Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ten afscheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ten afscheid

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder dit opschrift schrijft Ds. Nederlof in „Kerkblad voor het Noorden" van 23 April het volgende: Wanneer dit stukje in ons Kerkblad verschijnt, zal de Classis Leeuwarden inmiddels hebben beslist over mijn ontslagaanvrage en slechts enkele dagen later valt het afscheid van de Chr. Geref. Kerk te Dokkum.
Thans acht ik de tijd gekomen, nog iets te schrijven over mijn aanvaarding van het beroep van de Christian Reformed Church te Houston B.C., Canada.
Uit de aard der zaak spreken bij de aanvaarding van elk beroep persoonlijke redenen des harten het beslissende woord.
Men kan slechts tot een beslissing komen, als men van harte overtuigd is, de weg des Heeren te gaan.
Dit neemt echter niet weg, dat de Kerk er wel recht op heeft, iets meer te weten van de beweegredenen, die tot een beslissing leidden, temeer wanneer die beslissing betekent een afscheid van de kerk, die eens de lastbrief uitreikte.
In het kort wil ik op het volgende wijzen:
De Chr. Ref. Church is de voortzetting van de Chr. Geref. Kerk die tot stand kwam door de emigratie van Afgescheidenen in de vorige eeuw. Sindsdien heeft deze kerk Nederlanders uit onderscheiden kerken van Geref. belijdenis opgenomen, ook uit de kerken, die door de Doleantie zijn ontstaan.
Dat kan niemand de Chr. Ref. Church verwijten, zolang wij staan achter het bezwaarschrift van 1892, waarin het verwijt tot de Dolerenden wordt gericht, dat zij zich niet bij de Chr. Geref. Kerk hebben gevoegd, maar eigen kerken geïnstitueerd. Welnu, wat de Dolerenden in 1886 in Nederland niet hebben gedaan, dat hebben zij in Amerika wel gedaan.
Tot deze kerk zijn de meeste van onze emigranten uit de laatste 60 jaren gaan behoren. Ook thans zijn in Canada velen van onze emigranten in deze kerk opgenomen. Daar, waar geen Old Chr. Ref. Church bestaat of te vormen is, zelfs op advies van onze synode.
Nu heeft deze kerk in Canada in enkele jaren zich geweldig uitgebreid: van 13 kerken in 1947 tot omstreeks 120 thans. Er ontstond dus een zeer groot gebrek aan predikanten, dat vanuit de Ver. Staten niet kon worden vervuld.
Op aandrang der immigranten is men er in 1952 toe overgegaan predikanten uit Nederland te beroepen. En omdat er immigranten uit onderscheiden kerken in Nederland tot de Chr. Ref. Church behoren, ook Chr. Geref. en zo mogelijk andere orthodoxe predikanten uit Nederland te beroepen.
De kerk vóór de gehele Geref. gezindte wil ook gediend worden door predikanten uit die gezindte. Dat kan vanwege de eenheid in belijdenis: de 3 formulieren van Enigheid.
Het is sinds lang mijn vaste overtuiging, dat onze kerken zich van medewerking aan de verwezenlijking van dit ideaal niet mogen onthouden. Nu bestaat een gelegenheid, die enkele jaren geleden, zelfs in het synodejaar 1950, nog niet denkbaar was en bij afwijzing van beroepen, over enkele jaren wellicht niet meer bestaat, om ons beproefd en geliefd beginsel der afscheiding, dat ook de oorsprong der Chr. Ref. Church is, in Canadese kerken uit te dragen.
Deze kerken hebben een grootse toekomst en een heerlijke opdracht om in het zich ontplooiend leven van het nog wordende Canadese volk tot een licht te zijn.
Toen nu, voor mij onverwacht, de kerk van Houston een beroep op mij uitbracht, heb ik dit gezien als een beroep op de Chr. Geref. Kerken, om mee te bouwen aan wat we, overeenkomstig onze belijdenis, toch niet anders dan Christus' Kerk mogen achten. En ik acht het een genade des Heeren, dat men op mij dit beroep uitbracht.
Men weet van mij, dat ik, bij alle respect voor de overtuiging en ijver van de broeders der Old Chr. Ref. Church, het onjuist acht, dat zij tot zelfstandige kerkstichting zijn overgegaan.
Onze belijdenis (art. 28—29) wijst een andere weg. Calvijn heeft ons geleerd (onlangs heeft de Wekker het nog gebruikt tegen de afscheiding door ds. v. Minnen) dat men zich eerst mag afscheiden van een kerk, wanneer zij een valse geworden is, en dus evenmin een tegenkerk mag stichten, ook al zijn er „gebreken en ellendigheden" in haar te vinden.
Deze lijn volgt ook de Acte van Afscheiding en tegenover Kuyper's pluriformiteitsleer, die van de belijdenis afweek, hebben onze vaderen dit in 1892 vastgehouden.
Daarom heeft ook Ds Janssen jarenlang voor correspondentie met de Chr. Ref. Church gepleit, zowel hier als bij zijn bezoek aan de synode in Amerika.
Hij heeft mijn belangstelling voor deze kerk gewekt.
Voor mij is hier de belijdenis in geding. En om diezelfde belijdenis, waarom ik hier Chr. Gereformeerd ben, heb ik het beroep aanvaard naar de Chr. Ref. Church. Nu kan men wel opmerken, dat dit alles theorie is en niet overeenkomstig de practijk.
Maar al wat in mij is, verzet zich er tegen, dat wij als kerken wel met de mond in de belijdenis zouden roemen, maar haar consequenties zouden afwijzen, omdat ze niet passen bij de gedienstigheden van de practijk.
Ik ben geen Kuyperiaan, juist daarom keer ik mij tegen een pluriformiteitsgedachte, die het vanzelfsprekend schijnt te achten, dat er aparte kerkformaties komen voor degenen die „de oude waarheid beminnen", naar specifieke opvattingen.
Wij mogen nooit kerk voor één „richting" willen zijn, dan worden we secte.
We mogen nooit kerkje spelen, want de kerk is niet van ons, maar van Christus.
Daarom heb ik persoonlijk deze consequentie getrokken uit de belijdenis mijner kerken, ook waar synodale bepalingen niet toelieten, op dezelfde wijze als in Nederland van standplaats te veranderen. Bovendien laten de artt. 4 en 5 van onze kerkorde overgang van en naar een andere kerk in bijzondere omstandigheden toe.
Het is dus zo, dat ik het beroep van de Chr. Ref. Church heb aanvaard, om daar als drager en vertegenwoordiger van het beginsel onzer kerken te arbeiden.
Over de bezwaren, die bij ons bestaan tegen 1905 heb ik gecorrespondeerd en men heeft mij geantwoord, dat men mij juist als Chr. Geref. predikant beroepen had en wenste te ontvangen. Indien men van mij gevergd zou hebben. Gereformeerd te worden, in Kuyperiaanse zin, dan zou ik dit beroep niet hebben willen overwegen.
Want aan het beginsel, de leer onzer kerken, die mij lief zijn, hoop ik mijn leven lang getrouw te blijven. Er is dan ook alle beweringen van anderen ten spijt, geen sprake van, dat ik Gereformeerd geworden ben of zal worden. Ik ga naar een kerk, die noch aan de onze, noch aan de Geref. kerken in Nederland gelijk is en mij aanvaardt op grondslag van de 3 Formulieren v. E.
En ik ben er diep van overtuigd, dat ik hiermee aan de waarachtige eenheid der ware Christ.-gelovigen, een dienst mag bewijzen. Dus ga ik wel de Chr. Geref. Kerken in Nederland verlaten, maar niet: er mee breken of uittreden. Ik blijf Chr. Gereformeerd.

Het bovenstaande was door een onderhoud bekend aan de Redacteur van „De Wekker".
Desondanks verscheen, na mijn aanvaarding van het beroep, van zijn hand een artikel, waarin gezegd wordt, dat een predikant, die een beroep aanneemt naar de Chr. Ref. Church een leer aanvaardt, die hij hier bestreden heeft.
Het verwondert mij niet, dat Wekker-lezers daaruit opgemaakt hebben, dat ik Geref. geworden ben en de leer der veronderstelde wedergeboorte aanvaard heb. Een golf van verdachtmaking is veroorzaakt, die persoonlijk leed en krenking van de eer als dienaar van Christus heeft teweeggebracht.
Van bevoegde zijde is mij verzekerd, dat Prof. v.d. Schuit zijn artikel reeds geschreven had vóór ik het beroep van Houston had ontvangen en dat dit dus niet op mijn geval betrekking had.
De Redacteur weet, welke indruk hij gewekt heeft en hem is verzocht te overwegen, of het zedelijk verantwoord was, de indruk, dat genoemde bewering een veroordeling van mijn daad was, te laten voortbestaan. Tot nu toe heeft De Wekker over deze zaak verder gezwegen.
Wel zijn over de kerkrechtelijke zijde duistere dingen gezegd, die geen oordeel inhouden, maar wel suggereren, doch de eens gegeven diskwalificatie is blijven bestaan.
Dit zwijgen over de waarheid van mijn positie t.o. de Ger. leer behoort tot persmanieren, die ik in ons kerkelijk orgaan niet verwacht had.
Over verschil van inzicht blijft altijd discussie mogelijk, zelfs felle polemiek. Thans echter staat tussen De Wekker en mij het negende gebod. En verder wil ik met geen woord meer op deze onverkwikkelijke zaak ingaan.

Aantekening van de Redactie.
Wij laten de persoonlijke zienswijze van Ds. Nederlof inzake zijn gaan naar de Chr. Ref. Church in Canada voor zijn rekening.
Wij moeten echter ten sterkste betreuren, dat Ds Nederlof hier het 9e gebod in geding brengt, omdat hiervoor geen enkele reden bestaat.
Wij hebben in De Wekker niet anders laten spreken, dan de Synodale bepalingen, die én Confessioneel én Kerkrechtelijk onze positie als kerken hebben gestipuleerd tegenover de Chr. Ref. Church.

De commissie van Redactie,
Prof. J.J. v.d. Schuit,
Ds. W. Kremer,
Prof. L.H. v.d. Meiden,
Ds. J.C. Maris.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1953

De Wekker | 4 Pagina's

Ten afscheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1953

De Wekker | 4 Pagina's