Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rondom het Oude Testament (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom het Oude Testament (III)

De indeling van het Oude Testament

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Oude Testament telt 39 boeken. De oude Joden echter telden er 24 door I en II Samuel, I en II Koningen, I en II Kronieken, Ezra en Nehemia en de 12 kleine profeten ieder als één boek te beschouwen. Nog liever spraken zij van 22 boeken, het aantal letters van het Hebreeuwse alphabet en voegden daarom Ruth bij Richteren en Klaagliederen bij Jeremia.
In navolging van de Septuaginta, de Griekse vertaling van het O.T. uit ca. 150 v. Chr., zijn wij gewoon de boeken van het O.T. te verdelen in drie groepen, n.l. de historische, de dichterlijke en de profetische boeken. Tot de eerste groep behoren dan de boeken Genesis tot en met Esther; de tweede groep bevat de boeken Job tot en met Hooglied; de derde groep bestaat uit de boeken Jesaja tot en met Maleachi.
Echter is deze indeling niet oorspronkelijk. De oude Joden maakten ook een indeling in drieën, maar spraken van: de wet, de profeten en de geschriften.
Wanneer men in dit verband sprak van „de wet", bedoelde men daarmee niet de wet der tien geboden of een andere wet door God aan Israël gegeven, maar verstond men daaronder „de vijf boeken van Mozes", dus de boeken Genesis tot en met Deuteronomium.
De namen van deze vijf boeken van Mozes, zoals wij die kennen uit onze Bijbel, kenden de oude Joden niet. Die namen zijn ook ontleend aan de Septuaginta, de Griekse vertaling van het O. T., waarvan we zoeven reeds spraken. Het zijn dan ook Griekse namen, die via de Vulgata, de Latijnse Bijbel, tot ons zijn gekomen. Het woord „Numeri" alleen is een Latijns woord.
Het woord „Genesis" betekent „wording", omdat in dat boek wordt gehandeld over de schepping. Het woord „Exodus" betekent „uittocht", want daarover wordt gehandeld in het tweede boek. Het woord „Leviticus" betekent „levietisch"; het is „het levietische boek", waarin gehandeld wordt over Israels eredienst. Het woord „Numeri" betekent „getallen", want dat boek begint met allerlei tellingen van Israël. Het woord „Deuteronomium" betekent „herhaling der wet".
De oude Joden echter noemden de vijf boeken van Mozes, geheel in overeenstemming met de Semietische gewoonte, naar de beginwoorden van het boek. Het boek Genesis heette bij hen „in den beginne"; Exodus heette: „en dit zijn de namen"; Leviticus werd genaamd „en hij riep"; Numeri heette naar het vijfde woord in de eerste zin „in de woestijn". Deuteronomium heette „dit zijn woorden".
Wanneer nu bv. Jezus in Matth. 22:40 zegt: „Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten", dan bedoelt hij dus met de wet „de vijf boeken van Mozes", wat wij tegenwoordig wel noemen: „de pentateuch", d.w.z. het vijfdelige boek.
Het tweede deel van de oude Hebreeuwse Bijbel vormen de profeten. Deze vallen in twee hoofdgroepen uiteen, n.l. de vroegere profeten en de latere profeten. De eerste groep wordt gevormd door de boeken Jozua, Richteren, Samuel en Koningen. Het is dus wel opmerkelijk, dat wat wij „historische" boeken plegen te noemen door de oude Joden „profetische" boeken werden genaamd. Deze naam is ongetwijfeld beter. Want tenslotte hebben we in de Bijbel niet met historische boeken te doen. Het gaat in de boeken, die wij zo plegen aan te duiden, eigenlijk niet om de historie d.w.z. de geschiedenis van het volk Israël. We ontvangen in de Bijbel geen vaderlandse geschiedenis van het oude volk der Joden. Maar we ontvangen er heilsgeschiedenis of openbaringsgeschiedenis. Het gaat om Gods profetische openbaring. Dat wordt in de benaming „profetische" boeken karakteristiek tot uitdrukking gebracht.
De tweede groep zijn dan de „latere profeten" en bestaat uit de geschriften Jesaja, Jeremia, Ezechiël en „de twaalf", „het twaalf-profetenboek" (het dodeka-profeten), door ons wel genoemd: „de twaalf kleine profeten", niet omdat deze profeten in de geschiedenis van Gods openbaring van minder betekenis zouden zijn geweest, maar omdat de geschriften, die wij van hen over hebben slechts klein zijn.
De volgorde der profeten is in alle oude handschriften niet gelijk. Meest voorkomend is de volgorde Jesaja, Jeremia, Ezechiël (volgorde naar de grootte van het boek) en dan „de twaalf".
Echter zijn er ook handschriften, die „de twaalf" voorop zetten en dan Jesaja, Jeremia en Ezechiël laten volgen. Ook de volgorde van „de twaalf" is niet altijd gelijk. In de Hebreeuwse Bijbels is de volgorde anders dan in de Septuaginta. De volgorde, zoals wij die kennen, is Overeenkomstig de Hebreeuwse Bijbel.
Tenslotte vormen „de geschriften" het derde deel van de oude Hebreeuwse Bijbel. Hiertoe behoren: de Psalmen, Spreuken, Job, „het vijfrollenboek" nl. Hooglied, Ruth, Klaagliederen, Prediker en Ester, wat dan wordt gevolgd door de boeken Daniël, Ezra, Nehemia en Kronieken.
Zo is dus in een Hebreeuwse Bijbel het boek Kronieken het laatste Bijbelboek. Zo heeft ook Jezus het O.T. gekend. Jezus zegt in Matth. 23 :35 tegen de Joden, dat ze steeds de profeten hebben gedood, en dat al dat bloed over hen komen zal, „van het bloed des rechtvaardigen Abels af tot op het bloed van Zacharias." Hier spreekt Jezus van de dood van Abel, waarvan wordt gesproken in Gen. 4 en van de dood van de profeet Zacharias, die ons wordt verteld in 2 Kron. 24:21. De Heere Jezus grijpt dus een voorbeeld uit het begin en een uit het eind van de Bijbel om te verkondigen, dat Israël de straf zal moeten dragen voor al de profeten, die ze gedood hebben.
Daar nu in dit derde deel de Psalmen vooraan staan, wordt dit derde deel ook wel „de Psalmen" genaamd. Daarmee worden dan dus al de Bijbelboeken van het derde deel aangeduid.
Zo lezen we in Luk. 24 :44, dat Jezus aan Zijn discipelen verklaarde dat aan Hem alles moest vervuld worden, dat van Hem geschreven is in „de wet en de profeten en de psalmen". Daarmee wordt dus bedoeld het gehele Oude Testament.
Soms heet het O.T. ook kortweg: „de wet en de profeten" (Matth. 22 :40) of ook wel: „Mozes en de profeten" (Luk. 16:29). De indeling van de oude Hebreeuwse Bijbel was dus een andere dan die van de onze.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 1951

De Wekker | 4 Pagina's

Rondom het Oude Testament (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 1951

De Wekker | 4 Pagina's