Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Simeon en Levi of Strijden en strijden zijn twee (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Simeon en Levi of Strijden en strijden zijn twee (I)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Simeon en Levi zijn gebroeders. Vervloekt zij hun toorn, want hij is heftig, en hunne verbolgenheid, want zij is hard. Ik zal ze verdeelen onder Jakob, en zal ze verstrooien onder Israel. Genesis 49 : 5a en 7. Strijd den goeden strijd des geloofs. 1 Tim. 6 :12a.

Laat ik direct beginnen met te zeggen, dat ik in deze Schriftoverdenking meer den nadruk zal leggen op Simeon dan op Levi. Dit geschiedt natuurlijk niet om Levi vrij te pleiten, maar wel om te laten uitkomen, dat de Heilige Schrift altijd nog onderscheid maakt tusschen deze beide gebroeders.
Ik wensch aan Levi een afzonderlijke overdenking te wijden, al zal het wel duidelijk worden, dat ik Levi in dit verband geenszins vrij pleit van Jakobs vloek.
Als ge mij vraagt, of ook de Heilige Schrift dit onderscheid tusschen Simeon en Levi stelt, dan kan ik o.m. wijzen op den zegen van Mozes, gelijk deze ons in Deutronomium 33 is bewaard.
Genesis 49 en Deutronomium 33 zijn een schepping van dichterlijke schoonheid, zijn een zielverheffend muziekstuk, dat het wint van de schoonste compositie, die ooit het scheppend genie van een Bach of Mozart hebben vervaardigd.
Beide hoofdstukken in den Bijbel hebben zeer veel punten van overeenkomst. Vooreerst als ik denk aan den tijd, waarin deze tonen beluisterd zijn. Zoowel Mozes als Jakob waren toen genaderd aan de grenzen van tijd en eeuwigheid.
Jakob lag op zijn sterfbed, toen zijn lier nog zulke God gewijde klanken liet hooren. En Mozes stond op de Nebo, waar zijn stervenspeluw door de hand des Heeren werd geschud en waar zijn geest op adelaarswieken kon stijgen.
Beiden zoowel Jakob als Mozes bezongen in hun afscheidsure een en hetzelfde toekomstbeeld, rakende de stammen van Israel. En toch is er een aanmerkelijk onderscheid, dat ons herinnert aan het onderscheid tusschen Simeon en Levi.
Als ge er op letten wilt zal elke Bijbellezer getroffen worden, dat in Genesis 49, waar Jakobs zang gehoord wordt, zoowel vloek als zegen wordt beluisterd. Wie naar Jakob luistert in zijn stervensure hoort nu eens het ruischen van een zachte stilte, en dan weer verneemt hij het bulderen van den orkaan. Denk alleen maar aan de woorden hier boven geschreven: „vervloekt zij hun toorn.".
Maar wie Deutronomium 33 opslaat en aan Mozes' lied het oor leent, wordt getroffen, dat hier in dit lied juist elke vloek ontbreekt.
Mozes' zang is gelijk aan de stille dauw, die neerdaalt op bloem en velden, die het gansche aardrijk verkwikt.
Geen vloek, maar enkel zegen rolt er van de lippen van dezen Godsman.
Mozes ziet de stammen van Israel onder de liefelijke zonnestralen van een vreedzame toekomst en spelt aan Israel in het ver verschiet een rustige woonplaats op den grond, die met het Goud van Gods belofte is omzoomd.
Wie dit nu in het oog houdt heeft tegelijk de oplossing gevonden, waarom in Deutronomium 33 de naam van Simeon niet genoemd wordt, en die van Levi wel wordt aangetroffen.
Simeon, over wiens stam een vloek wordt uitgesproken door Jakob, wordt in den zege n van Mozes gepasseerd. En als ge dan opmerkt, dat Levi toch ook deze zelfde vloek draagt, waar Jakob beide zonen in één adem noemt, dan zij opgemerkt, dat juist uit Deutronomium 33 blijkt, dat een vloek kan verkeeren in zegen en dat daarom niet Simeon, maar wel Levi in de rij van Deutronomium 33 wordt genoemd. Bij Levi staan wij voor een gansch bijzondere positie, waarom Mozes deze stam betrekt in zijn zegengroet.
Het is hierom, dat ik aan Levi een bijzondere plaats wil geven in deze Schriftoverdenkingen waaruit het duidelijker kan worden, waarom wij bij Levi zulk een uitzonderingspositie vinden.
En wat nu Simeon betreft... Ja hij hoort den vloek en blijft den vloek dragen, maar dat het niet is de vloek der verdoemenis, maar de vloek van het tijdelijke erfdeel kan blijken, uit wat wij in het boek van de Openbaringen vinden.
Al wordt Simeon niet genoemd in den zegen, die Mozes als een dauw over Israels stammen laat gaan, wij mogen echter zulk een achterstelling niet zoover uitstrekken dat deze stam den eeuwigen zegen zou hebben moeten derven. Wie Openbaring 7 opslaat vindt daar, dat onder de 144000 ook de stam van Simeon nog genoemd wordt met zijn 12000 verzegelden.
Hier is de naam van den gevloekte weer terug gekeerd en telt ge hem onder de gezegenden des hemels.
Dat zegt ons, dat niet de vloek het laatste woord heeft, maar het lied des ontfermens. Wij zien het telkens in de Heilige Schrift bevestigd, dat de Heere aan den glans Zijner heiligheid nooit iets te kort doet, maar dat Hij ook lankmoedig is, en dat genade het altijd wint van onze zonde.
Zoo bindt God het op de ziel eens zondaars, dat men zich toch haasten zal om des levens wil om behoudenis te vinden bij Hem, die de ongerechtigheid vergeeft en de zonde verzoent.
Jakob heeft den vloek over de boos heid van Simeon uitgesproken. Mozes heeft Simeon niet genoemd in zijn zegengroet over de stammen van Israel. Maar de Heere heeft nog aan Simeon gedacht, toen Hij zijn 144000 telde, die vóór Zijn troon zullen staan.
Zoo glanst óver en dóór alle zonden *jn dood nog het licht van Gods onbegrijpelijke ontferming.
Is het niet een oceaanverte en -diepte, als wij mogen denken aan die grenslooze wondere lankmoedigheid des Heeren, die den gruwel ziet, die de zonde vloekt, maar die den zondaar nog wil sparen en zaligen?
Ook over deze donkere bladzijde van Genesis blijft nog schijnen dit wondere licht van Gods groote goedertierenheid.
Simeon met zijn zwarte bladzijden in zijn levensboek heeft aan het einde bladzijden, die het lied van het Lam laten hooren.
Al moet de pijn der zonde gevoeld en al moet de straf der zonde gedragen worden, de vloek der zonde zal worden opgeheven voor allen, die den weg naar den troon van Gods genade hebben mogen vinden.
Genesis spreekt van oordeel en vloek. Openbaringen spreekt van zegen en vergeving in het bloed van het Lam.
De Simeons zullen leeren, dat het zwaar is tegen den Heere te zondigen. Zij mogen ook het lied der verwachting aanheffen, dat 's Heeren goedertierenheid dierbaar is, en dat er in de schaduw van Zijn vleugelen plaats is om vroolijk te zingen.
Wie daarvan iets beseft zal aanbiddend buigen voor de voeten van zijn God, en belijden, dat 's Heeren genade alle menschelijk verstand verre te boven gaat.
Zoo vinden wij om de donkere wolk, die hangt over Simeons leven, nog een goudrand van Gods eeuwige ontferming, die in ons den psalm oproept

Barmhartig is de Heer, en zeer genadig.
Schoon zwaar getergd, lankmoedig en weldadig.
De Heer is groot van goedertierenheid.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1951

De Wekker | 4 Pagina's

Simeon en Levi of Strijden en strijden zijn twee (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1951

De Wekker | 4 Pagina's