Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De nieuwe vertaling in Amerika

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nieuwe vertaling in Amerika

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik meen er goed aan te doen, in „De Wekker" op te nemen, wat ik reeds in „Getrouw", het Officieel Orgaan van de Internationale Raad van Christelijke Kerken heb geschreven, in het nummer van April.
Ik doe dit te meer, omdat hier een beweging achter schuilt, die wij niet gering moeten achten, en die niet zonder bedenking is voor onze Gereformeerde Kerkengroepen over het rond der Wereld.
Hier volgt dan mijn artikel:
In het nummer van Zaterdag 21 Maart van het dagblad „Trouw" schreef prof, Berkouwer een artikel, dat ik niet onbeantwoord mag laten.
Reeds zond ik een klein „ingezonden" naar de Redactie van „Trouw", waarin ik meldde, dat ik in „Getrouw" op dit schrijven van prof. Berkouwer nader zou terugkomen.
Het artikel van prof. Berkouwer is getiteld: „Felle strijd om een bijbelvertaling in Amerika".
In dat artikel wil prof. Berkhouwer met grote nadruk de zin onderstrepen: „elke niet verantwoorde bestrijding zal de weg tot bezinning meer en meer afsluiten".
Als ik het met deze uitdrukking ten volle eens ben, dan moge deze regel wel een toetssteen worden voor niemand anders, dan voor prof. Berkouwer zelf, die in zijn stuk verre is gebleven van een verantwoorde bestrijding.
Hij toch bestrijdt in dat stuk zeer sterk de persoon van Dr Carl McIntire, waarin hij de man heeft ontdekt, die van een rustige bezinning niets wil weten, en links en rechts klappen uitdeelt aan zijn tegenstanders, zonder zich rekenschap te geven, van wat van hem geëist wordt.
Prof. Berkouwer schrijft over McIntire:
„Zulk een bestrijding wekt uit de aard der zaak weer felle reactie van anderen, die vragen, of het dan in de bijbelvertaling niet gaat om allereerst serieus nemen, van wat er stáát in de tekst.
En met dankbaarheid nemen we er dan ook kennis van, dat b.v. in The Calvin Forum (een Chr. Reformed blad) gewaarschuwd wordt tegen oppervlakkige bespreking en behandeling (Henry Schultze) en er op gewezen wordt, dat het er om gaat niet, dat we precies vinden, wat wij graag zouden vinden, maar wat er stáát. Dát alleen is ware eerbied en men kan nog zo de lof zingen van het onfeilbare Woord, dat zal ook moeten blijken in de benadering, van wat er in dat Woord geschreven staat."
Hieruit concludeert natuurlijk elke lezer, dat McIntire de Bijbel gebruikt voor zijn liefhebberijtjes en noch met de tekst noch met de ernst van het onderzoek der Schrift rekening houdt.
Allereerst wil ik thans opmerken, dat ik tegenover deze „verantwoorde bestrijding" waarvan prof. Berkouwer gewaagt, deze regel stel: elke niet verantwoorde positieve houding bij de strijd om Gods Woord zal in de toekomst blijken het relativisme en het modemisme te steunen.
Ik ben mij bewust, dat alle Gereformeerde belijders de strijd willen aanbinden als zij overtuigd zijn, dat Gods Woord in geding komt.
Maar juist daarom neem ik het prof. Berkouwer kwalijk, dat hij de man, die in Amerika zich dag in dag uit zo grote moeite geeft om Gods Woord te handhaven tegen een heir van modernisten in een hoek wil drijven, waar hij niet wil gezet worden en niet mag gezet worden.
Het is mij niet mogelijk om op allerlei details in te gaan, die zo luk-raak door prof. Berkouwer worden aangesneden in zijn stuk.
Ik wil thans één bepaald punt bespreken, waaruit de lezer kan leren, wat hier aan de orde is en waaruit hij tevens kan zien, of McIntire een man is, die wij kunnen indelen bij hen, die een loopje nemen met een „verantwoorde bestrijding"!
Het betreft hier McIntire's zienswijze over Micha 5 : 1.
Hiervan zegt prof. Berkouwer: „hij (nl. McIntire) klaagt over een andere vertaling van Micha 5, waarbij b.v. duidelijk is, dat hij op grond van zijn argumentatie eveneens allerlei Orthodoxe auteurs uit Nederland treft, die er geen ogenblik aan denken de belijdenis van Christus te bestrijden."
Misschien kan het nuttig zijn, dat ik eerst nog wat laat voorafgaan. Ik kan zo begrijpen, dat prof. Berkouwer en hij niet alleen zich moeilijk kan vinden in een persoon, als Dr Carl McIntire. Het laveren is McIntire geheel vreemd. Met ongetemperde ijver gaat McIntire in tegen de geest van deze modernistische eeuw, die al meer de Christus der Schriften ons wil roven. Dit is iets, dat te weinig gezien wordt bij de beoordeling van deze strijder om Gods Waarheid.
Wie McIntire niet ziet tegen de achtergrond van het al meer voortvretend modernisme kan deze strijder onmogelijk een plaats gunnen. Wie daarbij gaat praten over Nederland en Nederlandse auteurs is afgezakt tot een vlakte, die in niets te vergelijken is bij het reusachtig berggevaarte in Amerika, dat de mannen van het positief Bijbel-geloof, waarvan McIntire een bekend vaandeldrager is, op hun weg ontmoeten.
Dat ook McIntire zijn zwakke zijden heeft, zal wel niemand willen ontkennen, die enigszins weet, hoe groot de moeilijkheden zijn, die bij de vertaling van een tekst aan de orde komen.
Wanneer het slechts over een critisch gedeelte der Heilige Schrift ging, als bijv. de lofverheffing van het Onze Vader, dat in de oudste handschriften ontbreekt, en waarop prof. Berkouwer in zijn beoordeling van McIntire wijst, zou zulk een heenwijzing naar de oudste handschriften nog iets kunnen zeggen, hoewel we heel dit tekstcritisch materiaal toch met de uiterste voorzichtigheid zullen te hanteren hebben.
Maar ofschoon dit tekstcritisch materiaal hier kan genoemd, het zijn toch gans andere dingen, die hier aan de orde zijn.
De strijd, die McIntire voert, en die meer waardering en meer steun verdient, dan in de becritisering door prof. Berkouwer wordt aangetroffen, raakt niet allereerst enkele critische punten, die de handschriften betreffen, maar raakt de historia revelationis, raakt de inhoud en de zin der ontwikkeling van de Gods Openbaring.
Wanneer het, vooral naar Gereformeerd belijden, in de Gods Openbaring, zowel van Oud als Nieuw Testament, gaat om de persoon van Christus, wanneer naar het woord uit de brief aan de Hebreën, God voortijds en op velerlei wijs tot de vaderen heeft gesproken door de profeten, zo hebben wij bij het naspeuren en bij het vertalen van het Woord Gods alom de Christus te zoeken en te vinden. Is Christus ons zelf niet hierin voorgegaan, toen hij de Emmaüsgangers heeft ingeleid in alles, wat van Hem te voren geschreven was in Wet, Profeten en Psalmen?
Wij zullen McIntire nooit verstaan, en wij zullen hem nooit een plaats kunnen gunnen, als wij hem niet plaatsen willen in dit licht van de historia revelationis.
In dit licht staat nu ook zijn strijd over Micha 5 : 2 (Holl. vertaling Micha 5 : 1).
De Nederlandse nieuwe vertaling luidt:
„En gij Bethlehem, Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen, die een heerser zal zijn over Israël, en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid. (Hebr. Olaam)."
Ik denk niet, dat McIntire tegen deze Nederlandse vertaling enig bezwaar zou maken.
Deze Nederlandse vertaling is immers geheel, als de Engelse vertaling, die McIntire van ganser harte aanvaart, en die luidt:
But, thou - Bethlehem Ephratah, though thou be little among the thousands of Judah, yet out of thee shall be come forth unto me, that is to be the ruler in Israel, whose goings forth have been from of old, from everlasting."
Maar waar strijdt McIntire tegen, als het geldt Micha 5 : 1?
Hij strijdt tegen een vertaling, die ondergraaft en ontwortelt de rijke inhoud ener geloofsovertuiging, waaruit de kerk aller eeuwen heeft geleefd, dat Jezus Christus van eeuwigheid tot eeuwigheid de Zoon des levenden Gods is.
Hij strijdt tegen een geestesgetij, dat in Amerika, èn door de nieuwe vertaling van Micha 5 : 1 èn door heel deze nieuwe vertaling zijn gift laat doorwerken, waarvan Micha 5 :1 een klein maar leerzaam voorbeeld is.
Ziehier nu hoe de Revised Standard Version, waartegen McIntire zijn ganse arsenaal in stelling brengt, deze tekst vertaalt:
„But you, O Bethlehem Ephrathah, who are little to be among the clans of Judah, from you shall come forth for me one who is to be the ruler in Israel, whose origin is from of old, from ancient days." (Hebr. Olaam.)
McIntire tekent hierbij aan: Volgens deze nieuwe vertaling had het kind van Bethlehem een oorsprong wel in het verleden, maar alleen beperkt tot de tijd.
Christus' eeuwig voorhistorisch bestaan en zijn Godheid wordt hier miskend.
Ik begrijp ten volle, dat niet alleen prof. Berkouwer, maar meerderen zullen zeggen, dat wij allereerst te maken hebben met wat er staat in de oorspronkelijke tekst, en dat geen dogma, en nog veel minder een dogmatisme een scepter mag grijpen om hier het laatste woord te spreken. Inderdaad wanneer McIntire zich hieraan schuldig maakte zou hij een scherpe critiek dubbel waard zijn.
Het gaat hier om de vertaling „ancient days" dagen, die lang in het verleden liggen. Is dat juist?
Is dit de zin van dit Woord uit Micha om Christus te begrenzen in de tijdmaat van het menselijk worden?
Of is hier iets aan de orde van het worden in de tijd, uit de diepte van de eeuwigheid, gelijk wij lezen van het Heilige, dat uit U zal geboren worden, zal Gods Zoon genaamd worden?
Onze Hollandse vertaling zowel de statenvertaling als de nieuwe vertaling spreekt hier van „de dagen der eeuwigheid". In het Hebreeuws staat hier het woord „Olaam" en het is naar eis der Schrift een verzwakking ja een miskenning, wanneer wij hier dit woord overzetten door „ancient days" of lang geleden dagen.
Het gaat bij Micha over de Heerser in Israël.
Het gaat over Denzelfde, als waarvan Jesaja sprak: Raad, sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst".
In Jesaja staat hier voor eeuwigheid een ander woord, dan bij Micha. Jesaja gebruikt het woord „Ad". Hij spreekt van „Abi Ad" „Eeuwige Vader".
Waarom heeft dit woord „ad" hier nu prae-historische betekenis ? Waarom neemt dit woord „ad" ons mee naar de diepte der eeuwigheid? Omdat het bepaald wordt door het subject, dat is God, want anders heeft dit woord „ad" zulk een eeuwigheidszin niet.
Wij vinden bijv. ditzelfde woord in Gen. 49 : 26, „de zegeningen Uws Vaders, gaan te boven de zegeningen mijner voorvaderen tot aan het einde van de eeuwige heuvelen". (Hebr. Horai ad.). Niemand neemt in Gen. 49 : 26 dit woord „ad" (eeuwig) in gelijke zin, als wanneer wij het vinden in Jesaja, waar deze profeet spreekt van „Vader der eeuwigheid". (Abi ad.).
Hieruit blijkt, dat een woord bepaald wordt door de zin der Schrift, door het direct subject, waarop het slaat.
Iets dergelijks is het nu ook met het woord „Olaam".
Ook dit woord heeft een tijdelijke betekenis, evenals het woord „ad". De betekenis moet ook hier bepaald worden uit de zin der Heilige Schrift en naar het karakter der historia revelationis.
Wanneer wij dit woord „Olaam" naspeuren, dan vinden wij in verschillende plaatsen van de Bijbel, dat het de betekenis heeft van een lang vervlogen tijd. Bijv. Deutr. 32 : 7, „gedenk aan de dagen van ouds (Olaam)".
Het wordt ook gebruikt met het oog op de toekomst om een langer levensduur uit te drukken, bijv. Ex. 21 : 6 waar gesproken wordt over een dienstknecht, die zijn heer eeuwig zal dienen. (Hebr. Le-Olaam — voor altijd). Bekend is de groetenis: „O koning, leef in eeuwigheid".
Hier zal elk de betekenis van dit woord „Olaam" verstaan. Hier is het steeds een tijdsbegrip.
Maar dit woord krijgt hoger zin en rijker inhoud wanneer het van God gebezigd wordt. Dan zal geen Schriftgelovige dit woord willen betrekken binnen de cirkel van de tijd.
Wij kennen het woord uit de psalm „van eeuwigheid tot eeuwigheid (Hebr. Mee-olaam-we ad ad Olaam) zijt Gij God". Zo lezen wij van „Eel Olaan is de eeuwige God. Gen. 21 : 33".
En als nu Micha de Christus Gods als Heerser beschrijft, als deze profeet de grootheid van de Messias wil voorstellen zou het dan tegen de Schrift of juist eis der Schrift en des Geestes zijn, om hier de eeuwige grootheid van de Christus te lezen?
Al is dit Bethlehem klein en veracht onder de duizenden van Juda, toch vindt Hij daar zijn oorsprong. Die niet slechts in de tijd, maar uit de diepte der eeuwigheid te voorschijn treedt.
Daarom is deze Amerikaanse vertaling van „ancient days" een miskenning van de grootheid van Christus, en een verzwakking van de tekst, neen, erger, een miskenning van de zin der Schrift. Zij doet aan de Schrift geen recht.
Dat prof. Berkouwer dit niet onderkent in de scherpe critiek, die hij op McIntire uitoefent, blijf ik hem kwalijk nemen.
Ik verwijs ten slotte nog naar onze kanttekening.
En wanneer deze Kanttekening ons niet genoeg zegt dan zou ik willen wijzen op twee uitspraken: één van Dr. H. Bavinck en één van Dr J. Ridderbos.
Bavinck schrijft over deze tekst in zijn dogmatiek blz. 277 tweede druk waar hij handelt over het leerstuk der Drieeenheid. Daar spreekt hij over Christus zoals Hij voortgebracht is als het afschijnsel van Gods heerlijkheid en het uitgedrukte beeld zijner zelfstandigheid. Bavinck gaat verder in deze woorden:
„In Micha 5 : 1 is een verwante gedachte uitgedrukt. De Heerscher over Israël, die eens uit het kleine Bethlehem zal voortkomen bestaat reeds van ouds. Zijne uitgangen als Heerser, van God uit, zijn reeds van de dagen der eeuwigheid. Hij was Heerser van eeuwigheid. Hij heeft dit getoond in de geschiedenis van Israël en zó komt Hij eens zichtbaar uit Bethlehem te voorschijn. De benaming Zoon Gods, op de Messias toegepast, gaat ongetwijfeld uit van de theocratische betekenis dezer uitdrukking in het Oude Testament."
Vervolgens is van betekenis de korte verklaring der Heilige Schrift „De Kleine Profeten" door Dr J. Ridderbos.
Deze schrijft, dat het „Olaam" nog niet zegt, dat het bestaan van Christus aan de schepping, aan die lang vervlogen tijd, voorafgaat. Hetzelfde dus als wij naar de Schrift gevonden hebben in zake „Olaam", als een woord, dat naar het grijs verleden heenwijst.
En nu laat ik Dr. Ridderbos zelf aan het woord:
„Aan de andere kant ligt er ook niet in, dat de Messias zijn oorsprong vindt in de tijd ná de schepping. Ook voor het aan de schepping voorafgaande bestaan Gods wordt hetzelfde woord gebruikt. Ps. 90 : 2. Voorts is duidelijk, dat onze uitspraak iets zeer bijzonders inhoudt. Men doet haar b.v. geen recht wedervaren *) als men er slechts in leest, dat het Bethlehemietische geslacht, waaruit de Messias voortkomt, overoud is. Immers, waartoe dit gezegd, daar van andere geslachten hetzelfde geldt?
Daarom moet de bedoeling zijn, dat zijn eigen persoon reeds van ouds (en dus lang vóór zijn in vers 2 beschreven geboorte) bestond.
Hierop wijst ook het contrast, dat bestaat tussen de twee delen van het vers. Uit het kleine Bethlehem gaat uit hij, die een heerser zal zijn. En uit Bethlehem „gaat uit" hij, wiens „uitgaan" veel verder dan Bethlehem terug gaat.
Dit kan niet anders betekenen, dan dat zijn oorsprong, zijn herkomst (want daarop ziet het „uitgaan uit Bethlehem" en dus ook het „uitgaan uit de oudheid) ver achter zijn geboorte ligt. Hierin ligt duidelijk opgesloten, dat hij een bovennatuurlijk wezen is.
Dit betekent nog niet, dat hier met klare woorden wordt gesproken over zijn Godheid en over zijn eeuwige generatie door de Vader.
Veeleer geeft de profetie aangaande dit alles slechts een vage aanduiding. Beschouwen we echter ons woord in het licht der ganse Schrift, vooral van het N. T., dan zien we, dat die eeuwige generatie van de Zoon de diepe waarheid is, die hier achter schuilt, terwijl onze profetie nog slechts een tipje oplicht van de sluier, die haar bedekt."

Aan dit woord heb ik niets toe te voegen.
Het is een ere-saluut voor Dr McIntire, die nooit anders heeft bedoeld, dan wat Ridderbos hier schrijft.

*) Vetdruk is van mij.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1953

De Wekker | 4 Pagina's

De nieuwe vertaling in Amerika

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1953

De Wekker | 4 Pagina's