Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hebr. 6: 4-6

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hebr. 6: 4-6

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ons wordt niet gevraagd om dit Schriftgedeelte geheel in De Wekker te verklaren'. Wel zit de vraagster met een moeilijkheid. Zij vraagt bijzonder hoe moet worden verstaan: „en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn" en afvallig worden.
Er is toch geen afval der heiligen!
Neen, afval der heiligen is er niet; dat staat volgens de Schrift onomstotelijk vast. En onze vaderen hebben dat duidelijk in onze confessie uiteengezet.
Toch spreekt de Schrift wel van afvalligen. Ps. 66 : 7; 68 : 7; Jes. 1 : 28; Jer. 5 : 23, enz. Afvalligen zullen in het dorre wonen; bondskinderen worden genoemd afvalligsten der afvalligen. Doch dergelijke uispraken wijzen niet op een afval van levendgemaakte zondaren. Dus in Hebr. 6 is ook geen sprake van een afval der kinderen Gods.
De Schrift wijst er ons herhaaldelijk op dat er veel vroomheid in de mens gevonden kan worden, zonder dat er nog van levendmaking sprake is.
Daarom moet er goed, d.w.z. Schriftuurlijk, onderscheiden worden gepreekt. Wij kunnen vele kwade paden verlaten, zonder nog te wandelen op de weg des levens.
Wij kunnen vele besmettingen van het vl.ees ontvlieden, zonder nog als een arme zondaar te vluchten tot Christus.
Getekend worden mensen, die eens verlicht werden. Wie onder het evangelie leeft, leeft onder het licht. Dat evangelie kan veel kracht op de mens uitoefenen. Daardoor kan er een verstandelijke verlichting ontstaan; intellectueel genot kan er worden gesmaakt onder het Woord Gods. De grote schuld kan wel enigszins worden gevoeld; met ernst kan worden gesproken over de grote liefde Gods en verstandelijk wordt Jezus aangenomen als Zaligmaker. Maar dat licht schijnt nog niet in het- hart; de zaligmakende kennis wordt nog gemist. Er is bij dezulken een verstandelijk inzicht in de waarheid, zonder het wederbarend werk van Gods Geest.
Dan is er sprake van het smaken der hemelse gaven. Met gaven wordt zeker bedoeld wat God geopenbaard en geschonken heeft; de gaven in en de werkingen door Christus. Deze gaven komen niet uit de natuur op, maar hebben haar oorsprong in de hemel. Van die gaven hebben ze geproefd. Maar het proeven is nog niet het deelachtig worden er van; na het proeven wordt het een verwerpen van die gaven.
En dan volgt het moeilijke gedeelte: „en des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn". Er wordt meer gezegd dan dat zij iets van den Heiligen Geest deelachtig zijn geworden. Het laatste betekent dan dat zij iets van de algemene werkingen van den Geest hebben gekend. Er waren, vooral in de apostolische tijd, vele Geestesgaven; er waren gebedsgaven, gaven der gezondmaking, enz. Wij kunnen onze lichamen overgeven om verbrand te worden en toch de liefde missen. Nu weten we wel dat de gaven van den Geest niet los te denken zijn van zijn Persoon. Wij kunnen dus zo sterk mogelijk deze uitdrukking verklaren en zeggen: zij waren den Heiligen Geest deelachtig, maar dan moet dit aldus worden verstaan: zij bezaten den Persoon van den Geest in zijn algemene werkingen of aparte gaven, die niet direct zaligmakend zijn. Het kan zo heel goed voorkomen dat een mens buitengewoon bekeerd schijnt te zijn, omdat hij zo wonderveel wonderlijke dingen kan vertellen. Die mensen worden er gemeenlijk groot mee. Maar spoedig bewijzen ze in hun leven dat er geen eeuwig leven in hen is; bewijzen zij te missen de ware liefde; bewijzen zij te missen de vreze Gods; bewijzen zij het licht te nemen met de zonde. Dan blijkt dat ze niet meer dan algemene werkingen van den Geest bezaten en verstandelijke verlichting kenden. Maar de inwoning van den wederbarenden Geest misten zij; dat bleek al spoedig uit hun leven.
Zij vallen af; kunnen afvallen en wanneer zij in de zonde voortleven, aan verharding worden overgegeven. Krachtens die verharding komen zij niet wederom tot bekering.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1950

De Wekker | 4 Pagina's

Hebr. 6: 4-6

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1950

De Wekker | 4 Pagina's