Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een biddend adventsverlangen 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een biddend adventsverlangen 2

Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden. Keer om, mijn liefste, wordt gij gelijk een ree, of een welp der herten op de bergen van Bether. Hooglied 2 : 17.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat een fijne beeldspraak in het laatste gedeelte van dit Schriftwoord. Wie kent de snelheid van de Gazelle en wie meet de vlugheid van het herten jong, wanneer deze beide hun pad zoeken over de bergen en snellen langs diepe kloven of springen over brede afgronden.
Want dit is bedoeling bij het tekenschrift der bergen van Bether.
Deze uitdrukking „Bergen van Bether" heeft de uitleggers moeite gekost. Er zijn er, die spreken van geurende bergen, en brengen dit in verband met wat wij lezen in Hooglied 4:6: „Totdat de dag aankomt en de schaduwen vlieden, zal ik gaan tot de mirreberg, en tot de wierookheuvel".
Anderen, zoals bijv. onze Statenvertalers, lezen dit meer als een eigennaam, als een plaatsbepaling en de Kanttekening denkt aan de bergen van Gilead, die rijk aan wild waren en zeer gezocht voor de jacht.
Het lijkt mij echter toe, dat die verklaarders het dichtst bi,i de juiste bedoeling van de tekst zijn, die de zeventigen volgen, d.w.z. de vertaling van het Oude Testament in het Grieks door zeventig Joodse geleerden, en die deze plaats overzetten „bergen der holten",
„bergen der kloven".
Prof. Dr. Aalders in zijn commentaar op het Hooglied vertaalt daarom „gekloofde bergen". Misschien was het ook wel juist, of nog juister om van bergen der scheiding te spreken, gelijk Luther doet in zijn vertaling.
Het woord „Batar", waarvan dit woord „Bether" is afgeleid betekent: snijden, afsnijden, splijten, en doet dus wel direct denken aan een afstand, die te niet gedaan moet worden.
De bruid uit het Hooglied ziet dus een scheiding tussen haar en haar Bruidegom, haar Beminde, en nu stelt zij zich een bergland voor en ziet daar de diepe kloven, de bijna onoverbrugbare ravijnen, gelijk wij ze allen kennen, die wel eens in Zwitserland geweest zijn, en bij de verschillende ,,bergschluchten" hebben gestaan.
Wat een afstand! Wat een verwijdering! Wat een pijnlijke scheiding!
Kent gij wel die scheiding, waarvan de Heilige Schrift op zo menige bladzijde spreekt? Zegt de Heere niet tot Zijn volk: maar uwe ongerechtigheden maken een scheiding tussen ulieden en tussen uwen God, uwe zonden verbergen het aangezicht van ulieden, dat Hij niet hoort.
Wat neemt God het nauw met de zonde! Wat kunnen wij het kwaad vergoelijken, bedekken. Maar wanneer zonde werkelijk zonde wordt, wat voelen wij dan een pijnlijke en een diep smartelijke scheiding, die als aan het gebeente knaagt.
Zie, dat is niet het allerergste, dat die bergen der scheiding er zijn, maar dat ze niet gezien worden, dat ze niet neerdrukken, dat ze het hart niet als dat van de bruid dringen tot zoeken, tot verlangen, tot heimwee.
O die smart der scheiding, dat wij van nature kinderen des toorns zijn, gelijk als alle anderen, en dat wij midden in de dood liggen. Ja waarlijk hier zijn bergen met diepe rotskloven. Wij kunnen er niet overheen.
En let er nu eens op, want het is niet .zonder geestelijke waarden! Niet de bruid zegt en spreekt haar zelf moed in; ik kan er best overheen komen. Niet haar komen tot haar bruidegom, maar het komen van de bruidegom tot haar is de enige hoop, maar ook de enige blijdschap, die haar ziel verrukken kan.
Het is zo echt als naar het leven der vromen, die het reisvalies zelf niet kunnen pakken, en dan op stap gaan, maar die veeleer leven bij de bede „Heere spreek tot mijn ziel, ik ben uw heil alleen".
Gelijk een ree of een hertenjong, zo snel verwacht zij haar bruidegom!
Ja waarlijk, de Heere bezoekt Zijn kinderen en geen weg is hem te zwaar en geen pad is hem te moeilijk.
Als wij niet bij Hem kunnen komen, dan kan Hij nog wel bij ons komen.
Als wij niet over die hoogten van schuld en over die afgronden van ongerechtigheid kunnen komen, zo is voor de liefde van de onze Borg en Goël niets te moeilijk. Hij ging op en over die bergen van scheiding. Hij nam de gestalte eens dienstknechts aan. Hij wilde een hemel vol heerlijkheid prijs geven om langs donkere paden te gaan, ja de kruisheuvel op te gaan.
Dat was de donkerste berg. Maar Hij kon er over heen en Hij moest er over heen om te kunnen komen bij de poorten Uwer ziel, en U zo innig teder in te fluisteren: Ik heb U liefgehad met een eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met koorden der goedertierenheden. Neen, onze Hemelse bruidegom blijft niet op een afstand. De verlossingen Gods zijn sneller, dan de vlugheid der gazelle en de spring van het jonge hert. Als de herders tobbend hun pad gaan, zijn de serafs al op weg, om het lied te zingen, dat hun de hoogste blijdschap brengt. Als Simeon in de tempel wacht, dan is dit niet te vergeefs, en zijne ogen hebben de zaligheid gezien.
Wat ure der zielsverheuging als de zalige ontmoeting gekend wordt, dat de Heere de scheiding wegneemt, en Hij uw ziel zo liefelijk omhelst. Geen bergen van Bether meer, maar vlakke velden, waar uw ziel als een kind wordt gespeend.
Als Gods volk terugziet over zijn levenspad, en stil staat bij zoveel moeite en strijd, bij zoveel, dat het angstig hart tot God verheffen deed in smart, dan moeten zij toch belijden, dat de Heere gekomen is over bergen van vrees en smart.
Wonderlijk toch die verrassingen Godes.
Wonderlijk toch, dat komen over die bergen van Bether!
Wij weten geen weg meer. Maar Hij weet altijd de weg, en Hij komt langs paden, die wij niet geweten hebben en langs wegen, die wij niet gekend hebben.
Maar Hij komt, onverwacht, want de verrassingen Godes zijn vele. Daarom nimmer de bede verleerd: wend U tot mijn ziel genadig.
Zo wordt het straks kerstfeest, om de Koning nog eens in Zijn schoonheid te groeten.
Bergen van Bether; — bergen van scheiding zijn er vele, maar de blijdschap in de Heere is er niet minder, maar allicht nog meer, nog tederder om. De bruid, die het langst heeft gewacht, heeft de pijn van de scheiding wel het meest gevoeld, maar heeft de tederheid der ontmoeting het diepst geproefd.
Een wachtende bruidskerk is zo schoon, als zij het wachten maar niet verleert, maar bij brandende lampen steeds weer opwaakt: Kom, Heere Jezus, ja kom haastelijk.
Straks voor ons nog één berg van Bether, één berg der scheiding, nog één donkere kloof. Hoe komen wij erover? Niet wij komen, maar Hij, onze trouwe bloedbruidegom, haalt ons, baalt ons over, haalt ons thuis.
Wij zullen Hem eens zien, die meerder is dan Salomo, komend over de bergen van Bether, en uw vege lippen stamelen: „mijn liefste" en gij hoort het van zijn lippen: vrees niet. Ik ben de uwe, en gij zijt voor eeuwig de mijne.
Nog slechts één scheidingsuur en dan
de dag der erekroning.
Eén scheidingsuur en dan,
de vreugd in Vaders reine woning.
De goudgesnaarde harp, de zegevierende palm.
En tot in eeuwigheid de dank en gloriepsalm.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1953

De Wekker | 4 Pagina's

Een biddend adventsverlangen 2

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1953

De Wekker | 4 Pagina's