Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pastorale Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pastorale Brieven

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste Vriend!
Wat leert Rome dan? — zoo vroegen wij. Wel dat de menschelijke natuur niet in den dood is verzonken in zijn val van God af.
Rome erkent eigenlijk deze tegenstelling van zonde en genade met; Rome heeft dit anders geformuleerd; n.l. natuur èn bovennatuur. De mensch in den staat der rechtheid had om zoo te zeggen een tweevoudig bestaan: 1e. een gewoon natuurlijk bestaan. Met de onderscheidingen, welke men daarin ook al weer maakt, zullen we ons nu hier niet verder ophouden, het werd te uitvoerig, en voor velen te diep om goed te volgen. Maar genoeg voor ons doel is te zeggen, dat Rome den mensch als een goed geschapen wezen erkent, wiens natuur op zich zelf noch kwaad noch goed (in geestelijken zin) was; men noemt dit den mensch in puris naturalibus; met allerlei natuurlijke voortreffelijke hoedanigheden enz. Maar, zoo gaat Rome voort, nu heeft God aan deze „gewone" natuur nog iets toegevoegd. Rome noemt dit het donum superadditum (een toevoegsel van boven, van hoogere, van geestelijke herkomst). En dat zou dan heeten het beeld Gods. 't Is wel eens onder 't beeld gebracht van een huis, dat uit twee verdiepingen bestaat; een beneden- en een bovenhuis. Als nu de bovenverdieping soms verwoest wordt, dan kan de benedenverdieping niettemin toch nog goed en bewoonbaar zijn gebleven. Door dit bovennatuurlijke toevoegsel kon de mensch aan God, de geestelijke en hemelsche dingen gemeenschap erlangen. Maar indien nu (gelijk geschied is) de mensch kwam te vallen, wat gebeurde er dan?
Wel, zegt Rome, toen verloor hij dat „toevoegsel", de „bovenverdieping" werd vernield, het beeld Gods is hij dus wél kwijt, maar de onderverdieping, zijn gewone menschelijke natuur, bleef toch vrijwel nog bruikbaar. Hij werd naar zijn „gewone" menschelijke natuur daarom nog geen zondaar in zijn wezen, hij was wel wat kwijt, dat bovennatuurlijke, maar wat hij overhield was daarom nog geen verdorven natuur. Hij zou dus als God maar hielp er nog weer wel boven op kunnen komen. Zijn natuur is door de zonde dus „slechts" verzwakt, niet grondig verdorven. Het eenige wat hij dus noodig heeft is helpende genade daartoe. Dat is dan dit soort (Roomsche) genade, waardoor mijn kracht mijn kunnen weer wordt in staat gesteld, om tot God en Zijn gemeenschap te geraken. Zóó wordt het dus niet zonde en genade; maar natuur en bovennatuur; en wilt ge van genade spreken, dan is die om te beginnen (volgens Rome), dat God u weer een bovennatuurlijke kracht instort, instort in een natuurlijk (niet gansch verdorven) schepsel, waardoor men dan weer als men die kracht nu maar goed gebruikt, weer hersteld kan worden. Dus een ingestort vermogen, om die bovennatuur weer te bereiken. Door die ingestorte kracht kan dan de gevallen mensch, als hij maar wil(!), weer aan den gang; om door werken het leven te bereiken.
De genade helpt hem om zoo te zeggen weer op de been. Dit alles is wel genade, aangezien God dit had kunnen laten; en, het is een genade, zegt Rome, die door Christus verdiend is; maar alweer goed te verstaan; n.l. Christus zou voor ons verdiend hebben, dat wij zelf weer verdienen kunnen. We kunnen nu weer aan den gang. Als ge maar . . . wilt(!).
Op deze manier nu kan Rome ook de terminologie van genade, Christus' verdienste enz. behouden; maar 't heeft een anderen inhoud gekregen. Hier moet dus de cardinale strijd met Rome eerlijk, worden aangebonden.
Dit alles dient nog nader en in zijn onschriftuurlijkheid te worden belicht.
Ik zou zeggen, als ge soms zelf er mee in de knel waart gekomen, kom dan liever maar eens praten. Maar aangezien ge dit mogelijk lastig vindt, goed, dan zal ik u D.V. weer nader schriftelijk er over inlichten. De Heere geve ons, dat we èn onzen val, èn zijne genade zóó leeren kennen, dat we God als den souvereinen Herschepper in al zijn deugden leeren verheerlijken.
Met hartelijke broedergroeten uw Vriend en Broeder

G. Wisse.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1951

De Wekker | 4 Pagina's

Pastorale Brieven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1951

De Wekker | 4 Pagina's