Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rondom het Oude Testament (XIV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom het Oude Testament (XIV)

Het Oude Testament als openbaring Gods

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot dusver hebben wij in onze artikelenreeks stilgestaan bij het O.T. als boek, als geschrift. We wenden ons nu tot zijn inhoud. En dan hebben we in het O.T. evenals in het N.T. te doen met een boek, dat gans verschilt van al de andere geschriften en boeken der wereld, waarom we het ook noemen: Heilige Schrift, want het is openbaring Gods. D.w.z.: God openbaart Zich daarin aan ons. Het gaat in het O.T., en dat geldt van heel de Bijbel, maar niet om wat mensen zeggen, maar om wat God tot ons zegt. We kunnen boven het O.T. schrijven: Deus dicit — God spreekt.
Dat is het geweldige, het ontzaglijke, dat we in het O.T. .hebben te doen met Gods Woord. God Zelf heeft daarin een boodschap aan ons.
God heeft Zich namelijk aan de mens geopenbaard. Dat God Zich openbaart wil zeggen, dat Hij uit de verborgenheid uit treedt en Zich aan de mens bekend maakt. Dat heeft God gedaan, opdat de mens Hem zou kennen. Zonder openbaring is er geen kennis van God door de mens mogelijk.
Door de zonde is de mens verduisterd van verstand. De mens kent God niet meer. En het is ten enenmale onmogelijk, dat de mens uit zichzelf de kennis van God opbouwt. Elke Godsvoorstelling, die de mens van zichzelf heeft, is vals en met de werkelijkheid Gods in volkomen strijd.
Dit is het geval met de Godsvoorstelling der heidenen. Daar is geen heidens volk of het heeft zich goden gemaakt. Dit is nog een bewijs van de religieuze aanleg van de mens. God heeft de mens op Zich aangeschapen. De mens is op het Goddelijke aangelegd. Dat God de mens naar Zijn beeld geschapen heeft betekent niet voor het geringste deel, dat God de mens zó geschapen heeft, dat deze in de gemeenschap met Zijn Schepper het hoogste levensdoel en levensgeluk ontvangt. En zelfs nu de mens door de zonde van God vervreemd is, is er nog, wat Paulus noemt „een zoeken, of zij Hem tasten en vinden mochten". Calvijn noemt dat het „semen religionis", „het zaad der religie" of een „sensus divinitatis", „een gevoel van Goddelijkheid", die ondanks de zonde in de mens is overgebleven. Maar nooit kan dat „semen" of „sensus" de mens weer brengen tot de waarachtige kennis van God. De heiden komt nooit ergens anders terecht dan bij de afgod.
En eveneens zijn er vele wijsgeren geweest, die meenden uit hun eigen denken God te kunnen kennen, maar tenslotte zijn ook zij nergens anders terecht gekomen dan bij de dwaling en de waanvoorstelling.
En toch in het rechte kennen van God ligt de zaligheid van de mens. Christus heeft in het Hogepriesterlijk gebed gebeden: „En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt".
Maar zullen wij God weer kennen, dan moet God Zich openbaren.
God heeft zich aan de mens geopenbaard in de staat der rechtheid. Maar ook na de zondeval gaat God Zich opnieuw aan de mens openbaren tot diens verlossing en zaligheid.
God gaat de gevallen mens weer opzoeken. Niet de mens zoekt God. Integendeel, de mens vlucht van God weg. Maar God zoekt de mens en vraagt: „waar zijt gij?" En dan openbaart Zich God aan de mens in oordeel en genade beide. In Zijn oordeel, want God openbaart de straf der zonde, maar ook in Zijn genade, want reeds terstond na de val kondigt Hij voor de oren der mensen de moederbelofte af, die de eerste profetie is van de komende Messias, die de werken des duivels verstoren en de mensheid verlossen zal.
En bij die éne openbaring is God niet gebleven. Maar Hij is Zich heel de Oud-Testamentische bedeling door blijven openbaren. God heeft Zich geopenbaard aan de patriarchen. Hij heeft Zich geopenbaard door offers en andere ceremoniën door profeten en psalmisten en ten laatste door Zijn eigen Zoon. En het grote doel dier openbaring is geweest, dat de mens weer tot Hem zou worden gebracht en in de gemeenschap met God weer zijn hoogste levensdoel en -geluk zou ontvangen. Terecht heeft men dan ook Gods openbaring genoemd: heilsopenbaring.

Laat dan Gods lof ten hemel rijzen;
Laat al wat adem heeft Hem prijzen.

B. J. Oosterhoff.

P.S. Dit stuk moet voorafgaan, aan dat in het nummer van 17 Aug. werd geplaatst. Men houde dit abuis ons ten goede.

Redactie

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1951

De Wekker | 4 Pagina's

Rondom het Oude Testament (XIV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1951

De Wekker | 4 Pagina's