Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

,.Ambtsgewaad" (nog eens) (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

,.Ambtsgewaad" (nog eens) (4)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In verband met ons eerste artikel ontvingen we een brief over het b.s. onderwerp. De brief zelf geeft geen directe aanleiding om op de inhoud in te gaan. In hoofdzaak zijn wij het met de inhoud eens. De schrijver zal wel met ons eens zijn dat „gewoonterecht" niet altijd rechtsgrond vindt in de Schrift. Het is zelfs mogelijk dat „gewoonterecht" in strijd is met de Schrift. Het zou niet moeilijk zijn hierover voorbeelden aan te voeren. Daarom kan de kerk moeilijk een „gewoonterecht" als bindend voorschrijven.
Wij weten dat de grote reformatoren tegen het dragen van een officieel ambtsgewaad waren en wel „met dien verstande, dat Zwingli er het sterkst tegen was, dat Luther er zich spoedig in schikte en dat Calvijn zich vrijhield van beide uitersten" 1). Zwingli wilde er niet van weten dat ambtsgewaden „noch goed, noch kwaad waren", maar dat deze „als eeniglijk boos" moesten worden gezien". Zwingli veroordeelde wat wij in onze vorige artikelen ook hebben veroordeeld: „de symbolische uniform van een clerus, die zich als een hogere stand boven de leeken verhief". Bovendien veroordeelden wij positief een bepaald gewaad dat als een soort sacrament zou gezien moeten worden. Dus wij willen ook niet voorschrijven het dragen, van een symbolisch gewaad, wij willen in het geheel niet spreken van een „geestelijk gewaad". Dan krijgen wij straks, als bij Rome, die het dragen van misgewaden als onmisbaar stelt, dat het bedienen van Woord en sacrament niet mag geschieden, tenzij de dienaar een „geestelijk gewaad" draagt. Het dragen van „ceremoniële gewaden" is in zekeren zin het ontkennen van het volle borgwerk van Christus.
Nu bestond in de dagen der Reformatie niet een wisselende mode als in onze tijd. Wij herinneren ons nog heel goed dat onze vader zijn „trouwpak", een soort lakense jas met vest en pantalon, ongeveer in de vorm van een geklede jas, ook nog onversleten bezat, toen hij 25 jaar gehuwd was. Maar bij de wisselende mode is het heel moeilijk om een passend kleed voor de vergadering der gemeente voor te schrijven. Wij hebben voor een passend gewaad meermalen het pleit gevoerd, maar zulk een passend gewaad kan zo maar niet worden voorgeschreven. In mijn studententijd kwamen de ouderlingen en de diakenen, zowel als de dienaren des Woords, des Zondags in geklede jas, met witte das voor en hoge hoed op, naar de samenkomst der gemeente. De student-voorlezer (theoloog) moest ook een geklede jas dragen en een witte das voor hebben. Wie zou willen dat dit nu werd voorgeschreven? Maar het dragen van een gepast kleed, „ter uitbanning van de heerschappij der mode" is, in velerlei opzicht, wel aan te bevelen.
Maar wij moeten er geen uniform van maken. Het heilsleger schrijft zulk een uniform voor en dat moeten wij niet doen. Men moet ook niet denken dat de ambtsdrager, die een passend kleed draagt, een beetje vromer is dan zijn gemeenteleden. Trouwens is het zwarte kleed zeker geen symbool van heiligheid of zo iets. En waar is ook: „alle kleuren zijn van God, en in niet één kleur ligt zonde". „Een mens moet echter geen kapstok zijn, waaraan een kleed met bijbehoren wordt rondgedragen, maar een gekleed mens". Een ambtsdrager moet zeker geen kapstok zijn, waaraan alles wordt rondgedragen, maar een geklede dienaar. Naar deze regel droegen de dienaren: open rok met laag vest; geklede jas, met witte das; jacquet met zwarte (later met gestreepte) pantalon; colbert met zwarte of gestreepte pantalon. In de week ziet men tegenwoordig van alles. Wat moet de kerk nu voorschrijven? De kerk kan niet verder gaan dan voorschrijven dat de ambtsdragers een stemmig, passend, deftig gewaad dragen. De ouderlingen en de diakenen ook, wanneer zij dienst doen in de samenkomst der gemeente. „Stemmig" is het zeker niet wanneer wij de ambtsdragers in de samenkomst der gemeente gekleed zien in bont allerlei. Maar de kerk kan niet deze regel volgen: alle predikanten moeten dragen een gekleed pak; of een jacquet met gestreepte broek. Waarom zou ik b.v. in de week, wanneer ik een kerkelijke vergadering bijwoon, of op ziekenbezoek ben, of college geef, geen eenvoudig zwart pak mogen dragen of een zwarte colbert en een gestreepte broek? Van een „gewoonterecht" kan maar betrekkelijk worden gesproken, omdat de mode hier meespreekt. Eens was de rok mode en eiste men het dragen van een steek. Daarna werd het geklede pak eis met dragen van een hoge hoed. ........................................................................................................sommige gemeenteleden. Met dergelijke dingen is gebroken.
Niet, omdat er een „gewoonterecht" is, maar omdat de dienaar des Woords niet moet pronken, niet wat aparts moet willen zijn, b.v. door zich te kleden als een werkman, in de week, noch zich moet inbeelden dat hij wat meer is dan zijn gemeenteleden en daarom een „ambtsgewaad" wil dragen, moet hij een eenvoudig, stemmig, gepast kleed dragen. Een kleed dat gespeend is aan alle ijdele mode, en ook geen ergernissen geeft. Het moet uitdrukken de ernst, de liefde," waarin hij dient, en de godsvrucht, welke hij beoefent. En niemand zal ontkennen dat een zwart colbert pak stemmig is. En des Zondags staat de jacquet ook keurig. Daarbij past de zwarte das, m.i. uitstekend.
Laten alle ambtsdragers er aan meewerken dat zij in passend gewaad hun werk doen. Maar ditzelfde geldt ook de gemeenteleden. Maar niemand der leden moet zo dwaas zijn te menen dat er van een eis der Schrift voor een bepaald gewaad gesproken kan worden. Maar deftigheid, eerbiedwaardigheid, Titus 2 : 7, mag en moet van de ambtsdragers, in alles, wel worden geëist.
1) Deze citaten zijn uit „Onze Eredienst" , van Dr. A. Kuyper; blz. 95, v.v.
L.H. van der Meiden

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1952

De Wekker | 4 Pagina's

,.Ambtsgewaad

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1952

De Wekker | 4 Pagina's