Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de Kerkorde (117)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toelichting op de Kerkorde (117)

Kerkorde (117)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van het bepaalde in de Armenwet willen we nu in de tweede plaats iets zeggen over het verstrekken van inlichtingen.
In art. 13 van de Armenwet lezen we:
1. De besturen van de instellingen van weldadigheid zenden jaarlijks aan den armenraad en, bij gebreke daarvan, aan Burgemeester en Wethouders, binnen een door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken vast te stellen termijn, opgave van het aantal bedeelden en verpleegden, van de inkomsten uit bezittingen, makingen, collecten, subsidies of andere vrijwillige bijdragen alsmede van de uitgaven voor onderstand van allerlei aard, voor beheer en voor andere doeleinden gedurende het laatst afgeloopen dienst- en of kalenderjaar.
2. De besturen van de burgerlijke en gemengde instellingen verstrekken bovendien alle opgaven, door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken gevraagd.
3. De opgaven van het aantal bedeelden en verpleegden en van de uitgaven voor onderstand van allerlei aard worden verstrakt naar eene bij algemeenen maatregel van bestuur vast te stellen indeeling.
4. De opgaven, in dit artikel bedoeld, worden door den armenraad of door Burgemeester en Wethouder's gezonden aan onzen voornoemden Minister.
De in dit artikel genoemde algemeene maatregel van bestuur is het K.B. van 18 Juli 1912, S. 264.
Tegen het geven van de hier gevraagde inlichtingen bestaat geen bezwaar, omdat alleen gevraagd wordt opgave van het aantal ondersteunden. De Overheid vraagt geen namen. Bovendien wordt niet gevraagd, hoeveel ieder der ondersteunden ontvangt, maar alleen het totaal-bedrag, dat aan ondersteuning is uitgegeven. Het verstrekken van deze inlichtingen heeft vooral beteekenis voor de Statistiek van het armenwezen.
In art. 78, lid 1, is de strafbepaling opgenomen : De bestuurders van instellingen van weldadigheid, die niet of niet behoorlijk voldoen aan de voorschriften, vervat in de artt. 6, 12, 18 en 54, worden gestraft met geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. In verband met deze strafbepaling is het wenschelijk, zegt Jansen, Korte Verklaring van de Kerkorde, 3e dr., Kampen, 1952, blz. 124: „één der diakenen de verplichting op te leggen voor het doen van opgaven te zorgen, opdat bij eventueel verzuim niet alle diakenen gestraft worden". We merken hierbij op, dat zulks dan moet geschieden in de plaatselijke regeling van de diaconie, of in elke geval in behoorlijk gearresteerde notulen, en maar niet bij mondelinge afspraak.
Bij de opgave volgens art. 13 eischt de Wet dus niet een opgave van de namen en van het bedrag, dat ieder der ondersteunden ontvangt. Anders staat dit, indien aan de diaconie een opgave wordt verzocht volgens art. 12 van de Wet. Lid 1 van dit artikel luidt: De armenraad of de beheerder van het register van inlichtingen en, bij gebreke daarvan. Burgemeester en Wethouders wenden zich op verzoek van het bestuur van eene instelling van weldadigheid, bij welke door een arme ondersteuning is gevraagd, tot de besturen van de instellingen van weldadigheid, van welke redelijkerwijze vermoed kan worden, dat de arme aan haar steun heeft kunnen verzoeken, met de vraag, of aan dien arme door die besturen ondersteuning wordt gegeven en, zoo ja, in welken vorm en tot welk bedrag.
Bij gebreke van een armenraad, van een register van inlichtingen en van een burgerlijke instelling, kunnen Burgemeester en Wethouders die vraag stellen met betrekking tot een arme, die aan hen ondersteuning heeft gevraagd. Op de vraag, bedoeld in de beide voorgaande zinsneden, wordt binnen eene week schriftelijk geantwoord ....
Het gaat hier dus over gevallen, waarin, hoewel men reeds door een instelling ondersteund wordt, bijv. door de diaconie, toch nog om steun aanklopt bij een andere instelling.
In dit geval is opgave van naam en bedrag verplicht. In verband hiermede is van belang, wat Minister Heemskerk in de Memorie van Toelichting bij de ingediende Armenwet van 1912 zegt. We lezen in deze M. v. T.: „De kerkelijke armenzorg, de hulp van de geloofsgenooten onderling, is een interne aangelegenheid, waarvoor ter wille van de kieschheid, die te haren aanzien betracht moet worden, aan derden geen mededeelingen kunnen worden gedaan.
Dwang van de overheid tot het doen van eenige opgave is daarom op dit stuk niet wel toelaatbaar. De verhouding tegenover de overheid verandert evenwel, zoodra de arme door een verzoek om ondersteuning aan derden zijn toestand blootlegt. Zijn toestand krijgt dan een maatschappelijk karakter met het gevolg, dat de overheid zich met de zaak moet inlaten, voor zoover belangen, waarvoor zij heeft te waken, geraakt worden.
Op grond van dezen gedachtengang is de regeling aldus ontworpen, dat de kerkelijke instellingen van weldadigheid mededeelingen slechts behoeven te doen met betrekking tot armen, die mede van een andere instelling, niet behoorende tot dezelfde kerkelijke gezindte, ondersteuning ontvangen of hebben aangevraagd.
Tegen het geven van deze inlichtingen, als zij gevraagd worden, bestaat geen bezwaar. Weigering stelt weer aan strafvervolging bloot.
Behartigingswaard is in dit verband nog wat prof. dr H. Bouwman schrijft, Geref. Kerkrecht, I, blz. 593: „Evenwel moet de diaconie in zulk een geval ook overwegen of zij wel aan haar roeping heeft voldaan, en of het ook noodig is vermanend op te treden tegenover den persoon, die elders dan bij de diaconie aanklopte om steun. Maar nimmer mag het openbaren van den verleenden steun uitgaan van de diaconie."
Men handhave dus het beginsel, in Matth. 6 : 3, 4 ons voorgehouden, dat de namen en het bedrag nimmer opgegeven worden, behalve dan in de gevallen, in art. 12 der Armenwet genoemd

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 1953

De Wekker | 4 Pagina's

Toelichting op de Kerkorde (117)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 1953

De Wekker | 4 Pagina's