Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de kerkorde (LXXXV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de kerkorde (LXXXV)

Kerkorde (85)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vorige maal hebben we enkele vragen, die ten opzichte van de verkiesbaarheid tot het ouderlingen-ambt kunnen gesteld worden, behandeld. Thans komen we tot den eigenlijken inhoud van artikel 22 K.O., dat tot opschrift draagt: Verkiezing van ouderlingen. Heelemaal juist is dit opschrift niet. In dit artikel wordt immers over drie zaken gesproken, nl. over de verkiezing, over de approbatie en over de bevestiging in het ambt. Omdat de kwestie van het opschrift nu niet direct van groote practische beteekenis is, laten we deze kleine oneffenheid verder rusten.
Zooals gezegd, wordt hier gehandeld over drie zaken, verkiezing, approbatie en bevestiging. Het valt ons onmiddellijk op, dat deze zelfde zaken ook ter sprake komen bij de toelating tot het ambt van dienaar des Woords, zie art. 4 K.O., en ook weer bij de toelating tot het diakenambt, zie art. 24 K.O. Men kan alleen tot het bijzondere ambt komen langs den weg van wettige verkiezing, approbatie en bevestiging. Een anderen weg kent ons Gereformeerd kerkrecht niet. In deze drie zaken, die hoofdzaken zijn, is er ook geen verschil tusschen predikanten, ouderlingen en diakenen. Er is slechts verschil op één punt, nl. de examinatie. Volgens art 4 K.O. moet iemand, die tot het ambt van dienaar des Woords komt, geëxamineerd worden. Dit nu wordt niet voorgeschreven ten aanzien van ouderlingen en diakenen. Over de examinatie van hen, die tot het ambt van dienaar des Woords wenschen te komen, zullen we thans niet spreken. Men zie daarvoor artikel XXIV van deze serie. Hier willen we de vraag aan de orde stellen, of het ook gewenscht is een examen voor ouderling in te stellen. Deze vraag is door sommigen bevestigend beantwoord; We denken hier aan den bekenden Jacobus Koelman, vriend van Voetius, en van 1662—1675 predikant te Sluis in Vlaanderen. In zijn Het Ambt en de pligten der Ouderlingen en diakenen, blz. 79, schrijft hij o.a. „De beproeving van de verkozene Ouderlingen moet geschieden door den Leeraar en het Ouderlingschap van de Gemeente, of in geval dat die ontbreken, door de Classis. En zij moeten beproefd worden, beide in opzigt van hunnen wandel, dat die onopsprakelijk en heilig zij, en ook in opzigt van hunne kennis en ervarenheid in de dingen Gods, en van de bezigheden van zijn Huis, en van hunne bekwaamheid en geschiktheid tot de regeering. Het is waar, dat de beproeving der Ouderlingen in de kennis en gaven, welke tot hun ambt vereischt worden, niet veel in gebruik is geweest in deze Kerk.. . maar hier door is het gebeurd, dat vele onwetenden en die niet wel geschikt en bekwaam waren, tot Ouderlingen, toegelaten zijn in vele Gemeenten, tot groot nadeel van de Godsdienst en tot geenen kleinen smaad van onze Kerk. De Apostel, sprekende van de Diakenen I Tim. III: 10, hetwelke de laagste rang is van de Kerkedienaars, vereischt, dat deze ook eerst beproefd worden, en dat zij daarna dienen, zoo zij onbestraffelijk zijn. En dezelfde redenen en gronden, dewelke de beproeving van eenen Leeraar vereischen, pleiten ook voor de beproeving van de Ouderlingen, op eene wijze, die gevoegelijk is naar de hoedanigheden, die in hen vereischt worden."
Tot zoover Koelman. Ook later, bijv. in de kringen der Afgescheidenen, waren er, die een zekere opleiding tot het ouderlingenambt, met daaraan verbonden examen, noodzakelijk vonden. En in onze eeuw is dit standpunt krachtig verdedigd door prof. L. Lindeboom van Kampen, die op de vergadering van de Vereeniging van predikanten van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 16 Sept. 1913, een referaat hield over het" onderwerp: Is ook voor den dienst van het ouderlingschap opleiding noodig?, zie Ger. Theol. Tijdschr., 14e jaargang, no. 6. Prof. Lindeboom „begon met de aandacht te vestigen op het, immers wel zeer opmerkelijke feit, dat voor allerlei hoogere en lagere ambten en diensten voorbereidende opleiding en onderzoek noodig wordt geacht; dat, met name in de kerk, schatten van gaven en tijd en geld worden besteed aan de opleiding tot den dienst des Woords, en dat voor het ambt van ouderling volstrekt geen opleiding wordt noodig geacht." Voorts achtte prof. Lindeboom „de stelling onwedersprekelijk, dat de ouderlingen o.m. bekwaam moeten zijn in de H. Schrift, in de Geref. Belijdenisschriften, in de Kerkregeering en de ordeningen van het Kerkelijk samenleven en den arbeid voor het Koninkrijk Gods, en de ervaringen van het geestelijk leven".
Tenslotte gaf prof. Lindeboom „eenige stellingen tot aanduiding van de vereischten en van weg en wijze hoe de Gemeente zal kunnen komen tot het bezit van geschikte en bekwame candidaten voor het gewichtig ambt van ouderling". Het voorstel van prof. Lindeboom vond evenwel niet veel bijval. Prof. dr. H. Bouwman schreef in De Bazuin van 17 Oct. 1913 openlijk, dat volgens hem „een bepaalde opleiding voor het ambt van ouderling, in den vorm van een ouderlingencursus niet aan te raden is". Wel is, volgens prof. Bouwman, de gedachte, die prof. Lindeboom bezielde bij de verdediging van een betere opleiding van a.s. ouderlingen, waar „Alle kerkeraden", zoo schrijft hij, „mogen wel ernstig deze wenk ter harte nemen. Want gaat het peil der ouderlingen achteruit, dan loopt de kerk groote schade". Prof. Bouwman wijst dan als middelen tot verbetering van het peil der ouderlingen o.a. op de gewone catechisatiën, de zgn. lidmaten-catechisatiën, de jongelingsvereenigingen, het bezoeken van meerdere vergaderingen, en niet te vergeten de verdere studie van Schrift, belijdenis en kerkregeering door hen, die in het ambt staan.
We zullen al de argumenten van voor- en tegenstanders van opleiding en examinatie van ouderlingen maar niet bespreken. Wij voor ons zijn van meening, dat de argumenten van de tegenstanders overwegend zijn. Ds. Joh. Jansen formuleert ze in zijn De Kerkenordening, Deel I, Van de diensten. Nijverdal, (1917) blz. 578 aldus: 1e dat zulk een opleiding van de ouderlingen een nieuw soort clerus zou vormen, hen boven de gemeente zou verheffen en geestelijken hoogmoed zou kweeken, terwijl de ouderlingen, naar de bedoeling van Calvijn, juist om hiërarchie te voorkomen, van beneden uit de gewone leden der gemeente gekozen en aan de dienaren, die meestal van buiten komen, zijn toegevoegd; 2e dat de gaven voor het ouderlingen-ambt, niet door wetenschappelijke opleiding, maar door practische vorming op de catechisatie en de jongelingsvereeniging en door eigen onderzoek geoefend moeten worden, omdat er geen uitgebreide boekenkennis, maar practische levenswijsheid voor noodig is; 3e dat de meest geschikte krachten juist niet aan zulk een cursus zouden deelnemen, omdat er een zekere aanbieding als candidaat-ouderling in zou steken, terwijl zij, die er wel aan deelnamen, lang niet altijd zouden gekozen worden; en 4e dat zulk een nieuw instituut toch slechts in enkele kerken ingang zou vinden, in strijd met art. 27 K.O. het levenslange ouderlingschap zou bevorderen en in de practijk toch zou mislukken.
We zijn van oordeel, dat dit juist is gezien. Waarmee we natuurlijk niet willen zeggen, dat iedereen wel geschikt is om ouderling te wezen. Integendeel, lang niet iedereen heeft de vereischte kennis en de noodige gaven om dit ambt te bekleeden. Hiermede hebben de kerkeraden en gemeenten wel terdege te rekenen. En .. . zij, die het ambt bekleeden hebben zich door vlijtig onderzoek van Gods Woord en van de leer en de regeering der kerk steeds meer te bekwamen tot hun gewichtig werk.

A. (Apeldoorn) H.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 augustus 1951

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de kerkorde (LXXXV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 augustus 1951

De Wekker | 4 Pagina's