Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waarheen? (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waarheen? (IV)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gereformeerden Waarheen? door Mr. A. Bouman en Thijs Booy.
Iemand vraagt mij: Staan er dan geen goede dingen in dit boek?
Is het niet waar, als benadrukt wordt, dat er zoo veel ongeestelijkheid in heel de Gereformeerde Gezindheid is te ontdekken?
Durft gij te ontkennen, dat hier de hand gelegd wordt aan een krachtelooze, omdat de Geest des Heeren al meer wijkt uit het lichaam der Gereformeerde kerken en uit deze niet alleen?
Wordt hier niet de spijker op de kop geslagen, en hebben wij niet veelszins te klagen over dorheid en kilheid, door de verstijvende adem van het dogmatisme gedragen in den hof der kerken, die zoo zwaar rechtzinnig willen zijn?
Inderdaad, er schuilt waarheid, harde waarheid in dit boek.
Het is geenszins mijn bedoeling om alles te verwerpen, wat door deze schrijvers onder scherpe critiek wordt gesteld.
Mijn hoofdbezwaar gaat niet tegen het aanwijzen van de kwalen, die ons ondermijnen, maar tegen de geneeswijze, die wordt aanbevolen. Wanneer de ziel van Gods vromen, wanneer de kerk des Heeren met deze homoeopathische verdunning het moet doen om weer leven te brengen in de dorre doodsbeenderen, heb ik weinig verwachting. De profeten des Heeren, die onder het oude Israel optraden, en die Gods oordeelen lieten rollen, hebben het ons toch anders gezegd. „Scheurt uw hart en niet uwe kleeren" is hun wachtwoord. Maar van dat gescheurde hart heb ik weinig of niets ontdekt in dit boek. Zeker, wij lezen op blz. 26, dat wij ons bedwelmen kunnen aan een schijn. We lezen daar: „Wij zouden het nog forscher willen zeggen. Als we altijd maar weer het hebben over het Woord, en aan de daad weinig of niet toekomen, en ons daar ook niet ernstige zorgen over maken, is dit een vrijzinnigheid van Gereformeerde signatuur, die naar het Evangelie zwaarder veroordeeling zal treffen? Onze boezemzonde als Gereformeerden is, dat wij als de zaak maar juist gesteld is, dikwijls aan de daad niet meer toekomen, het: leer en leven is twee."
Niemand zal ontkennen, dat er zulke Gereformeerden zijn. Maar zij toch zeker niet alleen. Maar geeft zulk een hypothetisch dualisme — de zin begint met „als" — recht aan den schrijver om dit kleed der schande om het lichaam der Gereformeerde Gezindheid te slaan?
Die ellendige redeneer-methode „als" en „als" wij nu alleen maar het Woord hebben — en „als" we niet anders kennen dan de leer — en „als" wij bidden, maar zonder het hart — en „als" we — men kan zoo maar doorgaan. Doch dit is niet de taal der Schrift, noch ook die der Gereformeerde confessie. Die „als"- methode, is een „hals"-methode en op dat stokpaardje rijdt ook dit boek.
Wat bedoelt dit boek met „leer en leven" ?
Dit leven moet vóór alles de practische inslag hebben van de liefde.
Thijs Booy schrijft, dat het woord van den Heiland meer de practijk van het Gereformeerd belijden moet worden: „een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkaar liefhebt" blz. 224.
Inderdaad, de Heilige Schrift zingt het lied der liefde en wanneer deze warme golfslag sterker werd gevoeld zou het scheepke der Gereformeerde Waarheid stellig meer diepgang vinden.
Maar vergeet dit boek ook, dat liefde kan toornen, en in vlammend schrift kan opkomen voor de heiligheden des Heeren?
Wilt ge lezen hoe in dit boek een caricaturist aan het woord is?
Op blz. 226 lezen wij:

„Laat de belijdenis toch in geen gereformeerd leven een afgodsbeeld zijn. Laten wij ophouden met alle goedkoop manoeuvreeren met onze leer. Laat het eerste woord tot uit-de-toon-vallenden niet zijn: zwendelaar eruit! maar: in liefde en openheid luisteren we, daarna zullen we samen knielen onder het kruis."

Ik laat dit „afgodsbeeld" nu maar weer op zijn plaats. Daar is nu al genoeg mee gesold. Maar ik stel Thijs Booy mij te bewijzen, dat dit de methode is van een Gereformeerde Kerk, als er moeilijkheden met deze of gene broeder of zuster zijn. In de politiek kunnen wij dit spreken of schrijven nog demagogie noemen. Maar hoe moet ik dit noemen in een kring, waar de heiligheden des Heeren ons roepen naar het richtende en schiftende kruis, gelijk hier geschiedt?
Wij zeggen niet: „zwendelaar eruit" maar wij luisteren daar naar de bede van den moordenaar, die veel heeft beleden en die veel is vergeven.
Deze „zwendelaar" hoort niet „eruit" maar „kom binnen, gij gezegenden des Vaders".
Toch acht ik zulke penteekeningen van Thijs Booy van groote beteekenis. Zij zeggen elke rustige lezer overduidelijk, dat deze schrijver alles op alles zet om de „preciesen" onder de Gereformeerden in een bedenkelijk licht te plaatsen.
De spits van het betoog is hier tegelijk de zwakheid van het betoog.
En nu nog een laatste woord de volgende week.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1951

De Wekker | 4 Pagina's

Waarheen? (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1951

De Wekker | 4 Pagina's