Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus Christus dezelfde in tijd en eeuwigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus Christus dezelfde in tijd en eeuwigheid

Voor het oude jaar

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid. Hebr. 13:8.

Wij naderen het eind van het jaar.
De oudejaarsavond komt, die op zijn vlugge wieken zooveel meeneemt aan lach en aan traan, aan blijdschap en aan smart, aan stijgende levenskracht en aan gebroken harten.
Wanneer een schip de kust nadert, dan hebben de zeelui nog geen land gezien, maar de vogels wieken reeds rondom het want, of strijken neer op mast en takelwerk. Die vogels zijn voor de zeeman de bode, dat de kust in 't zicht komt. Is de oudejaarsavond niet zulk een vogel die zich neerzet op ons levensschip en ons zegt, dat de kust, de kust der eeuwigheid nadert?
Het helpt niet, of velen die vogel al willen wegjagen, en bij glas en bij flesch vergeten. Het baat niet, of zij willen verdartelen de ernst van den tijd en het gewicht van de eeuwigheid.
Het graf van dit jaar wijst heen naar eigen graf, en aan de rand van de donkere kuil, waarin wij dit jaar gaan bergen, klinkt er een stem die zegt: heden ik, en morgen gij.
Maar boven het graf en in het graf van dit jaar schijnt een eeuwige zon, en wat de wereld mist en wat de spot niet kent, dat heeft het Christenhart aan de rand van dezen stervenden tijd een Heiland, Die gisteren en heden en in eeuwigheid Dezelfde is.
Welgelukzalig het hart, dat zich aan Hem mag verkwikken, zelfs al zou een zware bittere beker dit jaar U te drinken zijn gegeven.
Welgelukzalig zij allen, die zich in Christus mogen sterken en in deze rots schuiling zoeken by het rusteloos wegrollen van de golven der tijden in de peillooze oceaan der eeuwigheid.
Dit woord staat in den brief aan de Hebreen en dat zegt nog iets anders, dan dat het in den Bijbel staat. Natuurlijk, wanneer zulk een massief woord ergens anders in den Bijbel zou voorkomen, zou het zyn rijken zin behouden. Maar nu het juist in den Hebreërbrief staat is het nog welsprekender.
Gij weet, hoe het juist deze brief is, die steeds wijst op wat voorbijgaat. Al de schaduwbeelden der Oude Bedeeling, heel Israels ceremonieele dienst, zijn priesters, zijn offers, zijn tabernakel, zijn altaren, zijn feestdagen, zijn wasschingen, het zyn alle dingen, die nabij de verdwijning waren. En tegenover de verdwijnende Israëlietische eeredienst verrijst hier de rots, die staat, de zon, die blijft, de glorie, die niet sterft als al dat andere sterft: Jezus Christus, onze Heere.
Dit wat het algemeen verband betreft van dit verheffende Schriftwoord, maar ook het direct verband laat geen andere stem hooren.
In het vers, dat hieraan onmiddellijk voorafgaat, leest ge de stervenspsalm van Christus' dienaren, die zijn afgereisd, als zij hun roeping op aarde naar Gods raad hebben volbracht. Maar al gaat de dienaar heen, de Meester blijft. Al wordt des dienaars oog voor goed op aarde gesloten, Hij, Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt, blijft waken en werken. Al zwijgt de mond van den dienaar, het Woord van Christus zwijgt niet, en daarom blijft Zijn genade, en daarom staat Zijn trouw, en daarom strijdt en overwint Zyn Kerk.
Hoe heerlijk toch te weten in de angst van den stervenden tijd, als alles en allen van ons scheiden, dat wij ons vast mogen klemmen aan Christus, Die van niemand scheidt, en die eeuwig leeft en wij met Hem.
Hoe zielverheffend is het ons, dat boven de treurmarsch der eeuwen, boven de weenende, lijdende, en stervende menschheid, dat boven die versch gedolven graven, aan wier rand dit jaar is geweend en gezucht, omhoog stijgt het lied van den Christus Triumphator, Die blijft in eeuwigheid.
Deze wereld, die al spottend en lachend het weeldekleed om den schouder slaat, die in geblankette schoonheid haar hand opheft, alsof niemand haar kan deeren, deze wereld beeft op haar fundamenten, ook al lacht zij om en bij haar rookend puin.
We hebben het nu na zooveel eeuwen van beschaving juist zoover gebracht, dat de diplomaten en de groote strategen hebben uitgevonden, hoe veel duizenden en honderd duizenden zij op geniale wijze kunnen ombrengen, in een punt des tijds. In Korea vloeit het bloed, als de angstige voorbode van het ontwakend Oosten. In China gist het communisme, en zet zyn machtsinvloed dóór tot ver in India. In Indonesië weet niemand meer, waar het heengaat. In Japan denkt men in verbeten woede aan den overwinnaar, ook al zal men zich geveinsdelijk onderwerpen.
In Manilla spuwt de krater zijn gloeiend lava en duizenden verschroeien en verbranden in deze oven van onmeetbare hitte.
In Italië bezwijken de dijken, en gaat in een soort zondvloed have en goed en levens van velen ten onder.
In Amerika beven ze voor de atoomaanval en meent Truman, dat hy de wereld kan redden met de hulp van de Paus.
Arme wereld, wanneer zult gij Hem vinden. Wiens troon blijft onbewogen, maar die wel bewogen is om zooveel vergeten en versmaden van Zijn Naam en van Zijn Woord.
Wanneer wij toch niets anders wisten, dan te denken aan en te spreken van deze wankelende en bevende en stervende wereld.!
Wanneer wij bij het einde van dit jaar niets anders kenden, dan de zang van het sterven.
En wat nog vreeselijker is — wanneer wij niet anders zagen, dan schuld met schuld vermeerderd, zou er dan wel iets anders overbiyven, dan de stikdonl:ere nacht, waarin alleen de afzichtelijke knekelman zijn sikkel zwaait?
Maar wie in Jezus Christus gelooft ziet het onuitblusschelijk licht schijnen in de eeuwen, die voorafgingen (gisteren) in de dagen, die thans zwaar zijn aan vragen en zorgen (heden) en in de diepte der eeuwigheid, waar de Heere ons zal zijn tot eeuwig Licht, en onze God tot onze sieriykheid.
Als wij voor Gods Aangezicht treden aan het eind van dit jaar, en wij bedenken, dat elke dag van dit jaar genoeg had aan zijns zelfs kwaad, dat elke gedachte die opklom in ons brein, dat elke lust, die opwaakte in ons vleesch, dat elke begeerte, die aanklopte aan de poort der verleiding, dat dit alles en nog zoo veel verborgen zonden een dagvaarding zijn in het gericht Gods, hoe moet de Hartekenner en Nierenproever ons dan aan het eind van dit jaar zien?
Hoe heerlyk nu, dat over dit donker levensveld schijnt het licht van Gods vergevende genade in Christus, van Hem, Die zeide: Ik was gisteren, d.w.z. Ik ben met U begonnen in dagen van voorheen. Ik ben heden d.w.z. Mijn bloed reinigt (niet zal reinigen) van alle zonde, en Ik zal het blijven, als er geen gisteren en heden meer zijn zal. Immers de eeuwigheid staat voor wie den Heere vreezen in het licht van de perelen stad, waarvan Hij ons op zoo menige bladzijde van Zijn Woord heeft gesproken.
Wentel dan vrij heen jaren met uw lief en met uw leed, leven met uw last en met uw lust, hart met zijn zonde en gebeden, maar de genade Gods in Christus blijft, de biddende Heiland waakt, de trouw van Zijn hand en de kracht van Zijn bloed vergaat nimmermeer.
Einde, dat is het woord, dat wij hooren in deze dagen van het stervend jaar.
Einde, dat is de tijding, die eens gehoord wordt, als gij stervend het hoofd zult buigen.
Einde, dat is de smart van den mensch, die voor eigen rekening voor God zal verschijnen en te laat zal bemerken, dat er wel een einde is aan de genadetijd, maar geen einde komt aan de rampzaligheid.
Einde, dat is de vreugde voor het hart, dat den Heere bij aanvang heeft leeren vreezen, want . . .
Einde, wordt begin.
Begin zonder einde! Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid.
Laten wij ons al meer vreemdelingen kennen op aarde om burgers te worden en thuis te raken daarboven, waar Christus is.
Christus alleen heeft toekomst.
Wat is de toekomst der wereld, als die toekomst straks heden zal geworden zijn.
Maar wie zegt mij wat de toekomst van en bij Christus is, als die toekomst eens heden zal geworden zijn?
Als alle „gisteren" voorbij is, en „heden" eeuwigheid, en „eeuwigheid" heden zal zijn.
Het schemert mij van verre, als het hart die wereld gaat groeten, en wij stijgen, tot wat God bereid heeft voor allen, die Hem vreezen.
Ik denk aan Groenewegen, die eens zong:

Kan 't beginsel in genade
Hier verwekken zulk een vreugd,
Hoe zal dan de ziele baden,
Hoe zal 't hart dan zijn verheugd.
Als de ziel geheel verzonken,
In der Godheid Oceaan,
Eeuwig zal van liefde dronken
Zalig voor den Heere staan,

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1951

De Wekker | 4 Pagina's

Jezus Christus dezelfde in tijd en eeuwigheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1951

De Wekker | 4 Pagina's