Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de Kerkorde (XCVIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de Kerkorde (XCVIII)

Kerkorde (58)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bestaat het toezicht-houden-op-elkander, dat door de ouderlingen geoefend moet worden, allereerst hierin, dat zij acht moeten nemen, dat niemand zonder wettige beroeping tot de bediening in Christus' kerk komt, het bestaat in de tweede plaats in het acht nemen op de leer en den wandel der predikanten. Onze Gereformeerde vaderen waren practische menschen. Ze hadden een open oog voor de werkelijkheid en voor de eischen van het practische leven. De predikanten waren voor hen gewone menschen. Ze waren wel door hun ambt van anderen onderscheiden, maar niet door een bijzondere heiligheid van hun persoon of iets dergelijks. Onze vaderen wisten heel goed, dat ook de predikanten menschen zijn van gelijke beweging als alle anderen. Trouwens, dit wordt ons in de Schrift van een man als Elia medegedeeld, Jac. 5 : 17, zou het dan niet gelden van de predikanten? Men wist uitnemend goed, dat de predikanten zondige menschen zijn, ieder met zijn speciale karakterzonden, ieder met zijn eigen boezemzonde. En men wist ook uitnemend goed, dat predikanten, misschien meer nog dan andere menschen, bloot staan voor de gruwelijke zonden van hoogmoed en waanwijsheid, van eerzucht en hebzucht, enz. Vooral voor predikanten is de verleiding om zich een „bijzonder mensch" te gevoelen, met bijzondere rechten en voorrechten, ook in het gewone, dagelijksche leven, zoo groot. En dit wordt, helaas, soms geducht in de hand gewerkt door de houding van gemeente-leden tegenover den predikant. Sommige menschen toch gaan bepaalde, bij hen goed in den smaak vallende, predikanten bewonderen en adoreeren, ze gaan ze vleien en soms met attenties overladen. En wie is daartegen bestand ?
Een predikant is een gewoon menschenkind. In allerlei zonden kan hij vallen en zijn ambt brengt nog mede, dat het gevaar van bepaalde zonden wel zeer bijzonder groot is. Van de gevaren, die den predikant bedreigen, behoort nog afzonderlijk genoemd te worden, het gevaar van dwaling. Van geen enkelen ambtsdrager, en dus ook van geen enkele predikant kan gezegd worden, dat hij niet dwalen kan, dat hij immuun is voor afwijkende gevoelens. Zooals wij weten, leert de Roomsche kerk, dat de Paus, als hij ex cathedra spreekt over zaken van geloof en zeden, onfeilbaar is. Maar zooiets vinden we, gelukkig, niet in de kerken der Reformatie. Het is immers ook geheel en al in strijd met de Heilige Schrift, die duidelijk leert, dat God waarachtig is, doch alle mensch leugenachtig. Rom. 3 : 4.
Met het oog op deze dingen, die vermeerderd kunnen worden en met vele voorbeelden kunnen verduidelijkt worden, is het noodig, dat er toezicht is op de dienaren des Woords. Natuurlijk heeft ieder gemeentelid het recht en den plicht om toezicht te oefenen op de ambtsdragers, dus ook op de predikanten, zooals we de vorige maal reeds aantoonden met een beroep op Hebr. 10 : 24, maar in zeer specialen zin hebben de ouderlingen dit toezicht te oefenen. Met nadruk zegt het Formulier van Bevestiging van Ouderlingen en Diakenen: „Ten derde is hun ambt, inzonderheid mede toezicht te nemen op de leering en den wandel van de Dienaren des Woords, ten einde alles tot stichting der Kerk moge gericht worden, en dat geen vreemde leer worde voorgesteld, volgens hetgeen wij lezen in Hand. 20 vs 2 en 8, waar de Apostel vermaant naarstige wacht te houden tegen de wolven, die in de schaapskooi van Christus mochten komen".
Hier ligt één van de belangrijkste taken van de ouderling: waar de ouderlingen deze taak recht verstaan, daar zal hun werk zeer ten voordeele zijn van de Kerk des Heeren, daar wordt de bloei van de gemeente bevorderd, maar waar deze taak verwaarloosd wordt, daar sluipt vroeg of laat het verderf de kerken binnen, daar worden deze afgevoerd van de paden der Heilige Schrift. De ouderlingen zijn de wachters op Sions muren! Zij moeten de ontrouwe en trage herders die, zooals de Heere zegt door den profeet Ezechiël, het vette eten en zich bekleeden met de wol en het gemeste slachten, maar de schapen niet weiden, Ezech. 34 : 3 v., vermanen en bestraffen, evenzoo die hun leven niet godzalig aanstellen, en hen, die het Woord van God eenzijdig verklaren, die eenzijdige beschouwingen der waarheid aan de gemeente voorstellen of die bedekt allerlei vreemde leeringen, die van Gods Woord en de Belijdenis afwijken, invoeren. Het is de heilige taak van de ouderlingen om dit getrouw te doen. Daartoe heeft God ze geroepen door de verkiezing der gemeente. Dit te doen hebben ze plechtig voor Gods aangezicht beloofd. En van deze hun heilige taak zullen ze den grooten Herder der schapen eenmaal rekenschap moeten afleggen.
Zóó bezien is het ambt van ouderling zeer gewichtig, en is het nog wat anders dan eens wat genoeglijk met elkaar vergaderen en praten of een stichtelijk gesprek voeren met gelijkgestemde zielen. Het is een werk van geweldige verantwoordelijkheid. Wie dit beseft, zal niet spoedig zeggen: het is een gemakkelijk baantje! Die zal er zich, als de Heere hem tot zulk een werk heeft geroepen, niet op een goedkoope manier van afmaken, maar die zal zich, in het besef van groote verantwoordelijkheid en van eigen onbekwaamheid, gedurig tot den Heere wenden met de bede, om wijsheid en bekwaamheid, om trouw en tact, te mogen ontvangen. En hij zal tevens de ernstige en hartelijke raadgeving van het Formulier ter harte nemen, dat zegt, dat de ouderlingen, om hun ambt van toezicht te kunnen uitoefenen, schuldig zijn, Gods Woord naarstig te onderzoeken, en zichzelven gedurig te oefenen in de overlegging van de verborgenheden des geloofs.
Apeldoorn
J. Hovius

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1952

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de Kerkorde (XCVIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1952

De Wekker | 4 Pagina's