Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rondom het Oude Testament XXXIII

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom het Oude Testament XXXIII

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ur der Chaldeeën. 1.
Een van de steden, waarmee we door de opgravingen enigszins nader kennis kunnen maken, is de oude stad Ur, de stad, waar eenmaal Abraham woonde en waaruit hij door God geroepen werd om te gaan naar een land, dat de HEERE hem wijzen zou.
Het was gelegen in het oude Babylonië, aan de westzijde van de rivier de Eufraat, vlak bij de Perzische Golf. Tegenwoordig liggen de puinhopen van het oude Ur meer dan 100 km van de Perzische Golf verwijderd, zozeer is dat water in de loop der eeuwen daar ter plaatse verzand. Maar in de tijd van Abraham lag het nog aan de Golf.
De ligging maakte deze plaats als vanzelf tot een belangrijke handelsstad. Door de Perzische Golf had het handelsbetrekkingen met Arabië en haar in de oudheid mijnrijke gebieden. Over land stond het in relatie met Kanaän en Egypte. Er liep een belangrijke handelsweg vanuit Ur in noordelijke richting langs de oever van de Eufraat totdat in het noorden de plaats Haran werd bereikt. Ook deze stad is ons uit de Bijbel niet onbekend. Hier heeft de familie van Terach, de vader van Abraham, zich gevestigd en daar woonde later Laban, bij wie Jakob lange tijd in huis is geweest.
Vanuit Haran boog de weg naar het zuiden via Damaskus en liep dan door Kanaän naar Egypte. Deze weg is ook Abraham gegaan, toen hij zijn familie moest verlaten om te gaan naar het land, dat de HEERE hem wees.
Een andere weg vanuit Ur naar Kanaän en Egypte liep rechtstreeks in oostelijke richting door de woestijn.
De opgravingen hebben ons geleerd, dat Ur een enorm oude stad is, wier geschiedenis teruggaat tot vóór 3000 jaar v. Chr. en dat ze lange tijd de belangrijkste stad van heel Z. Babylonië is geweest en zelfs over andere steden heerschappij heeft uitgeoefend. In de tijd van Abraham begon echter de belangrijkheid van Ur reeds af te nemen en had de stad de grootste bloeiperiode toen reeds gehad.
In Ur zijn de opgravingen begonnen in 1853 door de Engelsman Taylor. Hij bracht uit de puinhopen een oud paleis uit ongeveer 3000 v. Chr. en enige andere oude gebouwen aan het licht. Kort daarop werden de onderzoekingen stop gezet.
Na de eerste wereldoorlog werden ze echter weer voortgezet door het Brits Museum en vooral de opgravingen onder leiding van Woolley hebben tot resultaten geleid.
Door de opgravingen werd aan het licht gebracht een enorme tempeltoren, een z.g. zikkurat. Zo'n zikkurat was in Babylonië, wat in Egypte de pyramiden waren. Beide hadden ten doel om in een vlak land een kunstmatige berg aan te brengen. Maar terwijl de pyramiden in Egypte moesten dienst doen als koningsgraven, was de zikkurat een heiligdom voor de godheid, die men vereerde. Een zikkurat bestond uit verschillende verdiepingen, waarbij de volgende verdieping kleinere afmetingen had dan de voorgaande. Elke verdieping sprong dus ten opzichte van de voorgaande een stuk in en werd omgeven door een terras, waarop waarschijnlijk bomen stonden. Elke verdieping werd door een trap aan de buitenkant met de volgende verbonden.
Zo'n zikkurat zag er dus zo ongeveer uit als een toren, die door onze kinderen wel wordt gebouwd van kubussen van verschillende maat, waarbij de grootste onderaan wordt gezet en daarop die van de volgende afmeting, enzovoort.
Men heeft wel eens gezegd, dat we ook bij de torenbouw van Babel (Gen. 11) dan zo'n Babylonische tempeltoren moeten denken. Dat die toren dus dezelfde vorm heeft gehad als een zikkurat. Met zekerheid is dat natuurlijk nooit te zeggen, maar het zou niet onmogelijk zijn.
De Griekse schrijver Herodotus heeft ons een beschrijving gegeven van zo'n tempeltoren in Babel. Het onderste gedeelte was ongeveer 200 m lang en breed, daarop was een tweede toren en daarop een derde en zo acht toe. De opgang naar boven bevond zich aan de buitenkant. Halverwege was gelegenheid om uit te rusten en waren er zetels, waarop men een ogenblik kon gaan zitten op de reis naar boven.
In de bovenste toren bevond zich de eigenlijke tempel. Daarin stond een rijk versierde rustbank en daarnaast een gouden tafel. Een beeld was er niet in en het werd slechts bewoond door een vrouw, die, zoals de Babylonische priesters beweerden, door de godheid zelf uit al de vrouwen van het land was uitgekozen.
Van deze tempeltoren in Babel is zo goed als niets teruggevonden. Maar die van Ur is ons bewaard gebleven en verheft zich nu nog als een van de grootste historische monumenten van het land. Het spreekt vanzelf dat hij niet geheel ongeschonden is. De bovenste verdieping, de eigenlijke tempel, is er niet meer, maar is uit de resten, die er van gevonden zijn, nog goed te reconstrueren.
Zo kunnen we nog een goed beeld krijgen van de tempeltoren, die de stad en het land van Ur heeft beheerst in de dagen van Abraham.
De hele toren bestond uit vier verdiepingen en elke verdieping had een eigen kleur. De muren van de eerste verdieping waren wit, die van de tweede zwart, van de derde rood, terwijl het eigenlijke tempelgebouw daarboven blauw was. De betekenis van deze kleurensymboliek ontgaat ons. We weten ook uit de Bijbel, dat daar kleuren vaak een eigen betekenis hadden. B.v. de kleuren van het gewaad van de hogepriester of van het voorhangsel in tabernakel en tempel of van de paarden uit de visioenen van Zacharia (hoofdstuk 1 en 6). Het is niet altijd te zeggen wat de betekenis daarvan is. De kleuren van de paarden uit Zach. 6 schijnen op de windrichting te wijzen. Is dat hier bij de tempeltoren van Ur ook het geval? Of is misschien de blauwe kleur van het heiligdom ontleend aan de blauwe kleur van de hemel?
In de tijd van de Babylonische koning Nabonid, de vader van Belsazzar (Dan. 5), is de zikkurat van Ur verfraaid en uitgebouwd tot een toren van zeven verdiepingen.
Behalve deze tempeltoren is Ur verschillende tempels rijk geweest, wat door de opgravingen bewezen is. Van het Ur uit de dagen van Abraham kon hetzelfde gelden, als wat Paulus eenmaal opmerkte van het heidense Athene n.l. „alleszins godsdienstig". De dienst van de enig ware God was er verloren gegaan en zelfs van de familie van Abraham deelt de Schrift ons mee, dat ze andere goden hebben gediend (Joz. 24 : 2). Maar godsdienstloos was deze stad niet, zoals trouwens geen enkele stad uit de oudheid. Ook Ur legde daarvan duidelijk getuigenis af.
B.J. Oosterhoff.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1952

De Wekker | 4 Pagina's

Rondom het Oude Testament XXXIII

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1952

De Wekker | 4 Pagina's