Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pastorale brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pastorale brieven

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste Vriend!

Vóór mij op tafel ligt een vel wit papier; en ge weet het al wel zo'n beetje: als ik zo'n vel vóór me zie liggen, dan danst me de pen in mijn vest-zakje om op dat vel te gaan glijden; maar thans zit ik in een moeilijkheid: ik weet niet goed hoe te beginnen, hoe te eindigen; ik ben te vol ....
Want de dingen die nog zo vers in mijn geheugen liggen vervullen mij maar al te zeer. Daar hebt ge allereerst onze Synode, en dan te midden van die dagen ons onvergetelijk dubbel jubileum. Wat een avondster is dat mogen worden ! O, wat is de Heere een Ontfermer; en dat voor een volk dat niets in zichzelf omdraagt dan onwaardigheid.
Mijn Echtgenote en ik zijn er meer dan „vol" van, hoe we van God en mensen zóó veel goeds en liefelijks hebben mogen ondervinden. Allereerst rijze daarbij op het loflied aan de God onzes levens. En dan ook aan allen die ons op zo velerlei wijze hebben verrast en verkwikt door hun hartelijke en hoogst gewaardeerde belangstelling, liefde en dank. Het is niet wel doenlijk, om ieder persoonlijk daarvoor een dankbrief te schrijven. We mogen het dan wel doen langs deze weg. Eén ding sta voorop: inderdaad de belangstelling was groot; maar onverdiend. Niet alleen wegens het vele; neen elk blijk is onverdiend. O, beste Vriend, ik wil heel nuchter zijn en toegeven dat ik nog wel eens heb mogen medearbeiden tot iets goeds of ook wel heerlijks in 's Heeren dienst en Kerk; maar dat was toch alles alleen genade. De Heere kan ieder gebruiken; en Hij heeft niemand nodig. En als we daar iets van mogen gewaar worden, dan smelt de ziel weg vóór God, bij elke, vooral bij bijzondere bemoeienis. Het is zo waar en uit de ervaring van het geestelijk zieleleven gezegd door onze Ds (prof.) Kremer toen hij mij op de Synode toesprak, en zeide: hier zijn twee factoren te constateren n.l. verkiezing en genade. Wat zei ik daar „amen" op. Ja die Synode! De bladen schreven, dat ik daar gehuldigd ben. Nu het zij zo. Maar in elk geval mijn ziel is er zeldzaam door verkwikt, neen mijn beste Vriend, dat moet je zelf meemaken om zo iets te kunnen waarderen; de Synode dat is dus in haar de Kerk, en dat die dan vertolkt: om 's Heeren wil zijn we met u verblijd en willen we u dat op deze gedenkdag doen blijken. Het was verrukkelijk. Openlijk zeg ik ook namens mijn Echtgenote daarvoor de Synode, en heel de Kerk in haar officieel Orgaan, ons blad, hartelijk dank.
En dan, sta mij toe, nog een woordje apart voor en namens mijn beste vrouw, die bij dit alles niet kon tegenwoordig zijn; maar aan wie de Synode een telegram zond dien dag van warme felicitatie; en ten top steeg mijn verrukking toen de volgende dag zij mij mededeling deed (waar ik niets van wist) dat namens de Synode haar een prachtig bloemstuk was gezonden. Neen dat was te veel, om daar niet allergevoeligst onder geroerd te worden. Nooit kunnen we zo iets vergelden. Zolang ik nog kan hoop ik mijn laatste krachten aan die Kerk te wijden. De Heere zegene haar uit Sion, nu en eeuwig.
Wat ik in mijn gesproken dankwoord aan de Synode die dag zeide wil ik hier nog eens herhalen, n.l. op de vraag vanwaar hebt ge middellijkerwijs uw lust, energie enz. om nog altijd voort te arbeiden? daarop antwoord ik, en dat antwoord gelde voor al Gods knechten: twee zaken spreken hier mede als bronfactor ; n.l. als men weten mag: we hebben een Zender en we hebben een boodschap. Werk dit thema zelf nu maar eens uit, dan komen we waar we wezen willen: aan de voeten van onze gezegende Koning, waar we alle kroon van waardering, liefde, achting, zegening enz. in aanbidding nederig wensen neer te werpen.
Lieve vriend en broeder, meer dan ooit zou ik bij deze gelegenheid u willen vragen en in u al de broederen: o, vergeet toch in uw gebeden Gods knechten niet, allen, niet één uitgezonderd. Want allen verkeren in één opzicht toch in 't zelfde geval; n.l. ze hebben alleen een boodschap als de Heere Zelf hun die geeft, en hen daartoe met genade-wijheid bedient, gedrongen door de liefde van Christus, en van Zijn Geest doorvloeid. In die voorbede mogen hopelijk ook bijzonder worden opgenomen onze benoemde nieuw-professoren. Wat hangt er voor School en Kerk en toekomst ontzaglijk veel af van wat deze zullen presteren. Nu raad ik u, praat en bepraat nu s.v.p. weinig, maar bid te meer. Onze Kerk staat of valt (is gezegd) met de bevindelijke prediking, laten we maar zeggen met een bearbeiding welke al of niet vol van geest en leven zij. En zie dat is iets hetwelk in zijn diepste wortel niet geleerd kan worden dan op de Hoge School des hemels. De eigenlijke leerstoel, zei Augustinus, staat in de hemel. Zo is het. Wel kan hier middellijk veel aan toegebracht worden, of we ons met hart en zin toeleggen op de naspeuring van de Godsgeheimen des geestelijken levens. Waartoe ik drie zaken bijzonder zou willen aanbevelen; n.l. lees veel practicale zielsontdekkende en vertroostende onderwijzende en bestierende godgeleerde werken; ten tweede: zet u ootmoedig neder aan de voeten van Gods door- en ingeleide volk; daar kunt ge veel te weten komen van de gangen van Gods Geest; en ten derde en bovenal: zoek dagelijks en gedurig de Heere in 't verborgene, daar maakt God hemelse wijsheid bekend. De Heere vervulle allen met dit genadegoed.
En wat had ik thans nog al meer te schrijven. Maar 't blad is al weer volgekomen.
Ontvang met allen nogmaals de warme dank van mij en mijn geliefde Echtgenote; tevens onze wederkerige heilbede en hartelijke groeten in de Heere.
Ik zit thans in Enschedé; als gast voor een paar dagen, waarop de Synode niet vergadert, bij onvergelijkelijk lieve vrienden. Op mijn ambtsjubileum-dag zelf, 11 Sept., heb ik daar voor een talrijke schare een tijdrede mogen houden, en op Zondagavond 13 Sept. een predikbeurt waargenomen, waaraan de liefelijkste herinneringen voor mij verbonden blijven, met name wegens de allerhartelijkste toespraak na de preek, door een der beminnelijke dienaren dier gemeente. Ds. Hilbers; en tevens wegens de hartelijke zegenbede, ook daar door de gemeente mij toegezongen. Ik ga nu weer weg en het gaat mij na en onder dit alles in zekere zin als een onzer ook „zwarte" en toch blanke broederen: en hij reisde zijn weg met blijdschap.
En nu dit briefje niet in de kachel werpen, omdat ik zoveel over mezelf had te schrijven. Want bedenk dan mijn omstandigheden, mijn hart is te vervuld van heilsbespiegelingen dan dat ik zou kunnen en mogen zwijgen; maar maak dan de Heere met mij groot.
De Heere zegene u.
Mede namens mijn Echtgenote, uw u toegenegen Vr. en Br.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1953

De Wekker | 4 Pagina's

Pastorale brieven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1953

De Wekker | 4 Pagina's