Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geen vrees

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen vrees

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

...voor wien zou ik vrezen? Ps. 27 : 1c.

Over angst en vrees is al heel wat geschreven. Er is velerlei verband tussen het leven om ons en de angst in ons.
Iemand schreef: elke angst is in wezen ....feitelijk doodsangst.
Adam kende geen angst in de staat der rechtheid. Toen hij gevallen was, deed de dood zijn intree en daarom de angst. De mens was zijn God kwijt; de hemel ging boven hem dicht; de hel stond open. De angst was benauwend.
Angst én losgescheurd zijn van God houden verband. Waarom vrezen wij, in diepste zin altijd, de dood? Omdat wij vrezen voor God te verschijnen. Wij zijn van nature mens zonder God en zonder Christus. En de angstige mens kent geen troost.
En toch is dit troostvol leven, midden in de stormen van deze tijd, te verkrijgen. David mocht er van zingen in Psalm 27.
Wij weten niet wanneer David deze Psalm heeft gedicht; in elk geval in een tijd van strijd, vss. 1—6; 13, 14. Ook daaruit blijkt de eenheid van deze Psalm.
David zingt: voor wien zou ik vrezen?
Er is anders nog al wat om te vrezen.
Dichtbij de grenzen van ons vaderland dreigt een verwoestend leger. Boven ons kunnen de atoombommen losbarsten. In ons eigen leven woedt de zonde, daarom ook de ziekte. Zouden wij een bepaalde kwaal in ons omdragen? Kanker misschien ? Zouden wij spoedig kunnen sterven ? Zal de Rechter van hemel en aarde ons dan verdoemen?
En zo kunnen wij voortgaan om aan te duiden dat er zo ontzaglijk veel is waarvoor of voor wie wij vrezen. Hoe kan dan David zingen: voor wien zal ik vrezen?
En in vs 3: ofschoon mij een leger belegerde, ik zou niet vrezen! En in Psalm 23 : 4: Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen. En in Psalm 46 : 3: Daarom zullen wij niet vrezen, al veranderde de aarde hare plaats en al werden de bergen verzet in het hart der zeeën. Het is nog al wat. Noem zulk een mens.maar gelukkig! Hij is verlost van de benauwende doodsangst; doodsangst vanwege onze breuk met God.
Waarom kan David zo zingen? Is daar hechte grond voor? Is dit geheim ook vandaag, in onze benauwende dagen, nog te leren?
Het woord „voor wien zou ik vrezen", staat tussen twee andere gedeelten: 1e De HEERE is mijn Licht en mijn Heil. En 2e: De HEERE is mijn levenskracht. Daarom kan hij zingen: voor wien zou ik vrezen! En: voor wien zou ik vervaard zijn.
Geen vrees in de nacht der-zonde. De duistere machten zochten David te verdelgen. Denk alleen maar aan de vervolgingen tijdens Saul en aan de opstand van Absalom.
Het slangenzaad keerde zich tegen het theocratische koningshuis, tegen den Christus, het Vrouwenzaad.
De dood bedreigde David dag na dag. Als zondaar lag hij onder de vloek der wet en de toorn Gods; de eeuwige straf bedreigde ook hem. Gelijk wij bedreigd worden. God is licht. Hij heeft het licht geschapen. Hij verdrijft de duisternis. Hij gaf zijn Zoon, het Licht der wereld.
En David heeft dat Licht leren kennen, het levenslicht; het leven in gemeenschap met de levende God; het leven in gemeenschap met Jezus Christus, het Licht des levens.
En door het geloof mocht hij „mijnen": de HEERE, de God van het verbond der genade, is mijn Licht. In Christus wandelt hij op het lichtpad naar de eeuwige lichtstad. Eerst ging hij de doodsweg naar de hel, maar nu gaat hij met vaste schreden de weg van het licht. En dan wordt het mijn recht genoten, wanneer wij in dat licht wandelen.
In een oud Joods geschrift luidde een voorschrift voor de priester: gij moet in de nacht de weg naar het altaar (om het vuur brandende te houden) alleen bij het licht van het altaarvuur gaan. (Hij mocht geen lamp meenemen).
Wanneer wij onze lampen thuis laten en wandelen bij het licht van het altaarvuur hebben wij niets en niemand te vrezen.
Geen vrees in de levensnood. Er is ontzaglijk veel levensnood, vss. 2, 3, 12.
David had vele bestrijders. De grootste nood is wel de doodsdiepte der ellende. In die diepte wordt geleerd wat het heil des HEEREN is.
Denk ook maar aan Jona in de vis. Als alle wegen van redding zijn afgesloten, leert Gods kind dat er een weg open is: de weg naar boven, de weg der genade; de weg van het heil in Jezus Christus, die Zelf de doodsdiepte is ingegaan, onder vloek en toorn, met de schuld van Zijn volk beladen.
Hij kende zijn angsten, Matth. 26 : 37, 38. Hij heeft geleden onder een gesloten hemel en bij een geopende hel. Hij stierf de vloekdood. Hij is de Vloekdrager en heeft de vloed der zonde weggedragen.
Daarom is er heil, leven, gemeenschap met God. Daarom behoeft David niet te vrezen. Deze Heiland is zijn deel; hij weet: de HEERE is mijn Heil.
Als de levensnood zeer hoog stijgt; wanneer de doodsnood dreigt te verzwelgen, wat is het dan een zaligheid te weten: de HEERE is mijn Heil; in Jezus mijn Heiland.
Denk u in, lezer, dat gij in de laatste ramp bedreigd werd door het verzwelgende water en gij de diepte had kunnen ingaan zonder vrees, met de zalige wetenschap: de HEERE is mijn Heil! Zou dat geen onuitsprekelijke troost geweest zijn?
Ja, David heeft grond om te betuigen: voor wien zou ik vrezen? Voor spoken vreest hij zeker niet.
Geen vrees in de levensstrijd. David heeft veel strijd en heeft vele bestrijders gekend. Vele vijanden stonden tegen hem op; zijn eigen kind keerde zich tegen hem. Tegenpartij ders en valse getuigen stormden op hem aan, vs. 12.
Maar hij vreesde niet, want de HEERE was zijn levenskracht, zijn levenssterkte, zijn levensburcht, waarin hij altijd veilig is, Ps. 91 : 1, 2.
Gelukkige stervelingen, die zo hun weg mogen gan. Zij zijn de pelgrims naar het Vaderland der rust, waar geen vrees, geen angst meer is. De laatste vijand is overwonnen door Jezus Christus, die ook de angsten der zijnen ten volle geleden heeft.
Wanneer de Heilige Geest zondaren herschept en God door dit werk zondaren brengt tot het „niet vrezen" dan werpt Hij ze vaak in grote angsten, zodat ze leren: ik lig gekneld in banden van de dood, daar de angst der hel mij alle troost doet missen.
In de doodsdiepte en in de doodsnacht leren ze ook: duizend zorgen, duizend doden kwellen mijn angstvallig hart. En in die doodsellende leren ze ook verstaan: 'k was uitgeteerd In die weg leren wij verstaan dat er geen licht te vinden is buiten God, dat er geen heil is buiten de Borg en dat wij alleen door Israels God kunnen staande blijven.
De Heere laat zijn kinderen niet in de „benauwende vormijzers"; Hij redt hen uit, stelt hen in het licht, in de ruimte en doet hen blijmoedig voortgaan en strijden in de levenskracht, welke zij in hun God hebben.
Op deze wijze moeten de angsten, de benauwheden medewerken voor Gods kinderen ten leven; door zulke „nauwe baringskanalen" voert de Heere de Zijnen.
Hier leren zij reeds hoe de HEERE alle vrees kan uitsluiten en uitsluit; straks zijn ze boven, waar geen angst meer kan binnentreden.
Laat de dood dan naderen, zij weten te leven tot in eeuwigheid.
Lezers, verstaan wij dit wondere geheim? Of is uw leven nog een angstleven?
Leer bedelend knielen met de bede uit Psalm 25: Heere, maak mij Uwe wegen, de wegen van licht en heil en kracht, ook mü bekend.
En gij, benauwde zielen, zoekt het heilgeheim van „geen vrees", te verstaan, Ps. 35 : 3.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1953

De Wekker | 4 Pagina's

Geen vrees

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1953

De Wekker | 4 Pagina's