Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rondom het Oude Testament XXXII

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom het Oude Testament XXXII

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De opgravingen.
Men heeft mij verzocht iets te schrijven over de opgravingen in Palestina en omliggende landen, voorzover die betekenis hebben voor het beter verstaan van het Oude Testament.
Ik wil dit met genoegen doen.
Behalve de opgravingen in Palestina zijn voor het verstaan van het Oude Testament van grote betekenis de opgravingen in de vlakte van de Eufraat en de Tigris, waar in het Noorden vroeger het rijk van de Assyriërs en in het Zuiden het rijk van de Babyloniërs was gevestigd, en die in Egypte. Uit de Bijbel weten we, dat het volk Israël in Palestina herhaaldelijk met die landen en volken in aanraking is geweest. Het volk Israël is nooit een geïsoleerd volk geweest, maar was met vele banden aan de hen omringende volkeren verbonden.
De systematische opgravingen in de wereld van het oude Oosten zijn eigenlijk pas in de vorige eeuw begonnen. Voordien waren de schatten, die onder het zand bedolven waren, voor de mensheid verborgen. Men wist nog wel, niet het minst uit de Bijbel, van het bestaan van die oude cultuurvolken af, maar dat was ook bijna alles.
In 1842 werd door de Franse regering een zekere Paul Emile Botta naar Mosoel, aan de bovenloop van de Tigris, gezonden om daar het oude Nineve, eenmaal de hoofdstad van de Assyriërs, op te graven. Reeds na enkele maanden vond hij de ruïnes van het paleis van de Assyrische koning Sargon.
In 1845 werd zijn arbeid voortgezet door Layard, die allerlei resten van de oude Assyrische cultuur aan de dag wist te brengen.
Van geweldige betekenis was de ontdekking van de grote bibliotheek van Assurbanipal, de Asnapar van de Bijbel (Ezra 4 : 10), die regeerde van 668 tot 626 voor Chr. Duizenden kleitabletten vielen de onderzoekers in handen, die hen op de hoogte brachten van de geschiedenis en de godsdienstige voorstellingen van de oude Assyriërs.
Deze oude Assyriërs schreven op tabletten, die gemaakt werden van klei en waarin met een stift hun z.g. spijkerschrift werd aangebracht. Toen dit schrift was ontcijferd stond een wereld van oude cultuur voor de geleerden open. Dat de ontdekking van deze oude cultuurschatten ook voor het Bijbelonderzoek van betekenis zijn, hoop ik later aan te tonen.
In 1850 begon men met het onderzoeken van het Zuidelijk gedeelte van de vlakte en begon men opgravingen in steden als Babel en Ur, en werd men nader ingelicht over het Oud-Babylonische rijk uit de tijd van Abraham en het Nieuw-Babylonische rijk uit de tijd van Nebucadnezer.
Ook de opgravingen in Egypte bleken van de grootste betekenis te zijn. Deze begonnen na de tocht van Napoleon tegen Egypte (1798—1801). Door deze tocht werd de belangstelling voor Egypte gewekt en de pyramiden onderzocht. Dit bleken koningsgraven te zijn, waarvan de binnenkant met een vreemd schrift, het z.g. hiëroglyphenschrift, beschreven waren. Toen de sleutel tot dit schrift gevonden was, stond ook de geschiedenis en de godsdienst van de oude Egyptenaren voor de onderzoekers open.
Tegelijkertijd vonden onderzoekingen plaats in Palestina en Syrië, die tot verrassende resultaten aanleiding gaven.
Het is niet mijn bedoeling een geschiedenis van de opgravingen te geven.
In de volgende artikelen wil ik slechts uit de opgravingen in de vlakte van de Eufraat en de Tigris, in Egypte en in Palestina datgene naar voren brengen, dat tot het het beter verstaan van het Oude Testament van betekenis is of wat ons in het Oude Testament vermeld wordt, bevestigd.
Het spreekt vanzelf dat de betekenis van de opgravingen veel groter is dan alleen in verband met de Bijbel. Echter gaat het ons vooral om die betekenis. Heel veel gewoonten en uitdrukkingswijzen, die tot nog toe niet begrepen werden, zijn door de opgravingen duidelijker geworden.
En wat in een tijd van Bijbelcritiek ook vooral van betekenis is, is dat door de opgravingen de waarheid van de Bijbel is bevestigd en veel critiek als dwaasheid is aan de kaak gesteld.
Zeker, ook zonder de opgravingen geloven wij in de waarheid van Gods Woord. Maar in een tijd van ongeloof en critiek op het Woord van God, heeft de Kerk een welkome steun voor haar geloof in de waarachtigheid van Gods Woord uit de opgravingen ontvangen.
B.J. Oosterhoff.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1952

De Wekker | 4 Pagina's

Rondom het Oude Testament XXXII

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1952

De Wekker | 4 Pagina's