Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rondom het Oude Testament (XV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom het Oude Testament (XV)

Middelen der Oud-Testamentische Godsopenbaring

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om Zich aan de mens te openbaren heeft God in de Oud-Testamentische bedeling Zich bediend van onderscheidene middelen. We willen er enkele noemen.
Daar is in de eerste plaats de droom. Door middel van de droom openbaart God Zich bv. aan Jakob in Bethel (Gen. 28) en aan Jozef (Gen. 37). Deze dromen waren dus geen gewone dromen, maar openbaringen van God. Zo verstaat Jakob zijn droom terstond. Wanneer hij wakker wordt, is het eerste, dat hij zegt: „Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats". God Zelf heeft in de droom tot hem gesproken. Deze droom is voor Jakob geen bedrog, maar even reëel, als wanneer God tot hem zou gekomen zijn, toen hij wakker was. Later neemt de droom als middel van Godsopenbaring al meer af. Jeremia kent blijkbaar de droom als middel der openbaring alleen nog maar bij de valse profeten (Jer. 23 : 25-32; 27 : 9; 29:8).
Een ander middel, waardoor God Zich heeft geopenbaard, is het visioen. Dit verschilt van de droom daarin, dat het niet in slapende, maar in wakende toestand wordt ontvangen. De visionaire mens wordt als het ware uitgeheven uit de hem omringende wereld en ontwaart een andere wereld, waarin hij beelden en gestalten aanschouwt, die voor het natuurlijk oog verborgen zijn.
Door het visioen openbaart Zich God bv. aan de profeten. Van Jesaja kennen wij zijn roepingsvisioen. Van Ezechiël kennen wij meerdere visioenen, bv. het visioen van het dal met de dorre doodsbeenderen (hoofdstuk 37) en het uitgebreide visioen van de herstelling van de tempel (hoofdstuk 40-48). Ook de nachtgezichten van Zacharia zijn waarschijnlijk geen dromen, maar visioenen.
Behalve door dromen en visioenen openbaart God Zich ook aan de mens door de rechtstreekse verschijning, de theophanie. Meer dan eenmaal lezen we, dat God verscheen aan Abraham (Gen. 12 : 7; 17 :1 ; 18 :1). Het karakter van zulk een verschijning wordt ons enigszins duidelijk uit Gen. 8 :2, waar staat, dat Abraham opzag „en zie, daar stonden drie mannen tegenover hem". Uit wat volgt blijkt, dat één van deze mannen God Zelf is (Gen. 18 :13, 17, 20, 22) en de anderen engelen zijn (Gen. 18:22; 19:1).
Het blijkt hier dat God aan Abraham verschijnt in de gedaante van, een man, zodat Abraham bij de aanvang er niet eens erg in heeft, dat hij met God Zelf te doen heeft. Dit wordt hij pas later gewaar. Een soortgelijke verschijning valt Jakob ten deel aan de Jabok (Gen. 32). Hij worstelt met „een man", die later blijkt God Zelf te zijn (vs. 28), waarom Jakob die plaats dan ook noemt Pniël, waardoor hij tot uitdrukking wil brengen: „Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht".
Een bijzondere vorm van Godsverschijning is de Engel des Heeren. Met deze Engel des HEEREN wordt niet bedoeld een gewone, geschapen engeL Deze Engel des HEEREN verscheen aan Hagar in de woestijn (Gen. 16 :17), aan Abraham, toen hij Izak offerde (Gen. 22:11, 15), aan Mozes in de braambos (Ex. 3:2), aan Gideon (Richt. 6:12). Dat deze Engel des HEEREN niet een gewone engel is, blijkt duidelijk uit Ex. 3: 2 w . In de braambos verschijnt aan Mozes de Engel des HEEREN (vs. 2). Maar deze is dezelfde als die Zich in vs. 6 noemt de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob en in vs. 14 v. de Heere, Ik zal zijn, die Ik zijn zal. In de engel des HEEREN hebben we te doen niet een verschijningsvorm van God Zelf. Onjuist is het te zeggen, dat de Engel des HEEREN Christus is. Want in de braambos verschijnt niet Christus aan Mozes, maar de Drieënige God.
Behalve door de genoemde middelen openbaart God Zich ook rechtstreeks aan de mens door de toespraak of de inspraak.
Bij de toespraak spreekt God tot de mens. Zo spreekt God na de val tot Adam. Deze hoort een stem van buiten af tot zich spreken. Ook vanaf de Sinaï heeft God gesproken tot de mens. Het volk hoorde een stem, die van buiten af tot hen kwam. Toen zei het volk: „Zie, de HEERE, onze God, heeft ons Zijn heerlijkheid en Zijn grootheid laten zien en wij hebben Zijn stem gehoord uit het midden des vuurs" (Deut. 5: 24). Aan zulk een toespraak van God moeten we ook denken bij de verschijning van God aan Samuel (1 Sam. 3).
Van deze toespraak moet de inspraak onderscheiden worden. Bij deze inspraak komt God niet tot de mens met een hoorbare stem, maar brengt Hij rechtstreeks gedachten in het bewustzijn van de mens. Deze inspraak gebruikt God meestal bij Zijn openbaring aan de profeten. Deze brengen niet him. eigen boodschap, maar die van God. Daarin zijn zij van de valse profeten onderscheiden. De profeten zijn dat zich zelf sterk bewust, waarom zij telkens him boodschap inleiden met de woorden: „Zo spreekt de HEERE" of: „En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende:..." Al wordt in vele gevallen hun die boodschap Gods door rechtstreekse inspraak van God in het bewustzijn gebracht, toch weten zij altijd Gods woord van hun eigen woorden en gedachten goed te onderscheiden. We noemen daarvan twee voorbeelden.
De profeet Jeremia moet in opdracht van God het oordeel aankondigen over Israël. Dit is voor de profeet, die zijn volk lief heeft, een zware taak, die hij bijna niet volvoeren kan. Hij heeft zich voorgenomen het dan ook niet te doen. Temeer waar hij door zijn prediking van de zijde van het volk niet anders dan spot t e incasseren krijgt. Maar hij kan het niet uithouden. De HEERE is hem te sterk. Hij moet spreken (Jer. 20 : 9). Het is duidelijk, dat Jeremia zich het Woord van God, dat God in hem spreekt, zeer goed bewust is en dat zeer goed weet te onderscheiden van zijn eigen wil en gedachte.
Een tweede voorbeeld hebben we in 2 Sam. 7 : 1vv . David geeft tegenover de profeet Nathan te kennen, dat hij de HEERE een huis wil bouwen. Nathan geeft hierover zijn goedkeuring. Dat moet David doen. Maar in die nacht komt het woord van God tot Nathan, waarin God aan Zijn profeet meedeelt, dat David geen huis moet bouwen. De volgende morgen brengt Nathan dit Godswoord aan David over. De profeet weet dus ook hier heel goed Gods woord van zijn eigen gedachten te onderscheiden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1951

De Wekker | 4 Pagina's

Rondom het Oude Testament (XV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 1951

De Wekker | 4 Pagina's