gegeven. Van God de Vader. Immers Jezus Christus is van de Vader gegeven, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft niet verderve maar het eeuwige leven hebbe. Jezus is tot Middelaar gesteld. Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke Gave.
Christus in de hemel draagt het gouden wierookvat van Zijn ontferming om het reukwerk Zijner verdienste met de gebeden der heiligen te leggen op het altaar.
Met die heiligen worden bedoeld Gods kinderen. Zij noemen zichzelf niet heilig, maar de grootste der zondaren. Zij worden heiligen genoemd, omdat ze in Christus geheiligd zijn. Christus heiligheid hen wordt toegerekend. In beginsel heilig zijn door de H. Geest.
Het is maar zo jammer, dat er zo weinig van die heiligheid gezien wordt op aarde. Zelf smart het hen. Daarom bidden ze om genade.
De gebeden aller heiligen, van de kleinste tot de grootste stijgen op, maar 'kunnen niet komen voor God en de troon als ze eerst niet zijn vermengd met de verdienste van Jezus Christus.
Dat is nu de troost, dat Jezus in de hemel daar met het reukwerk Zijner verdienste de armzalige gebeden van Zijn volk vermengt, zuivert en geschikt maakt.
Indien Jezus niet tussentrad als de ware Hogepriester met het reukwerk Zijner verdienste en verzoening, geen enkele zucht kon verhoord worden. Het schijnt wel eens, alsof God het gebed van Zijn kind niet hoort. De ongerechtigheid in de wereld neemt toe en de macht van de anti-Christ. Veel moet de Kerk lijden in de wereld.
Toch verhoort de Heere het gebed van Zijn volk. De gebeden der heiligen stijgen op voor God en de troon. Vermengd met het reukwerk van Jezus' verdienste, is het aannemelijk. Jezus' voorbede gaat voorop. Dat is ontstoken door het heilig vuur der liefde.
De gebeden der heiligen stijgen op altijd, in welke nood en omstandigheden. Door Jezus' tussenkomst. De rook en de reuk van Jezus' reukwerk des gebeds, is de Vader aangenaam. Om dat voorbidden en om de verzoening van Jezus op Golgotha tot stand gebracht, kan, de Vader verhoren.
Soms antwoordt de Heere anders dan we verwachten. Hetzelfde wierookvat van de heerlijkheid Gods werd gevuld met vuur en uitgestort op de aarde. En daar geschiedden donderslagen en bliksemschichten en aardbevingen.
Dat is het antwoord op de Bede: „Kom Heere Jezus, kom haastiglijk." Oorlogen en geruchten van oorlogen, allerlei rampen en oordelen zijn de weg tot het einde en de vernieuwing aller dingen.
De weg naar de volkomen zaligheid.
Als de ontdekte en verslagen ziel bidt: „Is er nog een weg en middel om de welverdiende straf te ontgaan en wederom tot genade te komen", is het antwoord als een donderslag: „God eist. dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede."
De mens moet betalen of door zichzelf of door een ander
Zelf kan hij niet.
Daar is echter een ander.
Die Ander is de Engel met het gouden wierookvat. Hij heeft voldaan. Hij staat nu in de hemel bij het gouden reukaltaar hebbende het gouden wierookvat Zijner ontferming in de hand, en leggende de wierook Zijner verdienste op uw armzalig gebed.
Daarmee houdt alle plaag voor Zijn volk op. Daarom zingt de Kerk in ootmoed: Een stroom van ongerechtigheden had de overhand op mij, maar ons weerspannig overtreden verzoent en zuivert Gij.
Vrucht van Jezus Christus met het gouden wierookvat.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1950

De Wekker | 4 Pagina's

Het gouden Wierookvat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1950

De Wekker | 4 Pagina's