Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leven wij ook te weinig uit de hoop?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leven wij ook te weinig uit de hoop?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een Zr. stelt bovenstaande vraag. Zij merkt op dat wij wel veel over de noodzaak van het geloof en de liefde horen spreken, maar dat er zo zeldzaam gesproken wordt over de hoop en de beleving daarvan.
Inderdaad is hiermede een teer punt aangeraakt in het leven van de kerk in het algemeen alsook in het leven van elk kind des Heeren in het bijzonder.
Om te beginnen kan wel opgemerkt worden dat er over het algemeen heel veel misverstand is, om niet te zeggen onkunde, omtrent de hoop. Wat is eigenlijk de hoop van een christen? Voor velen beweegt de hoop zich in de sfeer van het onzekere. Dat waaromtrent men niet zeker is „hoopt" men. Dat wordt dan zo iets van „we hopen het maar".
Op deze wijze wordt ook de hoop in over lijdensaankondigingen nog wel eens gebruikt. Voor weer anderen is „hopen" een soort tussenstaat tussen een begenadigde en een onbegenadigde geworden. Zij hebben dan toch wel een „hoopje". Het gebruik maken hier van het verzwakkende verkleinwoord is wel zeer typerend voor de grote onzekerheid van deze „hoop", die in de bijbelse zin helemaal geen hoop genoemd mag worden.
De bijbelse en vooral de N. Testamentische betekenis van het woord hoop laat op geen enkele wijze de gedachte van onzekerheid toe.
Zij drukt de sterke verwachting uit. De bijbelse hoop beweegt zich in de sfeer der zekerheid. De hoop is geen afwachten of het ook mogelijk zo komen zal, maar de wetenschap het komt en daarom verwachten wij het.
De hoop is hier de rijke vrucht van het geloof en is er dan ook onlosmakelijk mee verbonden. Het geloof weet Wien het gelooft, en wat het gelooft ni. een belovende God en zijn belofte. Calvijn heeft dan ook opgemerkt dar, het spreken en verstaan Gods hier altijd voorop gaat.
De hoop richt zich dus op datgene wat de gelovige van God, van Christus op grond van het Woord des Heeren verwachten mag. En dan wel bijzonder in betrekking tot het toekomende. De hoop richt zich op dè toekomst. Het is de verwachting dat Christus alle beloften tot vervulling brengt en er zijn volk in doet delen.
De Heere geeft hier zijn volki veel, maar Hij belooft hen niet minder voor de toekomst. Wie beide, èn het hier geschonkene èn het beloofde voor de toekomst met elkaar vergelijkt zal tot de ontdekking komen dat het toekomstige de volle zwaarte heeft.
De volle gemeenschap met de Heere, de volkomen overwinning van de zonde; het ten volle het lichaam en alle gaven in dienst des Heeren te stellen, wordt hier niet gevonden; het wordt beloofd. De teniet-doening van de dood, de verheerlijking der gemeente, de oprichting van het rijk Gods, de beërving van het aardrijk, worden hier niet gezien, maar de hoop m.ag ze kennen en verwachten. Dat Christus overwinnaar is en van allen als zodanig erkend wordt, zien wij hier niet, maar in de belofte wordt het in uitzicht gesteld. En zo vormt ook deze glorie van Christus de inhoud van de hoop.
Uit het genoemde vloeit voort dat de hoop vele aspecten heeft, vandaar dat in het N. Testament nooit eentonig van de hoop gewaagd wordt.
Nu is het inzonderheid het voorrecht en de roeping van de N.T.-gemeente om in de hoop te leven en te wandelen. Die hoop moet een van de rijke openbaringen van haar waarachtig geloof wezen. Vandaar dat vooral in het N.T. daarop sterk de nadruk valt. Immers vooral de N.T.-ische kerk leeft uit de hoop als ze geestelijk op haar plaats is. Aan de O. Testamentische kerk werden veel meer de geestelijke zegeningen geboden in het omhulsel der aardse verhoudingen. Haar hoop was vooral gericht op de eerste komst van Christus. Zij had nog niet dat geestelijk doorzicht in de toekomstige goederen als het deel van de N. Testamentische kerk mag zijn. Deze toch is wedergeboren tot een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Christus is opgestaan; in Hem zijn al de heilgoederen verworven en veilig gesteld. Het heilskapitaal is er maar wordt nog niet ten volle uitgekeerd. Christus is ingegaan in het hemels heiligdom. Laat ons daarom, zo vermaant Hebreen, de onwankelbare belijdenis der hoop vasthouden, want die het beloofd heeft is getrouw (10:23).
In deze hoop zijn Gods kinderen zalig. Daar leven ze uit en in. Dat is dan een leven niet uit het onzichtbare maar uit datgene wat nog niet gezien wordt. De hoop die gezien wordt is geen hoop maar zo wij hopen hetgeen wij (nog) niet zien zo verwachten wij het met lijdzaamheid.
En het geloof — d.i. het kennen door den H. Geest en het rusten daarin, van wat God in Christus is en toegezegd heeft is de vaste grond der dingen die men hoopt en het bewijs van de zaken, die men (nog) niet ziet.
En zo wij dan op deze wijze hopen hetgeen wij (nog) niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid, d.w.z. met een zodanig volharding dat wij ons niet dadelijk van ons stuk laten brengen ook al zien we met onze beide ogen niets van het beloofde. Dat is een schat hebben in den hemel, die door mot noch roest wordt aangetast.
Hier is een leven dat met Christus verborgen is in God en dat daarom zoekt de dingen die boven (eigenlijk: naar boven) zijn en niet de dingen die op de aarde zijn.
Zo — ik deed maar een greep in de N. Testamentische gegevens — wordt het leven van de levende kerk op de toekomst gericht. Niet in onwezenlijke en overdreven sensatie, maar diep geestelijk en in volkomen zekerheid van wat komt en in Christus gegeven is en daarom verwacht mag worden.
En inderdaad heeft dan mijn vraagster gelijk als zij opmerkt dat dit toch te weinig gevonden wordt. En ook dat dit te weinig onderwerp van de prediking is.
Wat daarvan de oorzaken zijn?
Ik noem er enkele zonder volledig te zijn. Ik geef het gezegde ter overweging.
Allereerst moet gezegd dat onder ons veelal in prediking en gesprek en als vrucht daarvan ook in de beleving het persoonlijk element in de vraag ben ik wel een kind van God, hoe word ik dat en wat beleef ik dan? Nu is hierin een belangrijke zaak aangeroerd. Want ben ik geen kind van God en heb ik geen gemeenschap aan een levende Christus in een geoefend geloof dan is er van hoop geen sprake. Maar toch is het verkeerd te menen dat dit nu het een en het al is. Blijft het genoemde altijd inhoud van prediking enz. dan wordt er geen onderwijs gegeven in de christelijke hoop en zijn inhoud.
Of dan een kind van God „de handen niet vol heeft" aan wat het hier te worstelen en te strijden heeft? Zeer zeker; maar juist in de beoefening der hoop valt er vertroostend licht over deze strijd. Want de hoop doet verstaan: dit is maar het voorlopige, het eigenlijke verwachten wij nog.
Opmerkelijk is dan ook als onze belijdenis Ae kerk tekent dat zij zegt dat deze de vergadering der ware Christgelovigen is, die al hun heil en zaligheid verwachten van Jezus Christus. De hoop stoot het venster open, vol uitzicht, midden in de strijd en moeite.
Het tweede dat ons de hoop heeft doen vergeten is, dat wij een tamelijk geslaagd christendom geworden zijn. Wij vooral hier in Nederland. En heimelijk heeft ons de gedachte te pakken gekregen dat het nog wel steeds wat beter zou worden en dat het maar érg onprettig is dat de Duitsers eerst en de dreigende Communisten nu onze plannen in de war sturen en ons innerlijk wat onzeker maken.
Wij zijn bijna helemaal vergeten dat dit beeld dat wij ons droomden geen enkele grond in de Schrift vindt. Het koninkrijk van Christus met alle heerlijke weldaden daarvan komt door de ruïnerende catastrofe, die gaat over alles wat mensen opgebouwd hebben, heen. De Heere is op een geduchte manier bezig ons daarin te onderwijzen. Een vlucht, zelfs niet naar Canada of Australië kan ons hier baten. Wij zullen meer georiënteerd moeten worden op de dingen, die boven ons zijn en daarom komen zullen.
Een derde oorzaak dat de hoop teveel uit het gezichtspunt geraakte is gelegen in het feit dat er over het algemeen te weinig kennis is van de staat, waarin en de bedeling, waaronder de kerk van het N. Testament leeft, hier is niet zelden ontstellende onkunde. Wij schakelen O. en N. Testamentische kerk maar gelijk en hebben er weinig oog voor dat Gods heil ingegaan is in de gang der geschiedenis en daarom telkens nieuwe vooruitzichten biedt al naar deze historie vordert.
En eindelijk moet geconstateerd dat er heel weinig zekerheid des geloofs is. En juist omdat de hoop vrucht is van het geloof wordt ze dan weinig gevonden. Een schone bloem groeit uit aan een gezonde plant. Zo ook hier.
En waar nu de oplossing van dit manco ligt?
Niet in een dorre klacht. Ook niet in het zonder meer oproepen tot het geloof. Wij moeten er naar staan levende planten te zijn in de hof der kerk. En dan vooral ook groeiende planten. Door Geest en Woord onderwezen moeten we uitgelokt worden tot de kennis en omhelzing van een volle Christus. In Hem zullen we ons recht en onze erfenis leren kennen en onze vrijmoedigheid vinden om boven alle dreigingen uit, ja, dwars-door onze ondergang heen te hopen op Zijn toekomst.
Inderdaad het gemis van het leven der hoop is een schromelijk tekort; maar het is tegelijk ook schuld. Het wordt te weinig gezocht. We nestelen ons hier graag vast. De bekende Karl Barth kwam eens bij een zeer welvarend christen, die in een prachtig huis woonde en alles ter beschikking had. Hij kwam er van onder de indruk en zei: Hier gibt es keine eschatologie mehr" (Hier is geen verwachting meer nodig) Zijn wij allen niet op een of andere wijze er op uit de toekomstverwachting overbodig te maken?
Dat wij dan onze schuld beseffen en de Geest des Heeren en Zijn onderwijzende werking inroepen, opdat we zijn een volk dat weet wat het zegt te hopen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1950

De Wekker | 4 Pagina's

Leven wij ook te weinig uit de hoop?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1950

De Wekker | 4 Pagina's