Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De stam van Levi en de avondmaalstafel 6

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De stam van Levi en de avondmaalstafel 6

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En van Levi zeide hij: Uw Tumim en Uw Urim zijn aan den man. Uw gunstgenoot.Deutr. 33 : 8a.

De stam van Levi werd geheiligd voor den tabernakeldienst aan oor en voet.
Dat is opmerkzaamheid eenerzijds, en daadwerkelijkheid anderzijds.
Oor: dat is luisteren naar den Heere.
Voet: dat is wandelen en handelen voor den Heere.
Het luisteren is naar binnen gekeerd.
Het wandelen is naar buiten gekeerd.
Alle geestelijk leven van den echten stempel uit den Heiligen Geest begint niet met buitenwerk, maar met binnenwerk, niet met wandelen, maar met stil worden.
Eerst het oor, zoo was het bij den Leviet.
Eerst het oor — denk er eens even over na, hoe hier de eerstelingen des geestelijken levens beginnen te kiemen, voor wie dit verstaat naar den diepen zin der Schrift.
Hebt ge wel eens stilgestaan bij den bouw van uw oor en van uw oog?
Beide zijn kunstgewrochten van Gods scheppende majesteit en het eene wedijvert met het andere in fijnheid van constructie en in schoonheid van bouw.
Welnu, let er dan eens op, dat uw oor ligt naar binnen, en uw oog ligt naar buiten. Het oog vorscht naar zichtbare wereld. Hier is de begeerlijkheid der oogen, die de strikken spant op het pad der verleiding, waarin menig jong leven en — ook menig ouder leven is verward.
Maar het oor ziet niets, het luistert alleen, het merkt op, het geeft acht, het is meer in de wereld der onzichtbare dingen, dat het zich vermeit.
Hoe kan een schoon concert den kunstkenner boeien, wanneer hij niet let op het getal van de zangers, maar alleen maar met gesloten oogen niets anders doet, dan luisteren en al luisterend geniet.
Denk aan de man, die aan boord in zijn radiostation niets anders doet, dan luisteren, wat hij kan opvangen aan aethergolving, die hem de boodschap brengt, waaraan dikwerf het leven van duizenden hangt.
Is het wonder, dat alle geestelijk leven aanvangt met het oor, dat is met te luisteren, dat is met stil worden, dat is met opletten, wat God de Heere te zeggen heeft.
Ge kunt het zoo zien, dat, gelijk alle zonde begint met luisteren, zoo vangt ook alle herscheppend leven aan met luisteren.
In den hof begint de mensch zijn oor te wenden naar het woord der verleiding, en als de zonde de oorpoort eenmaal is binnengestapt, dan is de afstand gering, en wij lezen onmiddellijk, dat de oogpoort open gaat, want zoo staat er, en de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en begeerlijk om verstandig te maken.
Eerst luisteren: Is het ook, dat God gezegd heeft. Dat is de zonde!
Eerst luisteren: Spreek, Heere, want Uw dienstknecht en uw dienstmaagd hoort. Dat is de genade.
Denk aan Saulus: En ik hoorde een stem, die tot mij zeide: Saul — Saul wat vervolgt gij Mij ?
Denk aan Samuel in den onvergetelijken nacht van zijn jeudig leven.
Denk aan Lydia in de ure, toen zij acht nam, op hetgeen van Paulus gezegd werd.
Denk — ach, dat gij lezer of lezeres aan U zelf moogt en kunt denken en ook gij uw naam hier moogt noemen.
Zoo ja, dan zult gij iets kennen van de werkzaamheden des Heiligen Geestes aan uw ziel, die U wakker roepen uit uw zondeslaap.
Zegt de Heere Jezus niet: mijne schapen hooren mijne stem. Dat eerst. Het volgen, het handelen komt daarna, en het komt van zelf, als het eerste maar niet ontbreekt.
Zie, dan verstaan wij de geestelijke waarde van den regel uit onze psalmen:
Gij hebt mij naar Uw Woord,
Mijn ooren doorgeboord
En het lichaam toegerust.

Voor zulk een zwijgt al de drukte van het leven. Voor zulk een verdwijnt al de heerlijkheid van de wereld. Alle dingen schade en drek. Voor zulk een wordt er in den morgen der ontwaking maar één dierbaar en noodzakelijk, het is Jezus. Jezus alleen.
Wat morgen toch van Gods herscheppende genade, als een hoorend oor van den Heere ontvangen wordt en wij niet langer kunnen dwalen over de bergen van zooveel ijdelheid, waar wij alles alles kunnen vinden behalve den Heere. En dat is juist de pijn der ziel in zulke dagen, dat wij den Heere niet tot ons zalig deel kennen.
Het wordt zoo duidelijk, wanneer de Heere ons op den dwaalweg van ons leven zoekt, dan beginnen wij ook Hem te zoeken. Zulk een krijgt een diepe indruk van zijn ellende, van zijn smartelijk leven buiten en zonder God, dat hij zou sterven, als zijn ziel niet zou kunnen ademen in de hooge luchten van Gods vergevende liefde en genade.
Ik zeg niet, dat zulk een dadelijk zou durven zeggen Jezus eigendom te zijn om het lied van den Catechismus in te zetten: dat ik met lichaam en ziel beide in leven en in sterven niet mijns, maar mijn getrouwen Zaligmaker Jezus Christus eigen ben.
Maar dat er een schreeuw des harten, gelijk het hert schreeuwt naar de waterstroomen, een schreeuw naar de algenoegzamen God en Zaligmaker daarbinnen is ontwaakt, neen, dat zouden zij toch niet durven ontkennen zonder ontrouw tegenover den Heere en hun eigen ziel te zijn.
Welnu, dit is het geslacht van Levi onder den dag der Nieuw Testamentische bedeeling. Dit de stam onder de stammen, die gerechtigd is tot den disch des Heeren.
Het oor — hoe veel beteekenend is dit!
Wie in het gewone dagelijksche leven niet wil luisteren, de jongen niet op school, de leerling niet op de fabriek, de knecht niet op het karwei, van de zulken komt in het leven niets terecht.
En als gij mij vraagt, waarom er zoo weinig terecht komt van de kerk en van zooveel kerkelijk werk, ik geloof mij niet te vergissen, als ik zeg, dat men zijn oor afwendt van de ontdekkende prediking, zoodat de oppervlakkigheid zegeviert.
Er wordt nog wel gepreekt over bekeering maar er wordt vergeten dat aan velen moet gezegd worden, hoe onbekeerd ze zijn voor God. Ze spreken over bekeering, maar ze hebben het leven hunner ziel gevonden bij zich zelf, en bij een oppervlakkige godsdienst.
Er is hier en daar een staan rondom de Avondmaalstafel, zonder dat er een kennen is van de nooden der ziel.
Of zeg mij, is er een schreiende nood in de kerk, ook in onze kerk, om de eeuwige dingen?
Is er een diepe levensvraag geboren uit diepe levensnood naar gerechtigheid en zaligheid?
Is het niet veeleer zoo, dat, al is er nog een voldoende opgang naar Gods huis — wat ongetwijfeld te prijzen blijft — toch de diepte te veel ontbreekt?
De meeste kerkgangers zijn met weinig tevreden.
Het treft mij dikwerf, dat er in onzen tijd veel geklaagd en gemord wordt over allerlei sociale nooden en ongerechtigheden. Ik wil dit niet betwisten, en ik wil zelfs aannemen, dat aan de structuur van de sociale gerechtigheid nog wel het een en ander ontbreekt.
Maar treft het u niet, dat diezelfde menschheid, die het zoo druk heeft over al de sociale nooden en al die tekorten in deze maatschappelijke structuur, dat diezelfde menschen o zoo tam zijn en o zoo wonderlijk zwijgen over geestelijke nooden ?
Die nooden zijn er wel, zoo goed als dat er maatschappelijke nooden zijn. Maar deze geestelijke nooden — wel daarvan geldt het woord van den profeet; ze genezen de breuke mijns volks op het lichtst.
En kijkt nu alleen niet naar den hoek, waar al die predikers onder een afdak staan, want die kunnen met al hun nare zwaarheid evenmin het lichtend spoor des geestelijken levens vinden.
Geestelijk leven bestaat niet uit nare zwaarheid, maar uit heldere klaarheid.
Maar ik denk ook aan hen, die als wachtwoord in de prediking willen hooren: geloof, bekeering — belijdenis — Avondmaal — maar die nog niet weten van Urim en van Tumim.
Wat is dat?
Ook hier kan Levi's stam ons iets leeren.
Urim en Tumim zijn ook hier lichttoortsen, voor wie naar het onderscheidend element in de bediening des Woords zoekt.
Zoo b.v. een zware voorbereidingspredikatie en een al te lichtvaardige opvatting van de belijdenis der Waarheid is — om een beeld van Prof. Wisse te gebruiken — de paarden achter den wagen spannen.
Zou het mogelijk zijn, dat Tumim en Urim hier vergeten zijn?
Wij willen samen een onderzoek instellen, en wanneer het ons te doen, werkelijk te doen, is om de kennis der Waarheid en om de eenheid der liefde in Christus kan het niet anders, of wij vinden den weg, waarop wij niet alleen elkander, maar met elkander den Heere vinden.
Daarom nu Urim en Tumim!
Apeldoorn
J.J. van der Schuit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1952

De Wekker | 4 Pagina's

De stam van Levi en de avondmaalstafel 6

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1952

De Wekker | 4 Pagina's