Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ambtsgewaad" (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ambtsgewaad" (1)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij worden in onze tijd steeds meer geplaatst voor de vraag: Moeten de dienaren des Woords een „ambtsgewaad" dragen. En die vraag raakt niet alleen de dienaren des Woords. Gevraagd is en wordt, of ook de ouderlingen en de diakenen, de organisten en kosters een ambtsgewaad moeten dragen. En dan krijgen we wellicht ook nog koorzangers en koorknapen. De vraag wordt inderdaad ernstig.
Nu willen wij geen historie schrijven over de vraag: hoe was het vroeger? Daarvoor zijn bronnen genoeg en ons Orgaan laat ook niet toe te uitvoerig over het onderwerp, hierboven vermeld, te schrijven. Evenmin willen wij een kledingstrijd aankondigen. Onze vaderen hebben er al genoeg over gestreden. Vroeger werd begeerd dat de predikanten de steek en de korte broek droegen. En de afkerigheid van die kleding openbaarde wel eens afkerigheid van „de godsdienstige leerstukken", schreven onze vaderen. Voorbeelden worden genoemd. Het afleggen van het voorgeschreven gewaad veroorzaakte twist en tweedracht. Op verschillende synodale vergaderingen is er over gesproken. Het opperen van een conscientiebezwaar is ook geen voldoende reden om het voorgeschreven kleed af te leggen. Een kenmerkende kleding voor de dienaren des Woords is niet zondig, werd gezegd. Men beriep zich op de priesters onder het Oude Verbond en op Johannes de Dooper onder het Nieuwe Testament. De leraars dragen een aparte naam; zij hebben een apart ambt; zij behoren ook een apart gewaad te dragen. Toch is er geen heiligheid aan het kleed verbonden. De leraars kunnen een apart gewaad dragen en toch de waarheid verloochenen. Toch besloot onze synode het dragen van een bepaald gewaad vrij te laten, wanneer het afleggen van dat gewaad geen ergenis veroorzaakt in de gemeente. Zie o.a. G.S. 1849; 1857.
Nu zijn er vandaag heel andere vragen aan de orde. Wel gaat het over het „ambtsgewaad"; ook spreekt men al van een „geestelijk gewaad". Vóór de reformatie van 1517 droegen de priesters aparte gewaden. Calvijn e.a. schaften dat af. Inderdaad was dit een breuk met de kerkelijke zede vah die dagen. Maar het was toch ook meer. De priesterkleden behoorden bij de mis. De Kerk in het N.T, heeft ook geen symbolische kleding nodig, gelijk onder het O.T. waren voorgeschreven. Het werk van de reformatie openbaarde te verstaan de kerkwerkelijkheid van het N.T. Toch werd door Zwingli, Luther en Calvijn, de toga gedragen: het kleed der geleerden. En dat kleed werd langzamerhand weer geacht het ambtsgewaad te zijn. Prof. v.d. Leeuw schreef: Wij mogen daarmee niet tevreden zijn (de toga is geen priestergewaad en erg zwart; ook wie niet verlangt naar brokaat of purper, kan het witte priesterkleed terugwensen, dat de ambtelijke gerechtigheid uitbeeldt), toch zijn we dankbaar, dat wij althans een ambtsgewaad hebben. Het kleed betekent het ambt. Ik ben een ander, wanneer ik achter een katheder een lezing houd dan wanneer ik in toga in de rechtzaal verkeer, in toga de kansel bestijg. Liturgiek bld. 92. Het is wel duidelijk dat er wensen zijn.
Maar dr. v.d. Leeuw begeert nog meer. Eigenlijk behoren alle ambtsdragers een passend, eenvoudig ambtsgewaad te dragen. Vele kerken kennen dit dan ook, voor Koster, voor Organist (vooral wanneer deze zijn ambt verricht op de juiste plaats, in het koor), voor de Zangers. Ook zou een eenvoudig ambtsgewaad, bijvoorbeeld een losse toga, als die van de advocaat, zeer gepast zijn voor de Ouderlingen en de Diakenen; dat zou in elk geval een eind maken aan de dwaze debatten over collecteren in rok dan wel in jacquette; bld. 92. (Let op die hoofdletters). Wensen genoeg dus.
Verder schrijft prof. v.d. Leeuw: Het persoonlijke en willekeurige wordt dan achtergesteld bij het objectieve en de gehoorzaamheid. Wie Gods Woord mag verkondigen, doe dat in het kleed dat zijn kerk hem geeft, 92. (Dus zou de kerk in elk geval een kleed moeten voorschrijven, v.d. M.), Verder schrijft v.d. Leeuw: Geklede jassen en witte dassen zijn niet alleen uit de mode, maar het ambtskleed van bedienaren der begrafenis; jacquetten behoren bij recepties, niet in de kerk; waar city dress precies bij behoort, weet ik niet, maar zeker niet op de kansel of bij de Avondmaalstafel. De toga met bef en baret (maar zonder de afschuwelijke witte das!) is onze ambtsdracht en wij behoren die te dragen bij elke dienst, waarin wij deelnemen, 92.
Uit bovenstaande woorden van dr. v.d. Leeuw zou men moeten concluderen dat de toga dan het voorgeschreven ambtsgewaad is; voorgeschreven door de kerk. Mij is geen officieel voorschrift bekend. En dan is er nog heel wat verschil in soorten toga's. Pas lazen we in „Kerk en Eredienst" dat bij een bevestiging 8 predikanten aanwezig waren; ieder had een ander soort toga aan. Verschil genoeg dus.
Men spreekt heel gemakkelijk over het ambtsgewaad. Vroeger was dit de steek en korte broek, of toga. Later geklede jas; nu meer de jacquette, Maar kunnen wij wel spreken van een ambtsgewaad? Kan de kerk ooit een ambtsgewaad voorschrijven? Wij geloven het niet. Hoogstens kan de kerk wijzen op een passend kleed. Maar dat is nog geen voorschrift voor een gewaad dat bepaald behoort bij het ambt van de dienaar des Woords. Wij geloven niet dat dit mogelijk is. En nog moeilijker wordt de zaak, wanneer men gaat spreken over een „geestelijk gewaad". In verband met de nieuwe liturgische beweging is dit van betekenis, Er zit meer achter dan een strijd om het kleed. Het gaat niet om het oude te roemen of om dat op de voorgrond te stellen. Het is meer dan een kwestie van gevoel of stemming. Het is ook niet de vraag of wij soutanen, lange priesterkleden moeten dragen; kleden met goud en zilver doorstikt of van purper bereid. De vraag is allereerst: wat leert de Schrift? En wij moeten ook goed inzien dat het bij de vragen over het ambtsgewaad en over de vraag wie het al of niet moeten dragen, gaat over ons inzicht in de liturgie der kerk. Die hoofdletters in de woorden Koster enz. spreken ook mee.
L.H. van der Meiden

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1952

De Wekker | 4 Pagina's

„Ambtsgewaad

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1952

De Wekker | 4 Pagina's