Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wijsheid van Boven (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijsheid van Boven (2)

Predikatie van Ds. M. Baan te Dordrecht President-Curator, gehouden in het Biduur voor het examen aan onze Theol. School op Zondag 29 Juni te Apeldoorn

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

En indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk mildelijk geeft en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden". Jac. 1 : 5

3. Het ontvangen van die wijsheid.
Het moet ons wel opvallen, dat de Schrift hier zo ruim spreekt over het ontvangen van die wijsheid.
De Schrift immers zegt: De Gever van die wijsheid is een God die een iegelijk mildelijk geeft en niet verwijt.
De Heere geeft dus aan een iegelijk!
Of ge nu jong zijt of oud, geleerd of eenvoudig, of ge nu student, predikant of professor zijt de Heere geeft aan een iegelijk, die tot hem bidt.
Neen niet, alsof de Heere ons gebed zou nodig hebben, neen, maar wel, omdat de Heere gebeden wil wezen, en als God in ons gebed erkend wil zijn.
En dan geeft de Heere, zo staat hier, aan een iegelijk mildelijk!
Dus is de Heere geen karig God, neen, al wat u ontbreekt, zo zingen wij.; Schenk Ik zo gij 't smeekt. Mild en overvloedig.
Zo vroeg Koning Salomo om wijsheid en hij kreeg er nog eer en rijkdom bij. En al werd Job in de weg van beproeving alles ontnomen, de Heere zegende Jobs laatste meer dan zijn eerste.
Laat de ervaring van al Gods kinderen ook maar spreken, hoe zal een ieder dan moeten getuigen: O, wat geeft de Heere mild. En dan niets verdiend, alles onwaardig. In heilige verwondering riep de dichter het daarom uit: Wat zijt Gij goed, wat schenkt uw mensenmin al milden zegen. Gij doet op aard' aan alle schepselen wel, Och wierd ik in uw wetten onderwezen.
En dan staat hier ook nog, die Gever van de ware wijsheid verwijt niet! d.w.z, al heeft de Heere nog zoveel gegeven, al hebben wij dat gegevene nog zo vaak misbruikt, de Heere maakt er geen verwijten van, als we telkens weer tot Hem komen, want:
Barmhartig is de Heere en zeer genadig.
Schoon zwaar getergd lankmoedig en weldadig,
De Heere is groot van goedertierenheid.
Welnu, waar de Gever van die wijsheid van boven, dan zulk een goeddoend Ontfermer is, een God die zijn belofte geeft, die ook zijn belofte houdt, zou de apostel dan niet met alle recht en rede kunnen zeggen: „En indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk mildelijk geeft en niet verwijt, en zij zal hem gegeven worden".
Dat laatste staat hier als een positieve toezegging!
Hier is het geen misschien. Hier is het niet: het kon wel eens gebeuren, maar hier is het positief: zij zal hem gegeven worden.
En nu hoor ik u al vragen: hoe geeft de Heere dan die wijsheid? of in welke weg wordt die wijsheid nu ontvangen?
In de beantwoording daarvan kunnen wij kort wezen.
De Heere immers geeft die wijsheid door middel van zijn Woord en de onderwijzing van de Heilige Geest!
Vooral dat laatste is hier van groot belang: de onderwijzing van de Heilige Geest, vandaar dat de apostel Johannes eenmaal schreef: „Doch gij hebt de zalving des Heilige Geestes, en gij weet alle dingen".
Missen wij die zalving, die verlichting des Heilige Geestes, dan weten wij eigenlijk niets. Hoogstens een oppervlakkige, beschouwende kennis van de dingen. En als wij dan Student zouden zijn, dominé zouden worden, dan krijgen wij op de kansel niet meer dan een denken en preken in verstandelijke systemen, intellectualisme, letterknechterij, een uitstallen van menselijke wijsheid, die toch dwaasheid is voor God.
En dan vragen de Joden een teken en de Grieken wijsheid, doch wij, zegt Paulus, prediken de Gekruiste, de Joden een ergenis en de Grieken een dwaasheid, maar hun die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods.
Want het dwaze Gods, is wijzer dan de mensen en het zwakke Gods, is sterker dan de mensen.
En zo hebben wy allen, en onze Studenten in het bijzonder, het onderwijs des Heihge Geestes nodig.
De Heilige Geest immers is het, die in alle waarheid, in alle wijsheid leidt. Die de wijsheid uit de Heere Jezus neemt en aan verdwaasde zondaren verkondigt.
Ja, de Heere Jezus is DE wijsheid, de OPPERSTE wijsheid, al de schatten der wijsheid en der kennis worden in Hem gevonden. Alleen in Christus, door de Heilige Geest geleerd, zullen wij de wijsheid Gods, de wijsheid, die van boven is, kunnen kennen, dewelke wij ook spreken, zegt Paulus, niet met woorden die de menselijke wijsheid leert, maar met woorden, die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke samenvoegende. En dan kan de natuurlijke mens deze geestelijke wijsheid niet verstaan, neen ze is voor hem dwaasheid, maar de geestelijke mens, bediend en geleerd door de Geest van boven, leert verstaan de wijsheid van boven Gode tot eer en de ziel tot heil.
Daarom Studenten, en voorts allen die naar het Woord Gods mogen horen, o leg de vinger nu eens bij dit woord, en wordt met dit woord nu eens werkzaam in de binnenkamer des gebeds: „indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, Die een iegelijk mildelijk geeft en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden".
De Heere immers wil die wijsheid geven, door de onderwijzing des Heilige Geestes, in de weg des gebeds, in de weg van de bediening des Woords, en aan onze Studenten speciaal, in de weg van het ijverig en biddend studeren aan onze Theol. School.
De Heere werkt ten deze niet onmiddellijk, maar middellijk!
En zouden wij ze dan tot getuigen moeten oproepen, al die mensen, die in deze. middellijke weg, wijsheid van boven mochten ontvangen?
Jesaja, Jeremia, Daniël, Paulus, jonge mensen en oudere mensen, die 't mogen getuigen: in het verborgene, d.w.z. in het diepst van mijn hart, maakte de Heere mij wijsheid bekend!
Wijsheid in het natuurlijke; wijsheid in het geestelijke.
Wijsheid ten opzichte van het tijdelijke; wijsheid ten opzichte van het eeuwige leven.
Wijsheid in het stuk van de waarachtige zondekennis; wijsheid in het stuk van de waarachtige genadekemiis.
Wijsheid tot mijn rechtvaardigmaking; wijsheid tot mijn heiligmaking.
Wijsheid kortom in het stuk van mijn volkomen verlossing.
O wat een voorrecht zulk een wijsheid van boven te mogen ontvangen, waardoor wij het wonder leren verstaan en beleven, waar de apostel over schrijft: en worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijne genade, door de verlossing die in Christus Jezus is.
Ja, dan zouden wij analphabeet kunnen zijn in het natuurlijke, niet kunnen lezen en niet kunnen schrijven, maar dat wij dan toch goed verslag konden geven, van wat God aan de ziel gedaan had.
Dan valt alles van de mens er buiten, dan ben 'ik maar arm, ellendig, zondig, schuldig, verdwaasd, een gepast voorwerp voor het verderf, maar dan wordt de dwaasheid der prediking, het geloof in.een gekruiste Zaligmaker mij tot de hoogste wijsheid, want dan zie ik in die gekruiste Zaligmaker de weg van verzoening door voldoening om weer verzoend tot God te gaan.
Waar die wijsheid van boven, voor ons allen, en vooral voor onze Studenten zo nodig is, zouden wij dan niet biddend willen zingen:
Doe bij Uw knecht weldadigheid o Heer',
Opdat ik leev' Uw woorden moog' bewaren,
En dat Uw Geest mij ware wijsheid leer'.
Mijn oog verlicht' de nevels op doe klaren,
Dat mijne ziel de wonderen zie en eer.
Die in Uw wet alom zich openbaren.
Ps. 119 : 9.

4. Het gebruiken van die wijsheid.
Mogen wij die wijsheid van boven bezitten, dan zal dat ook uit moeten komen in het recht gebruiken van die wijsheid.
De apostel Jacobus heeft daar ook op gewezen.
Gij weet, de apostel Jacobus wordt wel genoemd, de apostel van de praktijk der godzaligheid. Vooral deze apostel immers heeft, er op gewezen, dat een geloof zonder de werken een dood geloof is, en dat het echte geloof, in echte geloofswerken moet worden getoond.
Welnu, waar deze apostel dan gesproken heeft over de wijsheid van boven, die alleen maar verkregen kan worden in de weg van gebed en geloof, zo zal het ons duidelijk zijn, dat juist deze apostel in het derde hoofdstuk schrijft: „Wie is wijs en verstandig onder u? d.w.z. wie is het, die zegt in de weg van gebed en geloof, wijsheid van God verkregen te hebben, die bewijze uit zijn goeden wandel zijne werken in zachtmoedige wijsheid".
Zo komt de apostel dus tot de praktijk van het leven.
Hebt ge die wijsheid van boven ontvangen, zo zegt de apostel, leer die wijsheid dan ook goed gebruiken. Laat er dan iets van zien in een goeden wandel van de vreeze Gods. En dan gebruikt de apostel hier het woord „zachtmoedige wijsheid".
Wat wil dat zeggen?
Wel, dat wil zeggen, als iemand de ware wijsheid van boven ontvangen heeft, dan maakt die ware wijsheid niet HOOG moedig, maar ZACHT moedig, niet opgeblazen in eigenwijsheid, maar nederig, klein, ootmoedig in het bespreken en beleven van de Goddelijke wijsheid.
Dan krijgen wij op de kansel ook geen geleerde betogen, waar een eenvoudig kind van God niet bij kan, maar dan krijgen wij op de kansel een eenvoudige uiteenzetting van de heilswaarheid Gods, vóór- en onderwerpelijk, een spreken naar het hart van Jeruzalem, waar een eenvoudig kind van God hartelijk Amen op zegt en waar de Geest van boven Zijn goedkeuring op betuigt!
Welnu, wie is wijs en verstandig onder u, die bewijze uit zijn goeden wandel, zijn werken in zachtmoedige wijsheid. Dan maakt die zachtmoedige wijsheid, geen groot gebaar, maar zal zich steeds naar buiten laten zien in een stille ootmoedige wandel in de vreeze Gods. Dan drijft die zachtmoedige wijsheid steeds weer heen naar de binnenkamer des gebeds, naar de bediening van Gods Woord. Dan dryft die zachtmoedige wysheid, als wy Student zijn, steeds weer heen naar een ijverig biddend studeren aan onze Theol. School.
Wat een weldaad, die wijsheid van boven te hebben ontvangen en ze ook op een godzalige wijze te leren gebruiken.
Dan maakt de waan-wijze, schijngodsdienstige mens zich druk met allerlei dingen, hij voert altijd strijd, daar is steeds twistgierigheid in zijn hart, „maar dat", zo zegt de apostel, „is de wijsheid niet die van boven komt, maar is aards, natuurlijk, duivels! Want waar nijd en twistgierigheid is, aldaar is verwarring en alle booze handel.
Maar de wijsheid, die van boven is, die is ten eerste zuiver, daarna vreedzaam, bescheiden, gezeggelijk, vol van barmhartigheid, en van goede vruchten, niet partijdig oordelende en ongeveinsd.
En de vrucht der rechtvaardigheid wordt in vrede gezaaid voor degenen die vrede maken". Wat een treffende onderwijzing wordt ons hier dus gegeven in het gebruiken van die wijsheid van boven.
Het gebruiken van die wijsheid is hier dus niet afgestemd op eigen eer, eigen inzicht, eigen voordeel, eigen gewin, maar het gebruiken van die wijsheid is hier afgestemd op het verloochenen van onszelf, op het wegcijferen van onszelf, op het veroordelen van onszelf, is hier afgestemd alleen op deze vraag: hoe komt de Heere aan Zijn eer!
Dat de Heere, dat de Koning der kerk, Christus Jezus verheerlijkt worde, en dan zegt de van God geleerde prediker op de kansel en onder de kansel, in heel de beleving van zijn ambtelijk werk: De duizend zilverlingen zijn voor U o Salomo, en dan dan blijven er altijd twee honderd over voor de hoeders van deszelfs vrucht.
Zo moge de Heere ons allen dan leren kennen en beleven die wijsheid, die van boven is.
Door de zonde werden wij allemaal verdwaasd.
Wij kunnen Chr. Ger. zijn, gedoopt zijn, trouw naar de kerk gaan, 10, 20, 40 jaar of langer het Woord Gods hebben gehoord. Wij kunnen menen wijs te zijn, rijk en verrijkt te zijn en dat wij het niet weten verloren te zijn, arm, ellendig, jammerlijk, naakt en blind!
En daarom Gel., is voor ons allen zo nodig die wijsheid van boven.
Dat wij een recht inzicht leren krijgen in de geestelijke dingen.
In onze verlorenheid, in onze onbekeerdheid en onbekeerlijkheid, in onze verhouding tot het recht Gods, in onze verhouding tot de genade Gods. Dat wij recht zouden leren zien waar het in ons korte leven eigenlijk om gaat, namelijk om in de weg van recht en genade weer met God te worden verzoend in Zijn gunst en gemeenschap weer te worden hersteld, om in zachtmoedige wijsheid tot eer des Heeren weer te leren leven.
Daarom jongere en oudere mensen, o bidt dan toch veel om die wijsheid van boven. Laat in de binnenkamer des gebeds uw stem eens horen, zeg het de Heere maar: Heere hier is er een, die alle wijsheid ontbreekt; 'k Heb wel veel geleerd in mijn leven; 'k Heb wel veel onderwijs ontvangen; 'k Weet de dingen wel oppervlakkig, verstandelijk, maar, o maak mij die wijsheid van boven eens bekend!
En wat zegt de Heere dan?
De Heere zegt: die Mij nederig valt te voet. Zal van Mij mijn wegen leren.
Onderschat de waarde, de betekenis dan ook niet dat ge 't Woord Gods mag horen. Dat Woord immers wijst u telkens op uw diepen val, op uw zonde en schuld, op uw dwaasheid en eigenwijsheid, maar dat Woord wijst u ook telkens heen naar Hem de Opperste Wijsheid, Die het op de tinnen van de hoogten der stad nog roept: „Wie is slecht, hij kere zich herwaarts, tot de verstandeloze zegt Zij: Komt eet van Mijn brood en drinkt van de wijn die Ik gemengd heb. Verlaat de slechtigheid en leeft, en treedt in de weg des verstands".
Ja, dan wijst de Opperste Wijsheid, u niet allen naar uw diepe val, zonde, schuld, dwaasheid en eigenwijsheid, maar dan wijst de Opperste Wijsheid u ook heen naar Zijn kruis, naar Zijn graf, en dan zegt de Schrift, zó is Hij nu geworden een verzoening voor onze zonden!
Gelukkig de mens, die van boven geleerd, bij dat kruis en bij dat graf leert sterven aan zichzelf, om het leven te zoeken en te vinden alleen in de Heere Jezus. Dan blijft de weg door dit leven, een weg vol moeilijkheden, vol vragen, vol problemen, een weg vol worsteling en strijd; die 12 stammen in de verstrooiing, tot wie de apostel Jacobus schreef, hadden het moeilijk met die beproevingen des geloofs, maar dan blijft toch voor heel de kerk des Heeren staan, de troost van dit woord: „En indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere. Die een iegelijk mildelijk geeft en niet verwijt, en zij zal hen gegeven worden".
En daarom zoudt gij soms een moeilijke weg moeten gaan, een weg waarvan ge zeggen moet: O Heere, uw weg ligt in het heiligdom, uw pad gaat door de zee, en uwe voetstappen worden niet gekend!
Zoudt gij soms met Jacob moeten uitroepen: Alle deze dingen zijn tegen mij! O laat uw bede toch veel zijn om wijsheid van boven.
Wijsheid om te leren zien, om te leren geloven, dat er niets geschiedt bij geval, maar dat alles ons van 's Heeren hand toekomt. En dat alle dingen, ook de meest onbegrijpelijkste moeten medewerken ten goede, degenen namelijk die God liefhebben en naar Zijn voornemen geroepen zijn.
Dan blijft hier aan deze zijde van het graf ook veel verborgen, wat de Heere in Zijn wijsheid voor ons verbergt, maar gaat eenmaal de paarlen poort open, en zullen al die onbegrijpelijke wegen bij het licht des hemels worden gezien, dan zullen wij daar over zien uitstralen de wijsheid van God Drieenig, die toekomt alle lof, dankzegging en aanbidding tot in der eeuwigheid.
Dan zingen zij in God verblijd,
Aan Hem gewijd.
Van 's Heeren wijze wegen.
Amen.
Dordrecht M. Baan.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1952

De Wekker | 4 Pagina's

Wijsheid van Boven (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1952

De Wekker | 4 Pagina's